Plan: | Laurenskwartier |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1022Laurenskwrt-oh01 |
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Het plangebied Laurenskwartier maakte vanaf de late prehistorie deel uit van een omvangrijk moerasgebied waar veenvorming plaats vond. Bewoningssporen uit de periode van het begin van de moerasvorming, de Bronstijd (2000-800 voor Christus) zijn uit het plangebied niet bekend. De oudst bekende vondsten dateren uit de periode voorafgaand aan de veenvorming, het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). In die periode werden gunstige plekken in het landschap zoals rivierduinen en rivieroevers door de mens uitgekozen om te verblijven. Aardewerk en vuurstenen werktuigen uit deze periode zijn aangetroffen tijdens het archeologisch onderzoek in het tracé van de Willemsspoortunnel in Rotterdam, tussen 1988 en 1992. De spoortunnel volgt min of meer de benedenloop van de gedempte Rotte tussen Pompenburg en Oudehaven. De Rotte is als afwateringsriviertje van het veengebied vermoedelijk ontstaan in de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling). Op de oevers van het riviertje verbleven vanaf die tijd mensen. Bij archeologisch onderzoek in het plangebied zijn vondsten en bewoningssporen ontdekt uit de IJzertijd (verspoeld materiaal), de Romeinse tijd (resten van een huis en een crematiegraf langs de Rotte, tegenover de Laurenskerk) en de Middeleeuwen (verspoeld materiaal uit 8e - 9e eeuw, bewoningssporen op diverse plekken uit de 10e -12e eeuw).
De vondsten en sporen uit de 8e-12e eeuw kunnen gerelateerd worden aan de in 1028 en 1050 historisch vermeldde nederzetting Rotte, die ook een kerk bezat. De prestedelijke nederzetting, die langs beide oevers van de benedenloop van de Rotte lag, werd in de 12de eeuw verlaten na overstromingen, die tot diep landinwaarts reikten. In de 13e eeuw werd het overstroomde gebied door de aanleg van dijken van noord naar zuid stap voor stap weer bewoonbaar gemaakt. Op en langs de dijken concentreerde zich een groot deel van de bebouwing. Langs de Maas kwam uiteindelijk rond 1270 een gesloten dijkfront tot stand, doordat de Rotte ter plaatse van de Hoogstraat werd afgedamd. De dam verbond de dijken van wat nu heet de Korte Hoogstraat en de Oostzeedijk. De dam bevindt zich volledig in het plangebied. In de dam werd tussen 1270 en 1870 een complex uitwateringssluizen in stand gehouden, waarvan de resten nog gedeeltelijk in de bodem aanwezig zijn. Rotterdam ontstond langs de dam (Hoogstraat) en langs twee straten parallel aan de binnenbedijkte Rotte (De Lombardstraat en De Oppert). In 1340 kreeg de nederzetting stadsrechten. In 1358 werd de stad al fors uitgebreid. Het plangebied omvat de gehele oudste kern van de stad en een groot deel van de Middeleeuwse stad in de omvang van 1358.
In het plangebied bevinden zich zes terreinen waarvan bekend is dat zich belangwekkende archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze terreinen staan op de 'Lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen in de gemeente Rotterdam' en zijn beschermd op grond van de Archeologieverordening Rotterdam 2009.
Het enige Middeleeuwse gebouw in het plangebied dat het bombardement van mei 1940 overleefde, is de 15e-eeuwse Grote- of Sint Laurenskerk. Tijdens het puinruimen werden de meeste funderingen van gebouwen uitgebroken en werd de bovenste 2 meter ter plaatse van nieuwe weg- en leidingcunetten puinvrij gemaakt. Delen van het plangebied werden opgehoogd of juist afgegraven. Bovendien werd het stratenpatroon voor een deel verlegd. Zo kreeg het oostelijk deel van de Hoogstraat een noordelijker ligging. Door de wijzigingen in de topografie moet er ook rekening mee worden gehouden dat onder de moderne waterbodems van bijvoorbeeld Het Steiger, de Delftse Vaart en het Stokviswater een deel van het 'bodemarchief' nog aanwezig is.
Ondanks de genoemde ingrepen, zo is door het archeologisch onderzoek aangetoond, kunnen dus vooral de dieper gelegen, in de slappe ondergrond weggezakte, ophogings- en bewoningslagen uit de stadsperiode nog intact in de bodem aanwezig zijn. Op sommige plaatsen bevinden die lagen zich tot wel 10 meter onder de oppervlakte. Het betekent dat ook onder moderne gebouwen met parkeergarages delen van het 'bodemarchief' intact in de bodem aanwezig kunnen zijn. Onder de middeleeuwse lagen met bewoningssporen vanaf de 8e eeuw, kunnen zich in de diepe ondergrond bewoningssporen uit de Romeinse tijd of uit de prehistorie (met name de IJzertijd en de Steentijd) bevinden.
Naar aanleiding van het bovenstaande zijn binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vier regimes te onderscheiden ten aanzien van de borging van archeologische waarden:
Voor het hele plangebied, uitgezonderd de Archeologisch Belangrijke Plaatsen, geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter beneden het maaiveld, danwel dieper dan de huidige keldervloeren en leidingcunetten, ongeacht de oppervlakte.
Voor de zes in het plangebied aanwezige Archeologisch Belangrijke Plaatsen geldt dat behoud van de archeologische waarden in situ (in de bodem) voorop staat, conform de bepalingen in de Archeologieverordening 2009 en de door het College van B&W vastgestelde Lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen. Het gaat om de nummers 19 tot en met 23 en 26 van de lijst, zoals hieronder omschreven:
nr. 19. Terrein met de resten van een deel van de dam in de Rotte en het bijbehorende sluizencomplex, gelegen onder de Hoogstraat, ter weerszijden van de spoortunnel / Binnenrotte.
nr. 26. Terrein met de resten van een deel van de stadsmuur met toren, de fundering van de Schiedamsepoort en de gedempte stadsgracht (van dit terrein valt een klein deel binnen het plangebied).
Voor beide terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte.
nr. 20. Terrein van de Grote- of Sint Laurenskerk en directe omgeving, waarin veel graven aanwezig zijn.
Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte.
nr. 21 t/m 23. Verschillende terreinen met pre-stedelijke bewoningssporen uit de Romeinse tijd en de 10e-12e eeuw. Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter beneden het maaiveld, ongeacht de oppervlakte.
Zie ook de Archeologiekaart in de bijlage van de toelichting.