direct naar inhoud van 5.3 Huidige watersysteem
Plan: Oude Westen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1012OudeWesten-oh01

5.3 Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

In het oostelijk deel van plangebied bevindt zich oppervlaktewater: de Westersingel. In de directe nabijheid liggen verder drie singels: ten noordwesten van het gebied ligt de Essenburgsingel, ten westen de Heemraadssingel en ten zuiden singels in het Museumpark. Met behulp van oppervlaktewatergemalen wordt het oppervlaktewater van de genoemde singels op een vast peil gehandhaafd. Alle voornoemde singels hebben een peil op NAP -2,40 m. Meerdere keren per jaar treden bij hevige neerslag de riooloverstorten in werking, zie ook 5.3.4. Hierdoor stijgt het peil in de singels aanzienlijk. Overtollig water uit de Essenburgsingel en Heemraadssingel worden via het Vroesenpark afgevoerd op het Noorderkanaal. Water uit het Museumpark en de Westersingel wordt direct op de Nieuwe Maas afgevoerd. Bij een te laag peil of bij verversing van het oppervlaktewater, zoals na een overstort, wordt water ingelaten vanuit de Coolhaven en de Delftse Vaart.

Voor het gehele Centrum van Rotterdam geldt een wateropgave. In 2015 dient er 38.000 m3 extra
waterberging gerealiseerd te zijn en in 2050 totaal 50.000 m3.
Een groot gedeelte van deze opgave wordt ingevuld met de volgende maatregelen (buiten het
plangebied):

  • Een ondergrondse waterberging nabij het Museumpark, ad 10.000 m3.
  • Een ondergrondse waterberging op het Kruisplein, ad 2.400 m3.
  • Het centraal station wordt voorzien van een gescheiden rioolstelsel.
  • De afvoercapaciteit vanuit de Westersingel (rioolgemaal en oppervlaktewatergemaal) wordt
    vergroot.

De rest van de wateropgave wordt gezocht in het toepassen van groene daken en waterpleinen.
Deze maatregelen zijn ook toepasbaar binnen het plangebied.

5.3.2 Grondwater

Het maaiveld binnen het plangebied varieert globaal tussen NAP + 0,60 m en NAP - 1,20 m. In het plangebied zijn de grondwatergegevens van een zevental peilbuizen gebruikt om een beeld te krijgen van de grondwaterstand in het gebied. De ontwateringsdiepten (hoogteverschil tussen grondwaterstand en maaiveld) variëren gemiddeld van 1,00 meter tot 2,00 meter en meer. Een minimale ontwateringsdiepte van 0,80 m wordt aanbevolen. De conclusie luidt dat er geen grondwateroverlast is te verwachten.

Doordat de ontwateringsdiepte lokaal groot is, is er wel kans op grondwateronderlast. Om te bepalen of gebouwen hiervoor gevoelig zijn, is nagegaan welk type fundering er in de wijk is toegepast. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de bebouwing in en rond het plangebied is gebouwd op houten palen. Bij te lage grondwaterstanden is er een risico dat de paalkoppen van de fundering droog komen te staan en is er een kans dat ze gaan rotten. Dit wordt bevestigd door het onderzoek dat Rotterdambreed is uitgevoerd naar gebieden waar kans op problemen bestaan voor houten paalfunderingen: het plangebied en de omgeving vallen binnen het risicogebied. Daarnaast kan een lage grondwaterstand zettingen veroorzaken door oxidatie van veen en leiden tot verdrogingsschade bij groen.

5.3.3 Waterkering

Het plangebied ligt geheel binnendijks en op afstand van hoofd- en secundaire waterkeringen. De primaire kering voor de Nieuwe Maas, die deel uitmaakt van dijkring 14, ligt ruim 500 meter ten
zuiden van het plangebied.

Waterveiligheid
Voor de waterveiligheid wordt gekeken naar het risico voor overstroming. Risico is de kans van optreden van een overstroming, vermenigvuldigd met de gevolgen. De kans wordt bepaald door de normfrequentie die voor de dijkring en boezemwaterkeringen is vastgesteld. Voor dijkring 14 is deze overschrijdingskans 1/10.000 jaar, wat inhoudt dat de kering beschermt tegen hoog water dat gemiddeld eens per 10.000 jaar voorkomt. De boezemwaterkering (langs de Schie) heeft een norm van 1/1.000 jaar.
Voor de gevolgenkant zijn meerdere aspecten van belang, zoals de afstand tot de waterkering,
de maaiveldhoogte in het gebied en de economische en maatschappelijke “waarde” in het gebied.

Het plangebied ligt ten oosten en noorden van de boezemwaterkering (Schie), waardoor de stroomsnelheid en de directe gevolgen bij een nabij gesitueerde doorbraak groot kunnen zijn. Het maaiveld in het gebied ligt tot ca. 1 meter onder het boezemwaterpeil, waardoor er een grote kans op grote schade is.
Om een indicatie te geven van de overstromingsdiepte in het gebied bij een doorbraak van de primaire kering (Nieuwe Maas) kan gebruik gemaakt worden van overstromingskaarten van de provincie Zuid-Holland. De provincie heeft voor de gehele provincie berekend hoe het gebied kan onderlopen en welke overstromingsdiepte op elke locatie bereikt kan worden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1012OudeWesten-oh01_0003.png"

Figuur Overstromingsrisico (bron Provincie Zuid-Holland, overstromingsrisicokaart)

Doordat de berekening niet alleen voor het plangebied zelf is uitgevoerd, is het detailniveau echter beperkt. Wel blijkt duidelijk dat wanneer de kering van de Nieuwe Maas doorbreekt er grote kans is op schade. Uit bovenstaande kaart blijkt dat de overstromingsdiepte rondom het plangebied tot ca. 2 meter kan bereiken. Doordat de normfrequentie voor de primaire waterkering op 1 keer per 10.000 jaar ligt, is het risico van een overstroming zeer beperkt.

5.3.4 Riolering

Het plangebied ligt binnen riooldistrict 9 (Centrum). In dit gebied ligt voornamelijk een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat zowel huishoudelijk afvalwater als regenwater wordt opgevangen en via één stelsel naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) wordt afgevoerd. Het rioolwater vanuit het plangebied wordt afgevoerd door rioolgemaal Westersingel. Dit water wordt uiteindelijk naar AWZI Dokhaven getransporteerd.
Vanwege een beperking van de capaciteiten van de riolering, rioolgemalen en de AWZI en om wateroverlast op straat te beperken, liggen er riooloverstorten tussen de riolering en het stedelijk oppervlaktewater. Deze treden in werking bij hevige regen, wanneer de aanvoer naar het riool hoog en de capaciteit te beperkt is. Dit heeft als gevolg dat op die locaties met neerslag verdund rioolwater op oppervlaktewater wordt geloosd. Doordat rioolgemaal Westersingel de mogelijkheid heeft om rioolwater direct naar de Nieuwe Maas te pompen, de zogenaamde overstortbemaling, wordt het aantal overstorten naar de singels in het gebied beperkt gehouden.
Het regenwater uit het plangebied wordt afgevoerd naar de AWZI, Nieuwe Maas of via de riooloverstorten naar de Westersingel en/of het oppervlaktewater in het Museumpark.