direct naar inhoud van 6.9 Flora en Fauna
Plan: Pernis
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1009Pernis-oh01

6.9 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:

categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;

categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;

categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.

Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam een ecologische onderzoek uitgevoerd (Quickscan Flora en Fauna Bestemmingsplan Pernis d.d. 01-06-10).

Indien er negatieve effecten optreden op gebieden die beschermd zijn in kader van de Natuurbeschermingswet (Natura 2000) of deel uitmaken van de EHS zijn mogelijk aanvullende voorwaarden van kracht. Het projectgebied ligt echter niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet of onderdeel uitmaakt van de EHS van Zuid-Holland. Aanvullende beschermingsmaatregelen zijn niet nodig.

Flora

Vanwege het karakter van het projectgebied (woonwijk, met daaromheen sportvelden en weiland) en daarmee de sterke menselijke beïnvloeding is het onwaarschijnlijk dat er hier geschikte groeiplaatsen voor strikt beschermde plantensoorten aanwezig zijn onwaarschijnlijk. Bij de uitvoering van de werkzaamheden hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden.

Fauna

De meeste van de mogelijk voorkomende diersoorten, zijn beschermd onder de eerste beschermingscategorie van de Flora- en faunwet. Het betreft hier o.a. soorten als egel en mol, waarvoor een algemene vrijstelling geldt voor het vestoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.

Aanwezigheid van een aantal strikt beschermde soorten is voor het gebied Pernis niet op voorhand uit te sluiten. Het gaat dan om soorten uit de soortgroep vleermuizen, vogels en vissen. In een groot deel van de deelgebieden zijn oudere gebouwen aanwezig die potentieel geschikt zijn voor vleermuizen (aanwezigheid scheuren, kieren, spleten). De combinatie met kleine groenelementen als tuinen en boomgroepen maakt het gebied aantrekkelijk als leefgebied voor o.a. gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Bomenrijen binnen Pernis kunnen gebruikt worden als vliegroute en sportvelden en volkstuinen als groter foerageergebied.

Uit de soortgroep vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen zijn o.a. huismus en gierzwaluw in de woonkern te verwachten. In diverse deelgebieden zijn oudere gebouwen aanwezig waar deze soorten nesten in kunnen maken. De vele kleinschalige groenelementen (zoals tuinen, hagen, struweel) kunnen dienen als foerageergebied voor de huismus. Nesten van gierzwaluw kunnen aanwezig zijn onder dakpannen en daklijsten van bebouwing. Beide soorten zijn jaarrond beschermd. Andere vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen die in Pernis kunnen worden verwacht zijn roofvogels als sperwer, spechten en mogelijk uilen. Deze zullen zich echter voornamelijk ophouden in de grotere groengebieden rond de woonkern (zoals sportvelden, weiland en volkstuinen). Een beschermde vissoort die potentieel in watergangen in Pernis aanwezig kan zijn betreft de kleine modderkruiper. Vanuit de omgeving rond Pernis kan deze soort zich verspreiden naar watergangen binnen het bestemmingsplan. Aangezien de soort steeds meer wordt aangetroffen in variërende biotopen is de soort hier niet op voorhand uit te sluiten.

Conclusie

In de bouwplanfase is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van beschermde soorten. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen in Pernis waarvoor op basis van de Flora- en faunawet een ontheffing moet worden aangevraagd. Omdat in Pernis wel geschikte leefgebieden voor een aantal beschermde soorten aanwezig zijn is het voorkomen van deze soorten niet uit te sluiten. De aanwezige natuurwaarden leveren geen beperkingen of randvoorwaarden op voor de ruimtelijke ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt.