direct naar inhoud van 5.4 De wateropgave
Plan: Pernis
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1009Pernis-oh01

5.4 De wateropgave

5.4.1 Oppervlaktewater

Conform de keur van het Waterschap Hollandse Delta moet voor het uitbreiden van het verharde oppervlak met meer dan 250 m2 een vergunning worden aangevraagd. Een voorwaarde voor het verlenen van een vergunning is dat de versnelde afvoer bij voorkeur wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Zo kan ongewenste peilfluctuatie en wateroverlast door hevige neerslag beperkt worden. Waterschap Hollandse Delta hanteert hierbij de vuistregel dat de toename aan verharding gecompenseerd moet worden met de aanleg van 10% van die hoeveelheid aan wateroppervlak. Bij het realiseren van nieuw oppervlaktewater geldt als voorwaarde dat dit niet mag leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit.

Op basis van het bouwplan neemt het verharde oppervlak toe met maximaal 28.525 m2. Deze toename van de verharding moet met 2.853 m2 nieuw wateroppervlak gecompenseerd worden. Dit is een "worst-case" benadering waarbij ervan uit is gegaan dat de sportvelden op het Robbenoordterrein volledig als kunstgras wordt uitgevoerd en dat dit als verhard oppervlak moet worden gezien, het gaat dan om 15.700 m2 toegevoegde verharding. In de realisatiefase van de verschillende ontwikkelingen zal nog nader moeten worden bekeken hoeveel compensatie voor de toegevoegde verharding er werkelijk nodig is.

Daarnaast wordt een aantal te dempen watergangen volledig gecompenseerd. Het gaat in totaal om 1123 m2 watergang, hiervan komt 100 m2 voor ontwikkellocatie 12 (MFC) en 1023 m2 voor ontwikkellocatie 5 (Robbenoord terrein). In totaal moet er voor de verschillende ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Pernis maximaal 3.976 m2 aan extra wateroppervlak worden gecreëerd. Voorwaarden die aan dit nieuwe oppervlaktewater worden gesteld zijn:

- het dient binnen het desbetreffende peilgebied te worden aangelegd.

- het dient aangesloten te worden op het bestaande watersysteem.

In plaats van aanleg van nieuw oppervlaktewater kan ook bestaand oppervlaktewater (binnen het peilgebied) worden verruimd of verbreed. Als watercompensatie binnen hetzelfde peilgebied niet mogelijk blijkt dan kan in overleg worden gecompenseerd in een lager gelegen peilgebied.

Binnen het plangebied liggen twee peilgebieden met een NBW wateropgave van 2000 m3. Deze wateropgave betreft het voorkomen van inundatie. In het NBW is bepaald dat stedelijk gebied maximaal 1 maal per 100 jaar mag inunderen. Pernis voldoet daar niet aan. Het is aan te raden deze wateropgave ook mee te nemen bij aanpassingen van het oppervlaktewatersysteem. In het Deelgemeentelijk Waterplan Pernis (2005) wordt aanbevolen om extra wateroppervlak en natuurvriendelijke oevers te creëren op ontwikkellocatie 5, het Robbenoordterrein.

5.4.2 Grondwater

Door de afwezigheid van watergangen in het noordelijk deel van Pernis zijn hier de grondwaterstanden relatief hoog. Doordat de verharding in het gebied toeneemt, wordt de infiltratie van hemelwater beperkt. Hierdoor kan het grondwaterpeil nabij de nieuwe verharding lager worden. Door de huidige beperkte ontwateringsdiepte, is de kans op grondwateronderlast beperkt. Daarnaast kan er, indien er onder het gebouw kelders of kruipruimtes worden gebouwd kans zijn op barrièrewerking. Door constructies onder de grond die haaks staan op grondwaterstromingen (vanuit de Nieuwe Maas de polder in) kunnen lokaal pieken of dalen in het grondwaterpeil ontstaan. Indien er ondergrondse constructies worden gebouwd, kan nader onderzoek bepalen in hoeverre deze effecten te verwachten zijn.

5.4.3 Waterkering en waterveiligheid

Door de ontwikkeling van detailhandel en horeca zal de waarde van het gebied toenemen, waardoor het risico (kans x gevolg) toeneemt. De kans dat er grote hoeveelheden water in het gebied blijven staan is op basis van de gebiedseigenschappen relatief hoog. Een tweede aandachtspunt is de ligging van het plangebied ten opzichte van de waterkering. Doordat het plangebied dichtbij de kering ligt, is de waarschuwingstijd bij een doorbraak nabij het plangebied miniem en zal de stroomsnelheid bij de doorbraak hoog zijn.

Delen van de kern- en beschermingszone van de waterkering liggen in het bestemmingsplangebied. Indien er werkzaamheden uitgevoerd worden binnen de kern- of beschermingszone is een Keurvergunning vereist. Een deel van de ontwikkelingen op locatie 1 en 15 (Madroelpark en Deijffelbroekselaan) is voorzien binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. Binnen deze zone zijn ontwikkelingen alleen toegestaan met een vergunning van het waterschap. Belangrijke aspecten bij het verkrijgen van deze vergunning zijn:

  • Wat wordt er ontwikkeld
  • Raakt de ontwikkeling alleen de beschermingszone, of ook de kernzone
  • Hoe diep gaat de ontwikkeling de bodem in
  • Wanneer wordt er met de werkzaamheden aangevangen
  • Wat zijn de fysieke eigenschappen van het gebied.

Geadviseerd wordt hierover vroegtijdig in overleg te treden met Waterschap Hollandse Delta. Het (buitendijks gelegen deel) van het plangebied valt onder artikel 6.16 van het Waterbesluit. Er is dus geen vergunning van Rijkswaterstaat nodig voor de ontwikkeling van de buitendijks gelegen locatie 1. Bij de aanleg van werken boven of in het rijkswater zelf is wel een vergunning noodzakelijk. Ook moet bij deze locatie gezien de ligging aandacht besteed worden aan de kans op wateroverlast vanuit de Nieuwe Maas. Om de kans op schade zoveel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd het uitgiftepeil te baseren op de huidige maatgevende hoogwaterstanden en rekening te houden met de verwachte zeespiegelstijging in de toekomst. Het bouwen in buitendijks gebied is op eigen risico en het waterschap, noch het Rijk kan voor eventuele schade aansprakelijk worden gesteld.