direct naar inhoud van 6.5 Luchtkwaliteit
Plan: Katendrecht-Pols
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1007KatendrPols-oh01

6.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen.

In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. De NSL is op 31 juli 2009 inwerking getreden.

Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Plangebied

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer.

Ten behoeve van de bestemmingsplannen Katendrecht Pols, Fenix en Scharnier ( vanwege de samenhang tussen deze plannen worden ze als één ontwikkeling beschouwd) is een onderzoek gedaan naar het effect van de planontwikkeling op de luchtkwaliteit. De bijdrage van (de toename van) het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met standaardrekenmethode 1 (model CAR II, versie 9.0). Hieronder is zijn de uitkomsten van het luchtkwaliteitonderzoek samengevat:

Stikstofdioxide

Voor de jaren 2010, 2015 en 2019 zijn er zowel bij autonome ontwikkeling als bij de autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling geen overschrijdingen van de grenswaarde voor stikstofdioxide (40 µg/m3). In 2015 is de toename van de concentratie stikstofdioxide, door de drie bestemmings- plannen gezamelijk, groter dan de 3% grens uit het Besluit Niet In Betekenende Mate. De bestemmingsplannen dragen gezamelijk dus in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Omdat de grenswaarde voor stikstofdioxide niet wordt overschreden is dit geen belemmering voor de uitvoering van de bestemmingsplannen.

Fijnstof

De jaargemiddelde concentratie fijnstof blijft in alle berekende jaren in het hele onderzoeksgebied onder de grenswaarde. De in de bestemmingsplannen mogelijk gemaakte ontwikkelingen dragen in geen van de onderzochte jaren bij aan een toename van de jaargemiddelde concentratie fijnstof tot boven de grenswaarde. Voor alle onderzochte jaren wordt, zowel bij autonome ontwikkeling als bij de autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling, de daggemiddelde grenswaarde voor fijnstof langs geen enkele weg in het onderzoeksgebied met meer dan 35 dagen per jaar overschreden. Het plan draagt niet bij aan een toename van een overschrijding van de daggemiddelde grenswaarde voor fijnstof tot meer dan 35 dagen per jaar.

Conclusie

De grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit 2007 wordt in geen enkel jaar overschreden. Aangezien de drie bestemmingsplannen gezamelijk voldoen aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit geldt dit ook voor het bestemmingsplan Katendrecht-Pols afzonderlijk.