direct naar inhoud van 5.2 Samenwerking met de waterbeheerder
Plan: Katendrecht-Pols
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1007KatendrPols-oh01

5.2 Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Hieronder zijn de voornaamste van de door de waterbeheerders gemaakte opmerkingen weergegeven. Deze opmerkingen en de overige, meer tekstuele, opmerkingen zijn overgenomen behalve de laatstgenoemde opmerking.

De waterbeheerder (waterkwantiteit en waterkwaliteit) voor de Nieuwe Maas en de daarmee in open verbinding staande Rijnhaven en Maashaven is Rijkswaterstaat Waterbeheer. In het wateronderzoek is aangegeven dat bij nieuwe gebouwen die direct aan de Nieuwe Maas grenzen het dakoppervlak afgekoppeld moet worden. Dit is echter geen verplichting en is alleen van toepassing indien de af te koppelen oppervlakken schoon zijn.

De Rijkshavenmeester is de nautisch beheerder voor de Nieuwe Maas en de daarmee in open verbinding staande havens. De Rijkshavenmeester wijst er op dat het beheer van de Rijnhaven sinds 10 maart 2010 in handen is van het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (OBR). Op basis van een Convenant tussen het OBR en het Havenbedrijf (HbR) verricht de Divisie Havenmeester van het HbR de "Havenmeestertaken" in OBR-havens, waaronder de Rijnhaven.

Het waterschap Hollandse Delta is de beheerder van de waterkering. Het wateradvies ten behoeve van het bestemmingsplan Katendrecht-Pols geeft geen aanleiding tot opmerkingen van de kant van het waterschap.

De Afdeling Watermanagement van Gemeentewerken Rotterdam is de rioolbeheerder in Katendrecht-Pols. De Afdeling Watermanagement beveelt aan om een uitgiftepeil en een vloerpeil van respectievelijk 4,1 meter en 4,3 meter boven NAP te hanteren. In overleg met de werkgroep Uitgiftepeilen zullen echter in het plangebied een uitgiftepeil van 3,9 meter boven NAP en een vloerpeil van 4,1 meter boven NAP worden aangehouden.