direct naar inhoud van 3.3 Archeologie
Plan: IJsselmonde-Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1004IJsCentrum-oh02

3.3 Archeologie

3.3.1 Beleidskader: Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologische Belangrijke Plaatsen (ABP's) en Archeologieverordening Rotterdam

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1
september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten
komen te liggen. In bestemmingsplannen moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn.
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid.

Het doel van de Rotterdamse archeologie is:

1: zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;

2: zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;

3: zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Deze verordening is op 5 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.3.2 Bewoningsgeschiedenis

Uit vondsten binnen en in de directe omgeving van het plangebied blijkt dat dit deel van IJsselmonde een lange bewoningsgeschiedenis kent. Ten oosten van het plangebied zijn in 1981 en in 2005 delen van donken onderzocht. Op deze door latere sedimenten overdekte rivierduinen werden sporen gevonden uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Ook in het plangebied zelf zijn recentelijk, in boringen, bewoningssporen aangetroffen op een donk. De locaties maken deel uit van hetzelfde rivierduincomplex, dat ook, meestal op grote diepte, in het noordelijk deel van het plangebied aanwezig is.

Sporen uit de Romeinse tijd zijn gevonden in 1984 ten noordoosten van het plangebied aan de Valkenburgsingel. Behalve vondstmateriaal (aardewerk en bot) werden slootjes gevonden, die vanaf een kleilaag, die op het veen langs de oever van de Maas is afgezet, zijn ingegraven.

In de Middeleeuwen is het gebied in de 10de-12de eeuw ontgonnen. Het gebied is vóór 1300 bedijkt en maakte toen onderdeel uit van de Riederwaard. Verschillende laatmiddeleeuwse vindplaatsen zijn uit de omgeving van het plangebied bekend. In 1373 gaat de Riederwaard door overstromingen ten onder, waarbij een dik pakket zand en klei wordt afgezet. Van zuid naar noord loopt door het plangebied een gedeelte van één van de dijken van de herontginning van het gebied na 1373 (Afb. 3.1). Het is de huidige Zuider- en Noorder Kerkedijk, een onderdeel van de dijk rond de polder Oost-IJsselmonde, die in het begin van de 15de eeuw tot stand kwam. De dijk vormde vanaf die tijd een lijn waarlangs de bebouwing zich concentreerde. Ten westen van de huidige Kerkedijk maakte het plangebied lange tijd deel uit van het Kreekse boezemgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1004IJsCentrum-oh02_0004.png"

Afbeelding 3.1: Het bestemmingsplangebied IJsselmonde-Centrum geprojecteerd op de oudste topografische kaart van ca. 1850

3.3.3 Archeologische verwachtingen

Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat in het bestemmingsplangebied bewoningssporen uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten zijn. Vooral het noordelijk deel van het plangebied, met donkzand in de ondergrond, is kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen vanaf de Midden-Steentijd. Op het veen kunnen in het hele plangebied bewoningssporen voorkomen uit de Ijzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Langs het bewoningslint de Zuider en Noorder Kerkedijk kunnen bewoningssporen vanaf het begin van de 15de eeuw worden aangetroffen.

3.3.4 Aanbevelingen

Voor het gebied met het rivierduin met bewoningssporen (Waarde Archeologie-1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP en die tevens een terrein oppervlak beslaan groter dan 100 m2.

Voor het bewoningslint op en langs de Kerkedijk (Waarde Archeologie-2) geldt een bouwregeling en omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en tevens en terreinoppervlak beslaan groter dan 100 m².

Voor de rest van het plangebied (Waarde Archeologie-3) geldt een bouwregeling en omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².