direct naar inhoud van 5.1 Beleidskader
Plan: Terbregsehof
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1002Terbregshof-oh02

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen en bestemmingsplannen. De wijziging op het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg. Dit wettelijk vooroverleg wordt gevoerd in het kader van artikel 3.1.1 Bro.

Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota 'Regels voor Ruimte' het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden - zuiveren.

In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een speerpunt is de aanleg van groene daken.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

5.1.4 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Rotterdam 2006-2010 is een wettelijk verplicht meerjarenbeleidsplan, dat alle aspecten op het gebied van de rioleringstaak van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld en is een bijlage bij het Waterplan Rotterdam. In combinatie met de herstructurering van bepaalde wijken maakt het afkoppelen van schone oppervlakte kansrijk.

Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld. Een tweetal bijzonderheden hieruit zijn:

  • de jaarlijks ter vervangen kilometers riolering wordt vergroot van 14 km in 2000 naar 40 km in 2010;
  • kansen worden benut om gemengde rioolstelsels te vervangen door gescheiden stelsels (afkoppelen van regenwater).

Afkoppelkansenkaart Rotterdam (januari 2005)

Kaarten waarop locaties staan aangegeven die kansrijk zijn voor afkoppelen van verharde oppervlakken.

Grondwaterstijgingsrisicokaart Rotterdam (juni 2005)

Kaarten waarop locaties staan aangegeven welke een risico hebben van grondwaterstijging na de vervanging van de riolering.

Deelgemeentelijke Waterplannen

In de deelgemeentelijke waterplannen is voor de deelgemeenten Kralingen-Crooswijk en Prins-Alexander een doorvertaling gemaakt van het Waterplan 2 Rotterdam. Per deelgemeente zijn locatiespecifieke streefbeelden vastgesteld en is de ambitie weergegeven voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit. Tevens zijn maatregelen geformuleerd om te komen tot de gewenste streefbeelden. Voor het gebied Terbregsehof zijn geen maatregelen geformuleerd.

5.1.5 Beleidskader Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Relevant beleid

  • Nota waterkwantiteitsbeheer inclusief partiĆ«le herziening: normering wateropgave. Voor bestaand stedelijk gebied met een verdeling verhard/onverhard oppervlak van 60/40% geldt in principe een waterberging van 400 m3 per ha gebiedsoppervlak. Bij herstructurering geldt dat bij uitbreiding van verhard oppervlak 875 m3 aanvullende waterberging per ha nieuw verhard oppervlak moet worden gerealiseerd;
  • Waterbeheersplan (WBP) 2007-2010;en het ontwerp-waterbeheerplan 2010-2015
  • De Watertoets bij Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  • Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • De Tweede Rioleringsnota en de Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken.

Doelstellingen

Doelstellingen ten aanzien van het stedelijke waterbeheer zijn:

  • Waterkwantiteit: voorkomen van inundatie en watertekorten. Een waterbergingseis van minimaal 875 m3 per ha, dan wel 10% van het plangebied, waterberging per hectare extra verhard oppervlak. De ondergrens voor ontwikkelingen ligt op 500 m2;
  • Waterkwaliteit: bereiken van minimaal basiskwaliteit/biologisch gezond water en het behouden, herstellen en ontwikkelen van gebieden met een zeer goede waterkwaliteit (de zogenoemde parels).

Prioritering wateropgave

  • Het graven van oppervlaktewater levert in het algemeen de meest duurzame oplossing. De uitvoering vindt bij voorkeur plaats binnen het plangebied of anders binnen hetzelfde peilgebied;
  • In dicht stedelijk gebied is het realiseren van oppervlaktewater veelal niet mogelijk. In overeenstemming met het HHSK kunnen in deze gevallen andere vormen van waterberging worden besproken. Een alternatief kan worden gevonden in vegetatiedaken.