Plan: | Terbregsehof |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1002Terbregshof-oh02 |
In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp-bestemmingsplan "Terbregsehof" toegezonden aan:
Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 9 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan had partij 9 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is geen reactie ontvangen.
Het provinciaal beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op enkele punten niet conform dit beleid.
Archeologie
Het plan is op de provinciale CHS-kaart aangeduid als gebied met "Waarde-Archeologie". Voor gebieden op de CHS-kaart met een verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij een ontwikkeling met een grotere diepte dan 30 cm of een grote oppervlak dan 100 m2. Afwijking van het provinciale beleid is mogelijk op basis van een inhoudelijke onderbouwing. Een onderbouwing voor de afwijkende dieptemaat (7.30 meter beneden NAP) en een onderbouwing van de afwijkende oppervlaktemaat (200 m2) ontbreken in het plan.
Reactie
De toelichting in het bestemmingsplan is aangepast.
Kantoren
Voor wat betreft de lokale kantoren tot in totaal 5.250 m2 op een locatie die slecht door OV-vervoer is ontsloten, is nadere aanscherping, afstemming en eventuele volume afspraken in regionaal verband gewenst.
Reactie
In par 2.2.8 Visie Werklocaties 2030 wordt aangegeven dat met de visie regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Het plangebied ligt in de nabijheid van A16 en A20, maar buiten de in de visie genoemde werklocatie langs de A20. De visie Werklocaties 2030 doet geen uitspraak over de locatie voor kleinschalige kantoren langs de Terbregseweg.
Bedrijfsbestemming
Over de bedrijfsbestemming ten westen van de Terbregseweg wordt niets opgemerkt. Bij een eventuele sluiting van het postverdeelcentrum moet voorkomen worden dat daar via de bedrijvenbestemming zonder meer (volumineuze) detailhandel of leisure in kan komen. Verzocht wordt in de bestemmingsplanregels daar op in te gaan.
Reactie
De bedrijvenbestemming laat bedrijven toe uit de bedrijvenlijst die hoort bij de regels van dit bestemmingsplan. (Volumineuze) detailhandel of leisure zijn daarin niet opgenomen; zodoende hoeven ook geen nadere regels te worden opgenomen.
Het plan geeft aanleiding tot het maken van de onderstaande opmerkingen, gelet op de nationale belangen die zijn verwoord in de Realisatie paragraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr.1). Het nummer achter nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB.
Nationaal belang 02: Basiskwaliteit hoofdinfrastructuur (Rijkwaterstaat)
In paragraaf 6.7. worden de risico's met betrekking tot het transport gevaarlijke stoffen over de weg beschreven. In het "Besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gelet op de voorgenomen invoering van het Basisnet" dat per 1-1-2010 van kracht is, wordt voor de wegvakken behorend tot het Basisnet Weg vastgesteld welke veiligheidszones van toepassing zijn en met welke vervoershoeveelheden GF3 gerekend dient te worden voor de bepaling van het groepsrisico. Voor dit plan zijn de veligheidszones en vervoerhoeveelheden voor de A20 (wegvak Z125), de A16 en de verbindingsweg van A20 naar A16 in het Terbregseplein (beide wegvak Z54) relevant. Verzocht wordt gebruik te maken van de nieuwe gegevens die volgens genoemd besluit van toepassing zijn. Verwezen wordt naar de website: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-19907.html.
Reactie
Het externe veiligheidsrapport is aangepast, er is gerekend met de nieuwe gegevens.
In hoofdstuk 4.1. wordt de geplande verbinding tussen de A13 en A16 als een belangrijke ontwikkeling in de omgeving van het plangebied genoemd. De VROM-inspectie gaat ervan uit dat voor de maatregelen in het kader van realisering van de rijksweg A13/A16 binnen het plangebied voor de aanpassing van de Terbregseweg voldoende ruimte wordt behouden.
Reactie
Van deze aanname wordt kennisgenomen.
Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid (VROM-Inspectie)
Geluid - Wegverkeerslawaai en Spoorweglawaai
Uit de toelichting blijkt dat de woningen binnen de geluidszones van de rijkswegen A16 en A20 en het spoor Rotterdam-Gouda gelegen zijn als 'bestaande situatie' in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn aan te merken. Zodoende hoeft geen toetsing aan de Wgh plaats te vinden. Is dit wel het geval, dan had het College van Burgemeester en Wethouders, een saneringsprogramma moeten opstellen om te bereiken dat de geluidsbelasting op de gevels zoveel mogelijk wordt beperkt tot 55 dB(A). Volgens DCMR staan deze woningen op een saneringslijst. Verzocht wordt meer informatie te versterken over de maatregelingen, waarvoor deze woningen in aanmerking komen, die getroffen moeten worden om de geluidsbelasting terug te brengen tot 55 dB(A). Met bijzondere aandacht voor de voortgang van het treffen van deze maatregelen.
Reactie
De woningen Terbregseweg 187 en 189 zijn in het huidige bestemmingsplan geen woningen meer. De woningen aan de Terbregsehof staan op de Raillijst, omdat ze een geluidsbelasting hebben van meer dan 65 dB. Het gaat om acht woningen. De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de raillijst ligt inmiddels bij Prorail.
In het plangebied Terbregsehof zijn geen saneringswoningen gemeld vanwege wegverkeerslawaai. In het kader van de verbreding Rijksweg A 16 is het zo dat er ten behoeve van genoemde woningen schermen geplaatst zijn.
Uit de toelichting blijkt dat het opslagterrein ten behoeve van kermisexploitanten ruimte biedt voor tijdelijke bewoning in woonwagens en/of caravans. Een tijdelijk gebruik van het terrein voor bewoning lijkt planologische niet geregeld te zijn. De planregels (art. 4.1) stellen dat het terrein, voorzover gelegen ten oosten van de Terbegseweg, uitsluitend is bestemd ten behoeve van opslag voor kermisexploitanten. Geadviseerd wordt de planregels (inclusief normen en toetsingscreiteri) zo leesbaar en begrijpelijk te formuleren en te toetsen op handhaafbaarheid. In de Wgh zijn woonwagenstandplaatsen aangemerkt als geluidsgevoelig terrein. Voor het voorzien in woonwagenstandplaatsen voor de kermisexploitanten wordt verzocht de wettelijke voorschriften uit de Wgh in acht te nemen.
Reactie
Het terrein is niet aangemerkt als terrein voor woonwagenstandplaatsen, het terrein is dan ook geen geluidsgevoelig terrein in de zin van de Wgh. De ruimte die geboden wordt voor tijdelijke bewoning is vele jaren geleden contractueel vastgelegd. Op basis van de contracten die met de gebruikers zijn afgesloten kan handhavend worden optreden. In Hoofdstuk 8 Handhaving wordt nader ingegaan op deze mogelijkheid.
Geluid - Luchtvaartlawaai
In de toelichting wordt gerefereerd aan het besluit "Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport" van 17 oktober 2001. Een wijziging aanwijzing Luchtvaartterrein Rotterdam Airport is nu in voorbereiding. Geadviseerd wordt de passage uit paragraaf 6.4.4. Luchtvaartlawaai te actualiseren en de invloed van de wijziging op het plangebied te beoordelen.
Reactie
De tekst in paragraaf 6.4.4 is aangepast.
Externe veiligheid - vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt in de oksel van de A16 en A20 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de toelichting blijkt dat de nieuwe ontwikkelingen geen invloed hebben op het groepsrisico (GR) en dat het GR in elk geval onder de orienterende waarde blijft. Deze conclusie wordt getrokken op grond van een Risicoanalyse externe veiligheid, behorend bij het bestemmingsplan. Het groepsrisico moet berekend worden op basis van de meest recente vervoergegevens. De gegevens zijn te vinden in bijlage 5 (tabel afstanden en vervoerscijfer Basisnet weg), als bedoeld in artikel 1, onderdeel C van het besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) gelet op de voorgenomen invoering van het Basisnet (gepubliceerd in staatscourant 2009, nr. 19907, 22 december 2009).
Geconstateerd wordt dat in de Risicoanalyse geen gebruik is gemaakt van de meest recente vervoerscijfers zoals opgenomen in de Circulaire RNVGS. Verzocht wordt opnieuw een risicoanalyse uit te voeren met de meest recente vervoerscijfers. Indien het groepsrisico toeneemt of als er sprake is van een overschrijding van de orienterende waarde, dan dient het groepsrisico te worden verantwoord. Het groepsrisico moet niet alleen berekend worden voor de nog te realiseren bestemmingen. Ook de personendichtheid van de reeds aanwezige bestemmingen moet betrokken worden bij de groepsrisicoberekeningen.
Reactie
Het externe veiligheidsrapport is aangepast, er is gerekend met de nieuwe gegevens.
Verzocht wordt de veiligheidszone nabij het Terbregseplein (A16 en A20) uit de Circulaire RNVGS alsnog op te nemen en te borgen in de planregels.
Reactie
In de veiligheidszone vinden geen ontwikkelingen plaats, het is niet nodig de zone op te nemen op de kaart of in de planregels.
In het bestemmingsplan wordt geen aandacht besteed aan een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Dat is een gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 metee zone wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. Zowel de A16 als de A20 hebben op deze locatie een PAG. Verzocht wordt in te gaan op het PAG en daarbij aan te geven op welke wijze rekening wordt gehouden met de effecten van een plasbrand. Als de objecten in deze zone toegelaten worden dient een verantwoording opgesteld te worden. Daarbij moet onder meer aandacht worden gegeven aan alternatieve locaties, welke maatregelen te nemen zijn om de effecten van een plasbrand tegen te gaan, hoe rekening gehouden is met de mogelijkheden voor hulpverlening om bij een ongeval in te grijpen en met de zelfredzaamheid van de mensen die in de PAG komen te verblijven. In het ontwerp Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) is beschrven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen.
Reactie
De tekst in paragraaf 6.7 is aangepast.
Externe veiligheid - vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
In de risicoanalyse wordt op de externe veiligheid rond de Goudse lijn (spoor Rotterdam - Gouda). Confrom de Circulaire RNVGS is de risicoberekening gebaseerd op de prognose 2007 van ProRail. Vevolgens worden de risicoberekeningen verwerkt in een viertal varianten. Daarbij gaat de gemeente Rotterdam ervan uit dat brandbare gassen op termijn worden vervoerd in bloktreinen (BLEVE-vrij rijden). Hier is thans geen sprake van. Daarnaast lijkt het totaal BLEV-vrij rijden uitgesloten. Bovendien ligt het niet in de macht van de gemeente Rotterdam om af te dwingen de treinen BLEVE-vrij te laten rijden. Het is momenteel dus niet mogelijk een risicoreductiefactor toe te passen op grond van de verwachting dat er BLEVE-vrij gereden gaat worden. Verzocht wordt dit onderdeel van de risicoanalyse aan te passen en allen de weerslag van variant 1 uit te werken en op te nemen in de conclusie van de risicoanalyse. Ook wordt verzocht het plaatsgebonden risico (PR) in de toelichting en de planregels vast te leggen en op basis van deze gegeven het GR opnieuw te beoorden. Als het GR toeneemt of er is sprake van een overschrijding van de oriƫnterende waarde, dan dient het GR te worden verantwoord. Mocht een verantwoording van het GR aan de orde zijn, dan kan gebruik gemaakt worden van de CHAMP-methodiek in het hoofdstuk Horizon uiteraard wel aandacht besteden aan de verwachting van het BLEVE-vrij (arm)rijden.
Reactie
Het externe veiligheidsrapport is aangepast, er is gerekend met de nieuwe gegevens.
Hoogheemraadschap heeft geen opmerkingen op het voorontwerp. Wel wordt verzocht al de hoofdwatersystemen als water te bestemmen op de plankaart. Een deel van de hoofdwatergangen is niet als water bestemd maar als kantoor.
Reactie
Omdat de planvorming voor de locaties met de bestemming kantoor onvoldoende uitgewerkt zijn, wordt de hoofdwatergang alsnog bestemd als Water.
De Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond adviseert uw College om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:
In overleg met de afdeling Brandveiligheid de Regionale Brandweer Rotterdam Rijnmond District Oost dient de bereikbaarheid en bluswatervoorziening van het plangebied in de toekomstige situatie, opnieuw te worden beoordeeld en eventueel geoptimaliseerd. Deze voorzieningen dienen uitgevoerd te worden conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).
Reactie
De bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden niet geregeld in het bestemmingsplan.
Met betrekking tot een toxische wolk geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in nieuwe gebouwen dient te worden verbeterd door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor dienen deuren en ramen afsluitbaar te zijn. In nieuwe gebouwen die conform de bouwregelgeving voorzien moeten zijn van een brandbeveiligingsinstallatie, dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
Reactie
Het bestemmingsplan regelt niet de wijze waarop gebouwen geconstrueerd (dienen te) worden.
De voorziene ontwikkelingen dienen zodanig gerealiseerd te zijn dat deze beschermd is tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierdoor worden aanwezige personen in staat gesteld om het effectgebied sneller en veiliger te ontvluchten. Hierbij moet voor de gevels gericht naar de Terbregseweg en/of het spoor Rotterdam CS - Gouda gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De initiatiefnemer dient hierbij de gevels en of het glasoppervlak bestand te laten zijn tegen een warmtestralingsflux van > 15 kW/m2. Bij de bouwvergunningverlening dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrandscenario op de gevel.
Reactie
Het bestemmingsplan regelt niet de wijze waarop gebouwen geconstrueerd (dienen te) worden.
Resteffect
De beschouwde risicobronnen kunnen in de voorziene plannen tot incidenten leiden die vallen in maatrampklasse I (plasbrandscenario Terbregseweg en op het spoor Rotterdam CS - Gouda en het BLEVE scenario bij het LPG vulpunt), maatrampklasse II (Toxisch scenario op het spoor Rotterdam CS - Gouda) en maatrampklasse III (BLEVE scenario op het spoor Rotterdam CS - Gouda)'-'. De maatrampklasseschaal loopt op van I tot en met V, waarbij III beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten. De genoemde maatregelen hebben nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect op het berekende aantal slachtoffers. Echter, de kans op het zich catastrofaal ontwikkelen van een incident neemt af en de effecten kunnen verder teruggedrongen worden.
Reactie
Notificatie
Verwacht wordt dat de opstelcapaciteit bij Rotterdam Noord Goederen in het kader van Hoog Frequent Spoor vergroot zal worden.
Daarnaast loopt een vergunningaanvraag voor extra opstelcapaciteit op Rotterdam Noord ten behoeve van opslag in verband met de bouw van station Rotterdam Centraal. Indien de opstelcapaciteit vergroot wordt, kan dit gevolgen hebben voor de geluidsbelasting.
Verzocht wordt met deze gegevens rekening te houden bij de opstelling van het bestemmingsplan.
Reactie
De revisievergunning voor Prorail heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan. Wel is het zo dat er tijdelijk, tot 1-1-2014, een beperkte toename van de geluidsbelasting is voor Terbregseweg 191-193. De geluidsbelasting blijft echter nog onder de richtwaarde en dus is de revisievergunning vergunbaar.
Opmerking bij 6.4. Geluid
De geluidssituatie bij de bestaande/te herbestemmen woningen is niet onderzocht. Formeel is dat ook niet noodzakelijk maar gezien de bijzondere situatie wordt voorgesteld ook in kwantitatieve zin een oordeel te vellen.
Reactie
Er is geen noodzaak voor nader onderzoek naar de geluidssituatie voor de woningen. De toegevoegde waarde van dergelijk onderzoek wordt niet gezien, zodat nader onderzoek achterwege blijft.
Opmerking bij 6.5. Luchtkwaliteit
Op basis van het NSL onderbouwen dat de te herbestemmen woningen (gaan) voldoen aan de normen. Het is niet alleen van belang dat nieuwe ontwikkelingen binnen de normen passen (op basis van NIBM) maar dat ook de woningen voldoen aan de normen.
Reactie
Het betreft hier enkele woningen die reeds tientallen jaren aanwezig zijn; indertijd zijn ze wegbestemd, maar die herbestemming is, zoals ook bij de DCMR bekend is, nooit geƫffectueerd.
Gezien deze voorgeschiedenis dienen deze woningen beschouwd te worden als bestaande situatie.
Opmerking bij 6.7. Externe veiligheid
In de tekst staat geen verwijzing naar het Basisnet. Het kaartje met PR contouren weg en rail is achterhaald. Het kaartje is in tegenspraak met de tekst (10-6 contour binnen de autosnelwegen). Het huidige inzicht is dat de maximale PR 10-6 contour op 38 meter uit de as van de weg ligt. Wellicht gaat het Basisnet nog in 2009 naar de Tweede Kamer. De uitkomsten daarvan kunnen dan nog verwerkt worden in het ontwerp (zonering langs transportroutes). Een onderzoek van Gemeentewerken is bij DCMR niet bekend.
De 10-6contour, voor nieuwe ontwikkelingen, rond het LPG vulpunt is 45 meter. Verzocht wordt dit te wijzigen.
Reactie
De achterhaalde afbeelding is uit de tekst verwijderd en de tekst is aangepast.
Het plan is getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van VROM voor aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2010 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire "Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984" zal dan komen te vervallen.
Uit deze toetsing blijkt dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtstbijgelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie
Van deze opmerking is kennisgenomen.
Verzocht wordt de paragraaf met betrekking tot handhaven aan te passen, omdat deze achterhaald is door recentelijk bestuurlijk overleg met Wethouder Karakus m.b.t. het kermisexploitantenterrein Terbregsehof waar afgesproken is dat het OBR het initiatief zal nemen voor het opstarten van een handhavingstraject.
Reactie
Naar aanleiding van bovengenoemd overleg is Hoofdstuk 8 Handhaving aangepast. In de tekst wordt nu verwezen naar het handhavingstraject dat inmiddels is opgestart.