Plan: | Nieuw Crooswijk II |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP1001NwCrooswijk-oh01 |
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.
In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.
Over de rijksweg A20 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) bedraagt 32 meter. Dit levert zowel in de huidige als in de toekomstige transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan. De ontwikkelingen vallen buiten de plasbrandaandachtsgebied en veiligheidszone.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt zowel in de huidige (0,04 maal de oriënterende waarde) als in de toekomstige (0,06 maal de oriënterende waarde) transportsituatie niet overschreden. De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
Op de spoorlijn Rotterdam - Gouda vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) bedraagt 0 meter. Dit levert voor de transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden (bedraagt 0,04 x de oriënterende waarde). In de toekomstige transportsituatie (basisnet) neemt het groepsrisico toe, maar blijft onder de oriënterende waarde (bedraagt 0,21 x de oriënterende waarde). De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader "Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas" vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden.
Het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II" ligt niet in de directe nabijheid van de Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas. Transport van gevaarlijke stoffen over het water is dan ook niet nader onderzocht.
In het plangebied bevinden zich geen leidingen die getoetst moeten worden aan de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere lpg-tankstations zijn vastgelegd. Deze afstandsnormen treden in de plaats van de 80-meter veiligheidscontour die is vastgelegd in het Besluit lpg-tankstations milieubeheer. Welke nieuwe afstandsnorm er gaat gelden rond een vulpunt, is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van lpg in m3 per jaar.
In de buurt van het plangebied bevindt zich één lpg-vulpunt. Zowel de afstandnorm als het aandachtsgebied voor groepsrisico (150 meter) raken het plangebied niet. Het lpg-vulpunt is verder niet onderzocht. De aan- en afvoerroute van lpg over de Gordelweg/Boezembocht heeft geen invloed op het ruimtelijk plan. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) met betrekking tot vervoer bedraagt 0 meter. Dit levert zowel in de huidige als in de toekomstige transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden, de berekende waarde blijft ruim onder de oriënterende waarde. De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden.
Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats - afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen.
Binnen het plangebied zijn geen opslagruimten met vergunning aanwezig. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de gevoelige bestemmingen niet dichter bij de opslagruimten komen te liggen dan in het voorgaande plan.
De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het risico. Externe veiligheid is geen belemmering voor de nieuwe bestemmingen die dit plan mogelijk maakt. Het groepsrisico als gevolg van het spoor, de autosnelweg, het binnenstedelijk lpg-transport en de bedrijven nemen door dit bestemmingsplan niet toe. Alle groepsrisico's blijven onder de oriënterende waarde.