direct naar inhoud van 3.1 Archeologie
Plan: Nieuw Crooswijk II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP1001NwCrooswijk-oh01

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid.
Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden, indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese ‘Verdrag van Malta’ is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis

Het plangebied maakte in de prehistorie lange tijd deel uit van een uitgestrekt veengebied ter weerszijden van de Rotte. Bewoningssporen zijn in dit veengebied bekend uit de Late IJzertijd, zoals stroomopwaarts langs de Rotte bij Terbregge. Oudere bewoningssporen uit de Steentijd en de Bronstijd kunnen in de diepere ondergrond aanwezig zijn. In de Romeinse tijd werd langs de oevers van de Rotte klei afgezet op het veen. Het plangebied vormt wat dat betreft een uitzondering. Niet alleen langs de Rotte, maar in een groot deel van het plangebied zijn (plaatselijk dikke) kleiafzettingen op het veen aanwezig, die vermoedelijk dateren uit de Romeinse tijd. De afzettingen behoren tot een inmiddels verland geulsysteem. Uit de directe omgeving zijn er aanwijzingen dat er in de Romeinse tijd op de kleiige zone langs de Rotte is gewoond.

Het veengebied werd in de Middeleeuwen vanaf de 10de eeuw ontgonnen, mogelijk vanuit iets oudere nederzettingen, die direct bij de Rotte op de oevers, vanaf de 8ste/9de eeuw waren gevestigd. Het gaat dan om de nederzetting "Rotta", die in de 11de eeuw voor het eerst in historische bronnen wordt vermeld. Juist ten zuiden van het plangebied zijn ondermeer tijdens het archeologisch onderzoek in de Willemsspoortunnel bewoningssporen en vondsten uit deze periode gedaan.

In de 12de eeuw gaan grote delen van de dan ontgonnen gebieden verloren door overstromingen. Vanaf circa 1200 wordt het gebied herontgonnen door middel van bedijkingen, waarbij de Rotte tot drie keer toe, steeds verder stroomafwaarts wordt afgedamd. Twee fragmenten van deze dijken doorkruisen het plangebied (Afbeelding, locaties 3a en 3b). Dijk nummer 3a zou hebben aangesloten op een dam uit circa 1200 in de Rotte, ongeveer op de plaats waar later Huis te Crooswijk, daterend uit de 13de eeuw, werd gebouwd (Afbeelding, locatie 1). Door de aanleg van de dam in de Rotte ter plaatse van de Hoogstraat (circa 1270-1280) verloren in het plangebied gelegen dijken en de dam hun functie. De dijkzates vormden ook later nog belangrijke structuurgevende elementen in het landschap. Huis te Rubroek (Afbeelding, locatie 2) is een voorbeeld van een versterkt middeleeuws huis op zo'n dijkzate, maar over het algemeen werden er boerderijen gebouwd. Ook de kades langs de Rotte vormden vanaf de 14de eeuw lijnen waarlangs de bebouwing zich ontwikkelde.

Grote delen van de veengebieden langs de Rotte zijn in de vroeg-moderne tijd afgegraven voor de winning van turf. Echter niet in het plangebied zelf. Mogelijk is de aanwezigheid van de klei één van de redenen dat in het gebied van Nieuw Crooswijk in de 19de eeuw nauwelijks turf is gewonnen. Uiteindelijk werd het plangebied vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw bij de stad Rotterdam getrokken. Al eerder (1828) had de stad de buitenplaats "Het huis te Crooswijk" gekocht en gesloopt. Op het terrein werd het oudste gedeelte van de begraafplaats Crooswijk aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1001NwCrooswijk-oh01_0003.jpg"

Op de afbeelding is het plangebied Nieuw Crooswijk geprojecteerd op de oudste topografische kaart van circa 1850. Tevens zijn de oude dijktracés (3a) en (3b) en de locatie van de kastelen Crooswijk (1) en Rubroek (2) aangegeven.

3.1.3 Archeologische verwachting

In het plangebied zijn onder en op het veen sporen uit de prehistorie te verwachten. Daar waar rond de jaartelling klei op het veen is afgezet, kunnen resten uit de Romeinse tijd voorkomen. De oeverzone van de Rotte is kansrijk voor het aantreffen van sporen uit de (Vroege) Middeleeuwen (tot circa 1170). In het hele plangebied, met name ook langs de Rottekade, zijn resten uit de Late Middeleeuwen (1200-1500) en later te verwachten.

De tracés van de oude dijken, alsmede de dam in de Rotte bij Crooswijk, zijn als archeologische structuren van belang. Ook van de bewoning op en langs de dijkzates vanaf de 13de eeuw, zijn relicten te verwachten. Van twee van dergelijke locaties, Huis te Crooswijk en Huis te Rubroek, bevinden de funderingen zich nog in de ondergrond.

Het plangebied Nieuw Crooswijk II is sinds de 18e eeuw dichtbebouwd, naar verwachting zijn de oudere bewoningssporen daardoor in een nog onbekende mate aangetast. Gelet op de geplande ontwikkelingen en de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied vrijwel altijd groter zijn dan 200 vierkante meter.

Los van de twee kastelen (dijkzates) en de dijken zelf, zijn in het bestemmingsplangebied zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m2. Archeologische indicatoren aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m2) leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is sterk gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van ‘toevalsvondsten’, zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij melding van dergelijke vondsten zal het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) indien nodig ter plekke komen documenteren.

3.1.4 Aanbevelingen

De locaties van Huis te Crooswijk en Huis te Rubroek (Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2) zijn opgenomen op de lijst van beschermde Archeologisch Belangrijke Plaatsen. Voor beide locaties geldt dat de archeologische waarden in de ondergrond behouden dienen te blijven. Bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld (ongeacht de oppervlakte) zijn conform de Archeologieverordening Rotterdam (2009) in principe verboden.

Voor de dijktracés (Waarde - Archeologie - 3 op de Plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 2,50 meter beneden NAP.

Voor het overige deel van het bestemmingsplangebied (Waarde - Archeologie - 4 op de Plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 3 meter beneden NAP.