direct naar inhoud van 5.4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Plan: Donckse Velden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPSLIK2010DoncVeld-OH01

5.4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een aantal in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden ligt binnen de landgoedbiotoop van de buitenplaats Huis ten Donck. Het gaat om drie locaties: binnen het landgoed, ten noordwesten van de Donckselaan, en aan de Donckselaan. In de Provinciale Verordening Ruimte (artikel 14, lid 1 en 2) is aangegeven dat binnen de biotoop van historische buitenplaatsen de waarden van de landgoedbiotoop moeten worden beschermd en moet het bestemmingsplan waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop. Daartoe moet in het bestemmingsplan een beeldkwaliteitparagraaf worden opgenomen, waarin het effect/de invloed van de beoogde ontwikkeling op de landgoedbiotoop wordt beschreven. Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed gaat deze paragraaf in op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop beschermd of versterkt worden:

  • 1. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
  • 2. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop, of beide;
  • 3. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte buiten de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
  • 4. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
  • 5. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.

Landgoed in ontwikkeling

De geschiedenis van huis, tuin en park van Huys ten Donck ontrolde zich in een reeks stadia: achtereenvolgende veranderingen van wat klein begon, en uitmondde in het huidige landgoed en omgeving . Het landgoed begon in de 15e eeuw met een kasteel. Dit kasteel werd in 1616 vervangen door een landhuis.

In 1746 werd dit landhuis vervangen door het huidige Huys ten Donck. Rond het nieuwe landhuis lag in 1750 een tweetal tuinen, één in de uiterwaard en één rond het huis. In de uiterwaard stonden boomgaarden waarin een laan was uitgespaard die zicht bood op de Lek (nu: de Nieuwe Maas). Ten zuiden van de dijk lag een eenvoudige, formele, geometrische tuin: twee ornamentele perken aan de voorzijde (aan de dijk), twee boomgaarden ter weerszijden van het huis en aan de zuidzijde twee diagonaal verdeelde moestuinen met een parterre ertussen, met daarachter twee diagonaal doorsneden hakhoutbossen. In deze twee tuinen was de oriëntatie vooral op de noordzijde gericht; de tuin rond het huis was naar binnen gekeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPSLIK2010DoncVeld-OH01_0007.png"

Figuur 5.3:Het Huys ten Donck, circa 1760

Vanaf 1763 wordt deze aanleg veranderd, naar de opkomende mode, de Engelse landschapsstijl. In de uiterwaard werd de zichtlaan verbreed tot een brede zicht-as, ten westen waarvan een bos met daarin een rondlopend slingerpad werd aangelegd. Ook aan de zuidzijde werd de barokke aanleg vervangen door een lange open zicht-as, waarop dichtbij het huis een formele siertuin was geplaatst.

Het zuidelijk deel van de as liep door een bos en over een vijver. De visuele oriëntatie werd dus met deze aanleg tweezijdig: zichtrelaties zowel ten zuiden als ten noorden van het huis. Ten oosten van het huis, binnen de 'oude' tuin, werden rechthoekige moestuinen en boomgaarden aangelegd. De tuin werd aan de oostzijde uitgebreid met drie bosvakken: een 'gewoon' bosje, een bos met een bergje erin, en een bosperceel doorsneden met diagonale paden en een slingerpad. Op het kruispunt van de diagonalen lag een vijver, waaraan een ruïne werd geplaatst; een folly. Hij staat er nog, maar zijn oorspronkelijke context is veranderd. De richtingen van de grenzen van deze uitbreiding weerspiegelen de verkavelingrichtingen van het toenmalige boerenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPSLIK2010DoncVeld-OH01_0008.png"

Figuur 5.4: Het Huys ten Donck, Ridderkerk. Plattegrond: C.W. Maan en P. Harte, 1781

Ten zuiden van deze tuin lag het landschapspark, waarin agrarisch gebruik was opgenomen in een landschappelijke, ontworpen context. Door de landerijen liep een beek (de huidige Blaakwetering), waarlangs een wandelroute lag. Vanaf het wandelpad was over de weiden uitzicht op een bosje met daarin een piramide. In 1784 werd de beek uitgebreid tot een vijver.

De volgende veranderingen vonden plaats rond 1900. In de tuin nabij het huis werden de formele elementen 'verlandschappelijkt'; de ovale vijver werd 'natuurlijk', de perken veranderden in gazons, de hoge hagen verdwenen. In het landschapspark werd de grote vijver gegraven. Rond het landschapspark kwam beplanting, waardoor visueel contact met de omgeving werd verbroken, opdat de illusie van oneindig landschap binnen het park kon ontstaan.

In het begin van de 20e eeuw werden op het landgoed beplantingen aangelegd op advies van de tuinarchitect Leonard Springer, die grotendeels weer verdwenen zijn.

Op het terrein van het Huys ten Donck bevinden zich nog enkele bijgebouwen uit de 19e eeuw, zoals een koetshuis en woningen met een wagenschuur. Langs de Donckselaan staan nog enkele oorspronkelijk bij het Huys ten Donck behorende arbeiders-/ dienstwoningen uit het begin van de 19e eeuw.

Huidige kwaliteit

In de huidige situatie weerspiegelt de aanleg van het landgoed nog steeds alle stadia die de ontwikkeling heeft doorlopen: de oudste ontwikkeling is nog herkenbaar in de plaats van het huis en de oriëntatie op de rivier (al doorbreekt de hoge dijk het visuele contact); de barokke fase is zichtbaar in de richting van het huis, de daaruit voortkomende rechthoekige ordening van tuinruimten en de formele elementen; de vroege landschapsstijl is herkenbaar in de tuin nabij het huis, de latere landschapsstijl in het park in het zuidelijk deel van het landgoed.

Ruimtelijk manifesteert het landgoed zich als een rechthoekig bos in het landschap. Alleen aan de voorzijde, aan de Benedenrijweg, is zicht naar binnen. De oorspronkelijke agrarische ruimte, die extensief en natuurlijk/recreatief is ingericht, aan de oostzijde biedt zicht op de volle lengte van het landschapspark; deze ruimte behoort dan ook tot de landgoedbiotoop. Aan de westzijde vormt het landgoed een dichte beplantingsrand langs de Donckselaan, die ook tot de landgoedbiotoop behoort. Dat geldt ook voor delen van de recreatief ingerichte en agrarische ruimten ten westen van het park, waarover zicht op de bosrand is.

Binnen het landgoed zijn de zichtrelaties bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit. Cruciaal in het ruimtelijke ontwerp zijn enkele lange zichtlijnen, waarmee het huis verankerd is in het park. De belangrijkste is de lange zichtlijn vanuit het huis op de tuin en het landschapspark. Deze wordt begrensd door opgaande beplanting; het parkbos. Ter weerszijden van de zicht-as is de ruimtelijke opbouw asymmetrisch; bos aan de westkant, en bijgebouwen en (rechthoekige) tuinruimte aan de oostzijde.

De zicht-as vanuit het landhuis vormt een 'bajonet' in het landschapspark: de zichtlijn vanuit het huis eindigt op boomgroepen in het middendeel van het park; een lange zichtlijn over de lengte van het park ligt even ten oosten daarvan. In de beschrijving van de landgoedbiotoop is deze bajonet als één zichtlijn opgevat. Kenmerkend in het park zijn lange doorzichten en een enscenering van de verschillende parkruimten door een zorgvuldig getraceerd stelsel van slingerende paden. Het park omvat drie ruimten, die in elkaar overgaan, maar elk een eigen ruimtevorm hebben. De noordelijkste weide, waarop vanuit het huis zicht is, is in hoofdlijn rechthoekig. Ten zuiden daarvan ligt een smallere 'corridor', met onregelmatig gevormde wanden. De zuidelijkste ruimte is relatief kleiner dan de noordelijke, en heeft een nagenoeg ronde vorm.

Opgave voor de toekomst

De cultuurhistorische waarde van landgoed Huis ten Donck - van vrijwel elk landgoed - is ontstaan in een lang proces van liefdevolle vormgeving, aanpassing, verandering en uitbreiding van wat ooit klein begon. Elke eigenaar drukte zijn stempel; het huidige landgoed is de weergave van al deze stempels. Niet alles is behouden, maar de transformaties zijn zodanig geweest dat 'het geheugen' van het landgoed bewaard is gebleven; elementen en structuren uit verschillende (stijl-)perioden bepalen de ruimtelijke kwaliteit.

Voor de toekomst geldt dezelfde opgave met betrekking tot de beeldkwaliteit; bewaren van het geheugen, en behouden van de ruimtelijke kwaliteiten die in de loop van de geschiedenis is ontstaan. De belangrijkste daarvan zijn:

  • de zichtrelaties;
  • de orthogonale, aan de richting van het huis gerelateerde ordening in de tuin nabij het huis;
  • het stelsel van open ruimten rondom het hoofdgebouw;
  • de losse, maar zorgvuldig gevormde ordening van ruimten in het zuidelijk parkdeel;
  • het natuurlijke karakter, gevormd door volwassen bomen en natuurlijke vegetatie.

Ontwikkelingsmogelijkheden binnen de landgoedbiotoop

Binnen het landgoedbiotoop worden in dit bestemmingsplan op drie plaatsen ontwikkelingsmogelijkheden geboden: binnen het parkbos, ten noordwesten van de Donckselaan, en aan de Donckselaan.

Ontwikkelingen binnen het parkbos

Behalve het landhuis zelf, biedt het bestemmingsplan bouwmogelijkheden in twee bouwvlakken ter weerszijden van de zicht-as, in het oostelijke waarvan ook de bestaande bebouwing is opgenomen.

De bouwmogelijkheden omvatten 1500 m2, waarbinnen ook de bestaande bebouwde oppervlakken (ca 750 m2) vallen. De uitbreidingsmogelijkheden zijn in omvang gelijk aan wat het voorgaande bestemmingsplan bood. De in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken zijn ruimer dan het toegestane bebouwde oppervlak om een specifieke en zorgvuldige inpassing mogelijk te maken.

Ten noordwesten van de Donckselaan

Op deze locatie zijn de extra bouwmogelijkheden gecreëerd met het doel de bestaande kassen te doen verdwijnen, en een deel van de voor het landgoed noodzakelijke bebouwing buiten het parkbos te kunnen realiseren. Het bouwvlak is zo gesitueerd dat, als gevolg van de aanwezigheid van een bestaande bosstrook (die gevrijwaard is van nieuwe of extra bebouwingsmogelijkheden) het zicht op de bosrand van Huys Ten Donck niet wordt onderbroken. De extra bouwmogelijkheden omvatten een oppervlakte van 750 m2. Het bouwvlak waarbinnen extra mag worden gebouwd is ruimer dan deze maat, om een zorgvuldige en specifieke inpassing mogelijk te maken.

Donckselaan

Aan de Donckselaan wordt, binnen de landgoedbiotoop, op twee plaatsen de mogelijkheid gegeven woningen te bouwen. Nabij de dijk wordt de mogelijkheid geboden om twee villa's te bouwen. De bouwvlakken zijn op enige afstand van de bestaande bebouwing aan de Donckselaan gesitueerd, zodat zichtlijnen vrij blijven op de open ruimte erachter.

Nabij de Blaakwetering is het mogelijk zes woningen te bouwen. Deze mogelijkheid is mede ingegeven door het verdwijnen van een agrarisch bouwvlak aan de Blaakwetering, waardoor openheid aan deze historische wetering ontstaat. Deze openheid ligt buiten de landgoedbiotoop, maar doet wel wat deze landgoedbiotoop beoogt; herkenbaar maken van historische structuren die een rol spelen in de lay-out van het landgoed.

Beeldkwaliteit

Ontwikkelingen binnen het parkbos

De in het bestemmingsplan aangegeven mogelijkheden voor bebouwing binnen het parkbos zijn zo gesitueerd ter dat aan de bestaande ruimtelijke opbouw van tuin en park geen afbreuk wordt gedaan, en dat mogelijkheid wordt gegeven een nieuwe 'laag' aan het ensemble toe te voegen, die het ruimtelijke stelsel van huis, tuin en park verrijkt. Daarom zijn de zichtlijnen en knooppunten van het ruimtelijk ontwerp vrijgehouden, en zijn de bouwmogelijkheden gesitueerd in de nabijheid van het hoofdgebouw, en aan de randen van open parkruimte; de zicht-as. De zicht-as zelf wordt niet bebouwd. Daarmee worden de visuele relaties in het landgoed bewaard.

Om te voorkomen dat de gebouwen het hoofdgebouw 'domineren', worden aan de bebouwing ter weerszijden van de zicht-as de volgende beeldkwaliteitseisen gesteld:

  • Voorkomen moet worden dat bebouwing het ontstaan van een pseudo-voorplein oproept, met verhardingen en symmetrische bijgebouwen ter weerszijden. Het is immers de achterzijde van het hoofdgebouw. Het groene karakter prevaleert;
  • Oriëntatie op de zich-as. De gebouwen staan op het rechthoekige raster dat het hoofdgebouw en de zicht-as oproepen, en richten hun voorzijde op de zicht-as;
  • De gebouwen worden aan de achterzijde ontsloten. Dat betekent; geen rijbanen en verharde paden tussen de gevels en het gazon;
  • Geen erfafscheidingen tussen de bebouwing en het gazon;
  • Geleding. De maatvoering van de gebouwen leidt in het beeld aan de zicht-as tot kleinere eenheden dan het volume van het hoofdgebouw van het landgoed. Dat betekent; afzonderlijke gebouwen met een maximum gevelbreedte van 20 m, of aaneengesloten gebouwen met een gevelgeleding van maximaal 20 m;
  • Goot- en bouwhoogte. In het bestemmingsplan worden de maximale goot- en bouwhoogte voor nieuwe bebouwing afgeleid van de bestaande hoogte van het bijgebouw (het koetshuis): 4 en 8 m. Daarmee wordt voorkomen dat de nieuwe bebouwing de bestaande gaat domineren;
  • Architectuur. De bebouwing vormt een ensemble (dat wil zeggen); toont in architectonische uitstraling onderlinge verwantschap met betrekking tot maatvoering, gevelbehandeling, materialisering, detaillering en kleurtoepassing. Daarbij wordt niet gestreefd naar historiserende bebouwing: het gaat om een nieuwe leeftijdslaag in het landgoed;
  • Materialisering. De materialisering van de bebouwing refereert aan die van het hoofdgebouw: baksteen, hout, glas, en, indien een kap wordt toegepast, pannen;
  • Gevelbehandeling. Aan de zicht-as worden open gevels gerealiseerd; relatief grote glasoppervlakken, die de openheid van de zicht-as ondersteunen.

De bebouwingsmogelijkheden aan de oostzijde van de zicht-as laten de realisering een relatief groot vloeroppervlak toe: de invulling van een carré. Daarbij komt een extra opgave, die betrekking heeft op de relatie tussen de nieuwe bebouwing en het bestaande bijgebouw. Aan de bebouwing van dit bouwvlak worden, behalve de bovenstaande, de volgende beeldkwaliteitseisen gesteld:

  • Ensemble. De nieuwe bebouwing vormt een ensemble met de bestaande bebouwing van het bijgebouw, dat wil zeggen: toont architectonische verwantschap met het bestaande bijgebouw - zonder dat daarbij imitatie doel is. Aan de achterzijde worden open gevels gerealiseerd: relatief grote glasoppervlakken, die de openheid van de tuinruimte ondersteunen.
  • Creëren van een tuin tussen de nieuwe bebouwing en het bestaande landgoed - zowel aan de voor- als aan de achterzijde. De inrichting van deze tuin wordt afgestemd op de architectuur van de nieuwe bebouwing.
  • Geen erfafscheidingen tussen de bebouwing aan de achterzijde en de tuinruimte.

Ten westen van de Donckselaan

De nieuwe bebouwing zal, als gevolg van de aanwezigheid van de bosstrook, vooral zichtbaar zijn vanuit de ruimte van het recreatiegebied. Vanaf de Donckselaan gezien staat de nieuwe bebouwing deels achter de bestaande. Aan de bebouwing van dit bouwvlak worden de volgende beeldkwaliteitseisen gesteld:

  • Inpassing: de bebouwing 'voegt' zich in de bebouwing van de Donckselaan:
    • 1. Gebouwen met kap gedekt;
    • 2. Goot- en bouwhoogte zijn bescheiden en in overeenstemming met de bebouwing binnen het landgoed: 4 en 8 m;
    • 3. Nokrichting dwars op de Donckselaan;
    • 4. Traditionele uitstraling.
  • Terughoudendheid: de bebouwing heeft beperkte invloed op het landschapsbeeld vanuit het recreatiegebied:
    • 1. Zowel kap als gevels in donkere kleuren uitgevoerd;
    • 2. Geen blinde gevels aan west- en zuidzijde;
    • 3. Landschappelijke beplanting van de kavel aan de westzijde.

Donckselaan

De Donckselaan, van oorsprong een onbebouwde landweg, heeft zich ontwikkeld tot een asymmetrisch lint met een bijzonder karakter: aan de westzijde een afwisseling van bebouwing uit verschillende perioden, tegen de achtergrond van een open landschap, en tegenover een aaneengesloten groene wand: de boszoom van het landgoed. Het doorzicht bij de bouwvlakken nabij de dijk wordt geborgd door zones, die zodanig zijn bestemd dat openheid bewaard blijft. Door relatief grote tuinen in het plan op te nemen, wordt gestimuleerd dat beplanting in de achtertuinen het beeld van de boszoom vanuit de polder ondersteunt. Dat geldt ook voor het bouwvlak nabij de Blaakwetering.

Aan de bebouwing van de bouwvlakken worden in de gemeentelijke Welstandsnota eisen gesteld die inpassing in de bebouwing van de Donckselaan beogen.

Het gaat daarbij vooral om de situering van hoofd- en bijgebouwen, en om een architectonische uitwerking, die niet historiserend is, maar wel refereert aan de traditionele bouw. De welstandsnota stelt voor de bebouwing aan de Donckselaan:

Met betrekking tot de ligging:

  • het dorpse karakter van de lintbebouwing in principe behouden en versterken;
  • bebouwing is met de voorgevel gericht op de weg;
  • voorgevelrooilijnen volgen de weg en verspringen enigszins ten opzichte van elkaar;
  • aan- en bijgebouwen liggen achter de hoofdmassa.

Met betrekking tot de massa:

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend;
  • per erf of kavel is er één hoofdmassa;
  • hoofdmassa en gevelopbouw harmoniëren met het dorpse karakter van het lint;
  • gebouwen hebben een onderbouw van één tot twee lagen met een hellende kap
  • noklijn staat dwars of loopt parallel aan de weg;
  • op- en aanbouwen zijn beperkt in maat en ondergeschikt aan de hoofdmassa;
  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume.

Met betrekking tot de architectonische uitwerking:

  • architectonische uitwerking is zorgvuldig en gevarieerd;
  • detaillering is zorgvuldig en eenvoudig;
  • fijne detaillering wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, balkankers en/of siermetselwerk in de gevels;
  • gevels hebben een verticale geleding;
  • daken hebben een houten overstek of een gemetselde beëindiging;
  • wijzigingen en toevoegingen zijn in stijl en afwijkingen afgestemd op het hoofdvolume.

Met betrekking tot materiaal- en kleurgebruik:

  • het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel en terughoudend;
  • gevels zijn in rode baksteen gemetseld of een enkele keer voorzien van een in witte tint gepleisterde stuclaag;
  • hellende daken zijn gedekt met rode of donkere keramische pannen;
  • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt.

In het bestemmingsplan wordt door middel van situering van de bouwvlakken en maatmaximaliseringen deze ambitie van bescheidenheid vastgelegd. De goothoogte van 4 m voor het bouwvlak nabij de Blaakwetering sluit aan op de naastgelegen bebouwing, evenals de goothoogte van 6 m voor de bebouwing nabij de dijk. De bouwvlakken liggen op ongeveer dezelfde afstand tot de weg als de overige bestaande bebouwing aan de Donckselaan.

Door de Blaakwetering in een open omgeving te bestemmen (als gevolg van het amoveren van een agrarisch bouwvlak aan de wetering) worden de doelstellingen van de landgoedbiotoop nadrukkelijk ondersteund.