Waarder

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

Streekplan Zuid-Holland Oost (2003)

In het streekplan is het plangebied grotendeels aangewezen als bestaand stedelijk gebied met als hoofdfunctie wonen, maar waarin ook stedelijke voorzieningen voorkomen.

De provincie gaat ervan uit dat in de planperiode (tot 2015) alle gemeenten in staat zijn om de opgave op het terrein van het wonen binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. De gemeenten worden uitgedaagd om ruimte te winnen door onder andere woonmilieutransformatie, meervoudig ruimtegebruik en functiemenging.

Bij eventuele ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden en is een structuurvisie noodzakelijk voor de benutting van te ontwikkelen gebieden binnen de bebouwingscontour.

In 2006 is de derde partiële herziening van het streekplan vastgesteld. Deze herziening heeft betrekking op de bebouwingscontouren rondom diverse dorpen en kernen die binnen het streekplan zijn gelegen. Voor Waarder betekent de herziening enkele kleine aanpassing in de contouren aan de noord- en zuidzijde van de kern (figuur 4.2).

Integrale Regiovisie Midden-Holland (2002)

In de Regiovisie is het plangebied grotendeels aangeduid als bestaand stedelijk gebied. De woningbouwopgave vindt in principe plaats binnen de contouren.

Nota Regels voor Ruimte (2005)

Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de Nota Regels voor Ruimte vastgesteld. Deze nota vormt samen met het streekplan het belangrijkste toetsingskader voor ruimtelijke plannen. De Nota Regels voor Ruimte vervangt de Nota Planbeoordeling 2002. In het kader van 'Decentraal wat decentraal kan en centraal wat centraal moet' is een aantal regels geschrapt zodat gemeenten meer ruimte krijgen voor een eigen invulling van het ruimtelijk beleid.

Structuurvisie Zuid-Holland (2010)

Op 2 juli 2010 is de Structuurvisie Zuid-Holland vastgesteld. Het beleid uit het streekplan Zuid-Holland Oost wordt voor de kern Waarder gecontinueerd en heeft daarmee geen gevolgen voor de verdere procedure van dit plan (figuur 4.1).