Plan: | Molenwal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0589.0000190313-VA02 |
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging van bedrijfsdoeleinden naar woondoeleinden. De aanwezige bodemkwaliteit levert hierdoor mogelijk belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
In het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (TAUW BV Bijlage 4 en IDDS BV Bijlage 5). Uit deze onderzoeken blijkt het volgende:
Daarnaast is ook een asbestonderzoek uitgevoerd (AA & C Nederland BV Bijlage 6). Aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek is het aantreffen van asbesthoudend materiaal bij graafwerkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek op de locatie. Plaatselijk is in zowel de grove als de fijne fractie asbesthoudend materiaal aangetroffen. De asbestgehaltes liggen ruim onder de interventiewaarden van 100 mg/kg. Er is dus geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest ter plaatse van de planlocatie.
Conclusie
Uit de verrichte bodemonderzoeken in 2006 en 2009 blijkt dat er geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Ook is er geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging met asbest.
Nieuw geval
Ter plaatse van een waargenomen brandplek is een nieuw geval van bodemverontreiniging ontstaan. Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging dienen conform artikel 13 wbb geheel verwijderd te worden.
Grondwaterverontreiniging
Verder blijkt dat het grondwater lokaal sterk verontreinigd is met arseen. Bij bemaling van sterk met arseen verontreinigd grondwater dient een saneringsplan te worden opgesteld.
Na verwijdering van de PAK-verontreiniging bij de brandplek, is het terrein geschikt voor de functie wonen.