direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Nieuw-Beijerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0588.BPNBA11-VG01

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren en praktijkruimtes, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen in de vorm van verpleeg– en zorgunits met bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen, alsmede praktijkruimten ten behoeve van medische dienst– en zorgverlening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca–activiteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca–activiteiten;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee–aaneen': zijn uitsluitend twee–aaneen en vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van andere gronden dan bedoeld in dit lid onder b, c en d zijn vrijstaande, twee–aaneen en aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt, voor zover aangegeven, ten hoogste de met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen binnen het desbetreffende bouwvlak;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • h. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • i. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. de afstand tot de dakvoet ten minste 0,5 m en ten hoogste 1 m bedraagt;
    • 3. de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 5. de breedte van dakkapellen aan de voor– of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
  • j. de hoofdgebouwen moeten in de voorste bestemmingsgrens gebouwd worden;
  • k. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen:
    • 1. bedraagt bij vrijstaande woningen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'vrijstaand' tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste dan 5 m; de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
    • 2. bedraagt bij vrijstaande woningen ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'twee–aaneen' tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 m; de afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
    • 3. bedraagt bij twee–aaneengebouwde woningen aan de zijde waar de hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, ten minste 3 m;
    • 4. bedraagt bij aaneengebouwde woningen aan de zijde waar hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, ten minste 1 m;
  • l. de goothoogte van aan– en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,2 m;
  • m. de voorgevel van een bijgebouw of aanbouw aan de zijkant van een hoofdgebouw moet ten minste 2,5 m naar achteren liggen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • n. de afstand van de voorzijde van garages tot de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' bedraagt ten minste 5 m;
  • o. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan– en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij– en/of achtererf, met een maximum van 60 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij– en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • p. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder o bedraagt ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'erf' het gezamenlijk te bouwen oppervlak aan aan– en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100 m², vermeerderd met 10% van de oppervlakte waarmee het perceel de oppervlakte van 1.000 m² overschrijdt;
  • q. voor zover bijgebouwen en aanbouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m;
  • r. aan de zijde(n) waar een bijgebouw of een aanbouw niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, bedraagt de afstand tussen de gebouwen ten minste 1 m;
  • s. van aanbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel hoogstens 3 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw, dan wel de achtergevel van een aanbouw aan het hoofdgebouw, indien een dergelijke aanbouw aanwezig is en bovendien in de onderlinge zijdelingse perceelsgrens is gelegen;
  • t. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 m of minder van openbaar toegankelijk gebied, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • u. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • v. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2 onder j, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2,5 m mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 16.2 onder m teneinde het mogelijk te maken dat de voorgevel van een aanbouw als aldaar bedoeld op een kortere afstand dan 2,5 m dan wel op één lijn ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 16.2 onder n indien de bouw van de garage niet tot gevolg heeft dat aanwezige parkeergelegenheid verloren gaat ter plaatse van de uitrit van de te bouwen garage;
  • d. het bepaalde in lid 16.2 onder s teneinde de genoemde maat van 3 m te verruimen tot maximaal 3,5 m, mits hiermee niet onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.4 Specifieke gebruiksregel
  • a. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  • b. Praktijkruimten voor medische dienst– en zorgverlening uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond ter plaatse van gronden met de aanduiding 'maatschappelijk' en met een maximaal gezamenlijk oppervlak van 500 m².

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Afwijking ten behoeve van bed & breakfast

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1 teneinde tevens bed & breakfast mogelijk te maken met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte ten hoogste 40 m² mag bedragen;
  • b. de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;
  • c. de bed & breakfast–voorziening in bestaande bebouwing dient te worden gerealiseerd.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Bevoegd gezag kan de in lid 16.1 onder c genoemde aanduiding wijzigen in de bestemming 'Wonen' zonder aanduiding indien en voor zover het gebruik als aangegeven bij de desbetreffende subbestemming voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen.