Plan: | Partiële herziening bestemmingsplan Kernen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0588.BPGWNDPHZBA13hp417-VG01 |
In de kernen Goudswaard en Piershil zijn twee dorpshuizen aanwezig die hun functie hebben verloren. Het betreft de locatie Koningin Julianstraat 29 te Piershil en Van Gaesbeekstraat 2-6 te Goudswaard.
Op deze locaties zal een herontwikkeling plaatsvinden waarbij de maatschappelijke bestemming zal worden omgezet naar een bestemming Wonen. Om deze verandering mogelijk te maken is een partiële herziening opgesteld.
Plandeel Goudswaard
Het plangebied bevindt zich in het noorden van Goudswaard, ten zuiden van de Molendijk en ten westen van de Van Gaesbeekstraat.
Plandeel Piershil
Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van Piershil, ten zuiden van de Christinastraat en ten westen van de Koningin Julianastraat.
In figuur 1.1 is de globale ligging van de 2 locaties aangeduid.
Figuur 1.1 Globale ligging plandelen
Ter plaatse van de plandelen geldt het bestemmingsplan 'Kernen'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 juni 2013. Binnen beide plandelen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Binnen deze bestemming is de beoogde planontwikkeling (woningbouw) niet mogelijk.
Om de nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken is voor Goudswaard een kleine strook van de bestemming Verkeer (ten noorden van bestemming Maatschappelijk) meegenomen in het plangebied. Voor de locatie Piershil is de strook met de bestemming Tuin ten zuiden van de bestemming Maatschappelijk ook meegenomen in het plangebied.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Kernen, Goudswaard (links) en Piershil (rechts).
In hoofdstuk 2 wordt het woningbouwprogramma, en de randvoorwaarden van het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk beleid uiteengezet. Hoofdstuk 4 beschrijft de verschillende (milieu)onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 bevat de juridische plantoelichting. Hoofdstuk 6 ten slotte beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan.
Dorpshuis 'De Coorndijk' in Goudswaard is gebouwd in 1960. In de jaren '70 is met een verbouwing het dorpshuis vergroot. In de loop der jaren heeft het pand, naast de functie van dorpshuis met diverse zalen/ruimten voor het verenigingsleven in Goudswaard, ook gediend als bibliotheek, groenekruisgebouw en peuterspeelzaal. Het pand is verouderd, waardoor is besloten de functies te beëindigen. Inmiddels zijn de verschillende functies elders ondergebracht. Besloten is om het perceel een andere functie te geven.
Het dorpshuis 'Renesse' in Piershil is begin jaren '70 gebouwd en heeft sindsdien de functie dorpshuis met zalen gehad. De slechte staat van het pand heeft ertoe geleid dat besloten is de functie te beëindigen en de locatie een andere functie te geven.
Figuur 2.1: Luchtfoto plandelen Goudswaard (links) en Piershil (rechts)
Figuur 2.2: Foto's plandelen Goudswaard (boven) en Piershil (onder).
Nu zijn er plannen om de bestaande gebouwen te slopen en daar voor in de plaats woningen te bouwen. Voor beide locaties zijn randvoorwaarden opgesteld.
Op de locatie Piershil worden 8 eengezinswoningen (starterswoningen) gerealiseerd en op de locatie Goudswaard 6 eengezinswoningen (starterswoningen) en een twee-onder-één-kapwoning. De 14 eengezinswoningen woningen worden gerealiseerd in de categorie 'bereikbaar', waarbij de primaire doelgroep de starters op de woningmarkt zijn. De twee-onder-één-kap woningen in Goudswaard zijn zogenaamde “vrije sector” woningen.
Locatie Dorpshuis Goudswaard
De locatie is primair geschikt voor woningbouw. De Beneden Molendijk bestaat uit vrijstaande, grote en individuele woningen. Deze individuele karakteristiek vormt geen contrast met de op te richten woningen, omdat de woningen op ruime kavels worden gebouwd omzoomd met groen.
De vrijkomende kavel van het dorpshuis wordt zo gesplitst dat aan de Beneden Molendijk 1 à 2 (twee-aan-een) grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt een blinde muur op de Beneden Molendijk voorkomen.
Woningen Beneden Molendijk
Plaatsing:
Aangezien de voorgevelrooilijn aan de Beneden Molendijk verspringt, kunnen de woningen meer naar voren geplaatst worden ten opzichte van de voorgevellijn van de woning nr. 80. Maar niet verder dan de voorgevellijn van nr. 74. De woning wordt zo geplaatst dat er een voortuin aanwezig is.
Massa en vorm:
De nieuwe woningen sluiten naar maat en schaal aan bij de omliggende bebouwing. De maximale goothoogte van de woningen bedraagt 5 meter en de hoogte 8 meter (overeenkomstig de hoogte van de woning aan de Molendijk 80). Daarnaast zijn de woningen voorzien van een volwaardige kap.
Gevelkarakteristiek:
De diversiteit in het straatbeeld door de individuele vormgeving wordt behouden. Zodoende sluiten de op te richten woningen aan op de cultuurhistorische bebouwing, zowel in typologie, maat, schaal en materiaalgebruik. Hierbij is de bebouwing georiënteerd op de Beneden Molendijk.
Woningen Van Gaesbeekstraat
Plaatsing:
De voorgevelrooilijn is gelijk aan de naastgelegen woningen, waarbij een voortuin aanwezig is.
Massa en vorm:
De nieuwe woningen sluiten naar maat en schaal aan bij de omliggende bebouwing. De maximale goothoogte van de woningen bedraagt 6 meter en de hoogte 8 meter. De kapvorm van de woning is afgestemd op de kapvorm en -richting op de naastgelegen percelen.
Gevelkarakteristiek:
Er is sprake van een samenhang per bouwblok of architectonische eenheid. Voor de woningen is het behoud van ritmiek en herhaling van belang. De bebouwing is georiënteerd op de Van Gaesbeekstraat.
Molenbiotoop
De nieuw op te richten bebouwing is gelegen binnen de zogenaamde molenbiotoop. Bebouwing hoger dan 3.70 m moet elders binnen de biotoop gelijkwaardig gecompenseerd worden. De gemeente zal op basis van het bouwplan zorgdragen voor de compenserende maatregelen. Zie paragraaf 4.1.
In figuur 2.3 zijn de beoogde situering en een impressie opgenomen van de locatie in Goudswaard.
Figuur 2.3 Illustratief een impressie vanaf hoek Van Gaesbeekstraat en Molendijk (aan deze impressie kunnen geen rechten worden ontleend).
Locatie Dorpshuis Piershil
(inclusief bestaande parkeerplaats hoek Koningin Julianastraat en Christinastraat)
De locatie is primair geschikt voor woningbouw. De woningen worden georiënteerd op de Koningin Julianastraat en/of Christinastraat.
Plaatsing:
De bebouwing wordt in de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd zonder te verspringen.
Massa en vorm:
De woningen sluiten naar maat en schaal aan op de omliggende bebouwing. De maximale goothoogte van de woningen bedraagt 6 meter en de hoogte 8 meter. De kapvorm en –richting is afgestemd op de belendende percelen.
Gevelkarakteristiek:
Er is sprake van een samenhang per bouwblok of architectonische eenheid. Voor de woningen is het behoud van ritmiek en herhaling van belang.
Speelveld
Binnen de locatie Piershil wordt ruimte gereserveerd in het plangebied voor de aanleg van een speelveldje. Deze grond is en blijft eigendom van de gemeente. De marktpartij neemt de reservering op in zijn verkavelingsplan.
In figuur 2.4 zijn de beoogde situering en een impressie opgenomen van de locatie in Piershil.
Figuur 2.4 Illustratief een impressie vanaf hoek Christinastraat en Prinses Julianastraat (aan deze impressie kunnen geen rechten ontleend worden)
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De doelen uit de structuurvisie en de genoemde belangen uit het Barro zijn wel van belang maar gezien de regeling die deze herziening beoogd, hebben ze in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel geen consequenties.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6 van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan de economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.De ladder heeft betrekking op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het planvoornemen betreft geen nieuwe stedelijke voorziening. Er is hier sprake van twee verschillende woningbouwlocaties, omdat er geen sprake is van ruimtelijke en functionele samenhang tussen de woningen op beide locaties. Op elke afzonderlijke locatie wordt de bouw van 8 woningen mogelijk gemaakt. De woningen worden gebouwd op zogenaamde inbreidingslocaties (herstructureringslocaties) binnen het bestaand stedelijk gebied. Zowel in Piershil als in Goudswaard wordt het aanwezige, niet meer in gebruik zijnde, dorpshuis gesloopt en wordt de locatie herontwikkeld. Omdat er per locatie minder dan 12 woningen worden gerealiseerd, is er volgens vaste jurisprudentie geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en dus is de laddertoets uit artikel 3.1.6, tweede lid Bro niet van toepassing.
Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De herziening past binnen deze visie.
Verordening ruimte
In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In artikel 2.1.1 is de provinciale ladder duurzame verstedelijking opgenomen om ook het provinciaal belang bij toepassing van de ladder te benadrukken. Zoals in paragraaf 3.1 al is aangegeven is het planvoornemen niet 'ladderplichtig”.
Artikel 2.3.3 van de Verordening ruimte betreft de bescherming van de molenbiotoop. In paragraaf 4.1 wordt getoetst aan artikel 2.3.3.
Door de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard is gezamenlijk de Woonvisie 2030 opgesteld en vastgesteld. Met het vaststellen van de Woonvisie kan gevolg worden gegeven aan de kaderstellende taak op het volkshuisvesting.
Behoefteonderzoek
Volgens de regionale Woonvisie 2030 (vastgesteld september 2017) is er in de Hoeksche Waard een duidelijke vraag naar Goedkope koopwoningen. Hoewel HW Wonen voorziet in een deel van deze behoefte door woningen te verkopen, wordt de behoefte aan goedkope rijwoningen ook expliciet ingebracht bij projectontwikkelaars bij de ontwikkeling van nieuwe plannen. Dit is ook uitgangspunt geweest bij de aanbesteding van de herontwikkelingslocaties van de dorpshuizen in Piershil en Goudswaard. Immers, jongeren dragen bij aan de vitaliteit van de regio. Het is van groot belang dat deze jongeren de mogelijkheid hebben in de regio te blijven wonen.
Dit heeft er toe geleid dat in Piershil acht rijwoningen (voor starters) gerealiseerd worden en in Goudswaard zes rijwoningen (voor starters) en twee 2-onder-1-kapwoningen.
Binnen de Hoeksche Waard is vooral behoefte aan koopwoningen. Het gaat daarbij vooral om rijwoningen, maar ook om 2-onder-1-kappers, vrijstaande woningen en appartementen. (“Perspectieven op de Zuid-Hollandse Woningmarkt” Berenschot 25 juli 2017).
Ook uit de Woonvisie 2030 (ontwikkeling kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte HW) blijkt dat er behoefte is aan 2-onder-1-kapwonignen. De 2-onder-1-kapper in Goudswaard is slechts 0,6 % van de totale behoefte van de Hoeksche Waard tot 2020.
Daarnaast worden de woningen volgens het concept “nul-op-de-meter” gerealiseerd. Wat ook een belangrijke ambitie uit de Woonvisie 2030 is.
Omgevingsvisie Korendijk 2030
Op 28 maart 2017 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Korendijk 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie Korendijk 2030 loopt vooruit op de Omgevingswet. Tot het moment dat de Omgevingswet van kracht is en daarmee het planfiguur omgevingsvisie wettelijk geborgd wordt, is de Omgevingsvisie Korendijk 2030 tevens aangemerkt als structuurvisie conform de Wro en als zodanig vastgesteld door de gemeenteraad.
De Omgevingsvisie Korendijk 2030 is een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn staan. De visie is tot stand gekomen via dorpsgesprekken, interviews, gesprekken op de markt, debatten en omgevingstafels.
De grootste opgave ten aanzien van een onderscheidende woningvoorraad is het aanpassen van de bestaande (woning-)voorraad (zowel particulier als huur) richting levensloopbestendige, verduurzaamde woonmilieus in combinatie met (gelimiteerd) bouwen van nieuwe woningen. Naast de reeds ingezette uitbreidingslocaties ligt de focus op revitalisering, herstructurering en inbreiding van (de oudere delen van) de kernen.
De herstructurering die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt past binnen hetgeen is opgenomen in de omgevingsvisie over inbreidingslocaties. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is daarmee in lijn met het gemeentelijk beleid.
Beleid en normstelling
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat bestemmingsplannen, waarvoor geen milieueffectrapport wordt opgesteld, een beschrijving bevatten van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige historische waarden rekening is gehouden.
Onderzoek
In zowel Goudswaard als Piershil bevindt zich een molen. In de ruimtelijke planvorming gelden voorwaarden om te waarborgen dat de molens voldoende in de wind staan. De omgeving waarin een molen is gelegen wordt de molenbiotoop genoemd. Een molenbiotoop heeft tot doel de windvang van een molen te beschermen middels een bestemmingsplan. Daarnaast beschermt het ook het zicht op de molen vanuit de omgeving. De contour van de molenbiotoop ligt in een straal van 400 meter om de molens. In het bestemmingsplan is de molenbiotoop opgenomen. In het bestemmingsplan is de volgende regel opgenomen:
27.1 Molenbiotoop
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' de volgende regels:
Piershil
De locatie ligt op circa 135 meter afstand tot de molen Simonia. Op deze afstand mag (135/30) tot 3,5 meter gebouwd worden. Het hoogteverschil tussen onderste punt van de verticaal staande wiek en het plangebied bedraagt 4 meter. Op de locatie mag dus tot 7,5 meter hoogte gebouwd worden. De maximale hoogte die mogelijk gemaakt wordt binnen het bestemmingsplan bedraagt 8 meter.
Aangezien omliggende bebouwing (op kortere afstand tot de molen) ook een bouwhoogte van 8 meter heeft levert de ontwikkeling geen extra beperkingen op voor de windvang en het zicht op de molen.
Goudswaard
De locatie in Goudswaard ligt op minder dan 100 meter afstand tot de molen Windlust. Op deze afstand mag niet hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek worden gebouwd. In dit geval 3,7 meter. Als op het bouwperceel in het midden van de breedte een virtuele noklijn getrokken wordt dan in het meest dichtstbijzijnde nokpunt 84 meter en het verst gelegen nokpunt 118 meter. Ook op 84 meter mag ten hoogste 3,7 meter worden gebouwd. Op 118 meter mag (3,9 + 3,7) 7,6 meter gebouwd worden. De maximale hoogte die mogelijk gemaakt wordt binnen het bestemmingsplan bedraagt 8 meter. Dit betekend dat het gehele bouwplan niet voldoet aan de Verordening Ruimte 2.3.3. lid 1.
Er kan aan de biotoop voldaan worden als er tussen de molen en nieuwbouw de vrije windvang of het zicht al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing. Dit is aan de orde maar slechts zeer beperkt. Een woonhuis heeft een noklijn van 9,08 + NAP. Het gedeelte gelegen achter deze noklijn voldoet aan de verordening Ruimte 2.3.3. lid 2. De rest voldoet niet tenzij er elders in de molenbeschermingszone gelijkwaardig wordt gecompenseerd. Op twee locaties aan de Molendijk worden in totaal 5 bomen gekapt. Zie figuur 4.1. In bijlage 1 is een berekening gemaakt voor de compensatie molenbiotoop.
Figuur 4.1 Locatie te kappen bomen (groen), t.o.v. molen (rood) en plangebied (blauw).
Conclusie
Door middel van compensatie (kappen van 5 bomen) kan voldaan worden aan artikel 2.3.3 uit de verordening Ruimte. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007, ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het bodemarchief niet langer bij het Rijk, maar bij gemeenten.
Archeologiebeleid Hoeksche Waard
Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingenkaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van B en W van Korendijk hebben in hun vergadering van 23 februari 2010 deze archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Een archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. Ook kan de kaart gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. De kernen hebben over het algemeen een middelhoge verwachtingswaarde.
Uit de het Archeologiebeleid Hoeksche Waard blijkt dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een middelhoge verwachting voor archeologische waarden. Het daarbij behorende beleidsadvies voor behoud houdt in dat er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd behoeft te worden bij plangebieden tot 500 m2 en vrijstellingsdiepte van 50 cm. Deze middelhoge verwachting is vertaald in het vigerende bestemmingsplan “Kernen”. Op grond van artikel 21 van de planregels is archeologische waarde “ 3” van toepassing, waarin de verstoringsoppervlakte van 500 m2 en een vrijstellingsdiepte van 50 cm van toepassing is.
Onderzoek
Er zijn archeologische vooronderzoeken, bestaande uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd ter hoogte van het voormalig buurtcentrum Koningin Julianastraat 29 te Piershil en het buurtcentrum Van Gaesbeekstraat 2-6 te Goudswaard.
Piershil
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied een middelhoge verwachting heeft voor bewoningssporen uit de Late IJzertijd en de Romeinse tijd en een lage tot middelhoge verwachting voor resten uit de Middeleeuwen. Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat een archeologisch niveau waarin resten uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn, namelijk een veraarde top in het Hollandveen, niet meer aanwezig is. De top van het Hollandveen is waarschijnlijk door mariene erosie in de Middeleeuwen verdwenen. In het pakket getijdeafzettingen uit de Middeleeuwen zijn geen potentiële archeologische niveaus waargenomen. De kans op archeologische resten uit de Middeleeuwen voor de 15e eeuw, lijkt dan ook klein. De verwachting voor resten uit de periode na de hernieuwde inpoldering in 1525 is op basis van historische gegevens laag. Al met al kan geconcludeerd worden dat het niet waarschijnlijk is dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Goudswaard
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied een middelhoge verwachting heeft voor bewoningssporen uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat een archeologisch niveau waarin resten uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd aanwezig kunnen zijn, namelijk een veraarde top in het Hollandveen, niet meer aanwezig is. De top van het Hollandveen is waarschijnlijk door mariene erosie in de Middeleeuwen verdwenen. In het pakket getijdeafzettingen uit de Middeleeuwen zijn geen potentiële archeologische niveaus waargenomen. De kans op archeologische resten uit de Middeleeuwen, voorafgaand aan de inpoldering van het gebied in 1439, lijkt dan ook klein. De verwachting voor resten uit de periode na de inpoldering is op basis van historische gegevens laag. Al met al kan geconcludeerd worden dat het niet waarschijnlijk is dat er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Conclusie
Bij toekomstige vergunningplichtige bodemwerkzaamheden hoeft geen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de gemeente Korendijk of de provincie Zuid-Holland.
Toetsingskader
De parkeerbehoefte van het plangebied wordt bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen. De verkeersgeneratie van het plangebied wordt bepaald aan de hand van kencijfers uit de CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Uitgangspunten hiervoor zijn een ligging in de rest bebouwde kom in een gemeente met een niet stedelijk karakter. Binnen de bandbreedte van het kencijfer is het maximum leidend vanwege het beperkte voorzieningenniveau in de kernen en de beperkte bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Onderzoek
Locatie dorpshuis Goudswaard
Het plangebied is gelegen aan de Van Gaesbeekstraat, een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. In zuidelijke richting wordt de kern bereikt. In noordelijke richting wordt op de Molendijk ontsloten. Via de Molendijk wordt ontsloten richting Piershil, van waaruit het hoger gelegen netwerk wordt bereikt. Binnen de bebouwde kom maken fietsers gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer, voor voetgangers zijn trottoirs langs de rijbaan beschikbaar. De ontsluiting is voor alle modaliteiten goed.
De parkeerbehoefte is bepaald op basis van het type en aantal woningen. Op de locatie worden 6 rijwoningen gerealiseerd uit het goedkopere segment (starterswoningen). Daarnaast worden 2 twee-onder-één-kap woningen mogelijk gemaakt. Per starterswoning bedraagt de parkeerbehoefte 2 parkeerplaatsen, per twee-onder-één-kap woning 2,2 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte bedraagt 16,4 = 17 parkeerplaatsen. Uit tellingen blijkt er een overschot aan parkeergelegenheid nabij het plangebied in Goudswaard. De parkeerbehoefte voor de woningen zal worden voorzien op het openbare parkeerterrein tegenover de ontwikkeling.
Locatie dorpshuis Piershil
Het plangebied is gelegen aan de Koningin Julianastraat, een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. In zuidelijke richting wordt allereerst het centrum bereikt, via de Voorstraat wordt vervolgens op de Buitenom en de Steegjesdijk ontsluiten, het hoger gelegen netwerk. Fietsers maken op de wegen binnen de bebouwde kom gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Voor voetgangers zijn trottoirs aanwezig. De ontsluiting is voor alle modaliteiten goed.
De parkeerbehoefte is bepaald op basis van het type en aantal woningen. Op de locatie worden 8 tussenwoningen gerealiseerd uit het goedkopere segment (starterswoningen). Per starterswoning bedraagt de parkeerbehoefte 2 parkeerplaatsen, de totale parkeerbehoefte bedraagt daardoor 16 parkeerplaatsen. Op de hoek van de Christinastraat zijn 17 parkeerplaatsen beschikbaar. De parkeerbehoefte kan hier in voorzien.
Verkeersafwikkeling
De ontwikkeling van nieuwe woningen bij beide locaties zorgt voor een verkeerstoename in het omliggende wegennet. Daarnaast zorgt de sanering van het dorpshuis ook voor een verkeersafname. De eventuele verkeerstoename zal daarmee dusdanig beperkt zijn dat het zal opgaan in het heersende verkeersbeeld.
Conclusie
De ontsluiting is voor alle modaliteiten goed. De verkeerstoename valt grotendeels weg tegen de sanering van de voormalige dorpshuizen. De eventuele toename gaat daarmee op in het heersende verkeersbeeld. Voor beide locaties zijn parkeerplaatsen opgenomen in het stedenbouwkundig plan, in combinatie met de huidige parkeerterreinen wordt er voldoende parkeergelegenheid voorzien. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging in een woonwijk en de afwezigheid van bedrijvigheid kan het gebied getypeerd worden als rustige woonwijk.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Woningen zijn geluidgevoelige functies volgens de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) en moeten worden getoetst aan de normen uit de Wgh indien gelegen in de geluidzone van gezoneerde wegen. Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. Met het bestemmingsplan worden twee voormalige dorpshuizen gesaneerd in de kernen Goudswaard en Piershil. Op beide gronden wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies en zijn gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de Wgh.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meet-voorschrift geluid 2012 (RMG 2012). Het onderzoek is gerapporteerd en opgenomen in bijlage 4.
Onderzoek
Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden op de woningbouwlocatie in Goudswaard. De voorkeursgrenswaarde wordt hier overschreden ten gevolge van het verkeer op de Molendijk (54 dB) en de Van Gaesbeekstraat (52 dB). De maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB en wordt niet overschreden. Op de woningbouwlocatie in Piershil wordt de voorkeursgrenswaarde / richtwaarde van 48 dB niet overschreden.
In het kader van de Wgh is nader onderzoek uitgevoerd om de geluidbelasting van de overschrijdende gezoneerde wegen te reduceren. Het toepassen van een maximum snelheid van 30 km/u in de Van Gaesbeekstraat is een mogelijke maatregel. De maximale geluidbelasting wordt door deze maatregel verlaagt van 52 dB naar 48 dB op het plangebied in Goudswaard. De voorkeursgrenswaarde wordt dan niet overschreden, een hogere waarde procedure is voor deze bron dan niet noodzakelijk.
Omdat het financieel niet haalbaar is om de kosten van de aanpassingen die nodig zijn voor het instellen van 30 km-zone, en de daarbij behorende inrichting, toe te rekenen aan het bouwplan, blijft het 50 km-regime op de Van Gaesbeekstraat gehandhaafd en wordt dus de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het verkeer op de Van Gaesbeekstraat overschreden.
Het toepassen van overige maatregelen aan de bron- of in het overgangsgebied zijn niet haalbaar/doelmatig geacht voor de woningen in Goudswaard. De cumulatieve geluidbelasting voldoet - net als de andere uitgangspunten - aan het gemeentelijk hogere waarden beleid. Voor de woningen kunnen zodoende hogere waarden worden aangevraagd.
Conclusie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk dient een hogere waarde te verlenen voor de woningen door overschrijding van de Molendijk en de Van Gaesbeekstraat conform onderstaande tabel. De hogere waarde wordt voor zowel de woningen aan de Molendijk als de woningen in de Van Gaesbeekstraat verleend.
Tabel 4.1 Ontheffingswaarde wegverkeerslawaai
Omschrijving locatie | Ontheffingswaarde | Bron |
2 twee-onder-één-kap woningen | 54 dB | Molendijk (Goudswaard) |
2 twee-onder-één-kap woningen | 52 dB | Van Gaesbeekstraat |
6 rijwoningen | 51 dB | Van Gaesbeekstraat |
De hogere waarden wordt in het kadaster vastgelegd.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er op grotere afstand van het plangebied risicovolle inrichtingen gelegen.
Locatie dorpshuis Piershil
Uit de professionele risicokaart blijkt dat ten zuidwesten en ten noorden van het plangebied risicobronnen zijn gelegen. Het gaat hierbij om een bovengrondse propaantank 6200l "Exploitatiebedrijf J.L. van Driel B.V." aan de Vaartweg 13 te Goudswaard en een bovengrondse propaantank 3000l “A.A. van der Heiden” aan de Spuiweg 3 te Piershil. De inrichtingen zijn op dusdanige afstand van het plangebied gelegen, 700 m of meer, dat deze niet van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Afbeelding 4.1 Uitsnede professionele Risicokaart
Locatie dorpshuis Goudswaard
Uit de professionele risicokaart blijkt dat ten zuidwesten van het plangebied een risicobron is gelegen. Het gaat hierbij om een bovengrondse propaantank 5000l "Coorndijck Exploitatiebedrijf B.V." aan de Noordweg 1A te Goudswaard. De inrichting is op dusdanige afstand van het plangebied gelegen, 500 m of meer, dat deze niet van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Afbeelding 4.2 Uitsnede professionele Risicokaart
Conclusie
De benoemde risicobronnen zijn op dusverre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 14 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Monnikenweg, op ca 1,5 km van het plangebied te Goudswaard en op 2,5 km afstand van het plangebied te Piershil. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen in 2015; 16,7µg/m³ voor NO2, 16,7 µg/m³ voor PM10 en 9,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusie
Locatie Piershil
Op 25 juli 2016 is door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de locatie plaatselijk sterk verontreinigd is met PAK. De locatie is niet geschikt voor het toekomstige gebruik wonen. Geadviseerd wordt een plan van aanpak op te stellen om de verontreinigde spot voorafgaand aan de herontwikkeling te saneren.
Locatie Goudswaard
Op 12 juli 2016 is door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijk dat er een matige verontreiniging aan minerale olie aanwezig is. In een nader onderzoek zal moeten worden onderzocht of de ondergrondse brandstoftank nog aanwezig is. Inpandig zijn diverse asbestverdachte materialen toegepast. De locatie is niet geschikt voor het toekomstige gebruik wonen. Geadviseerd wordt om een nader onderzoek uit te voeren. Tijdens werkzaamheden in of met verontreinigde grond dienen de veiligheidsmaatregelen te worden afgestemd op de aangetoonde verontreiniging conform de CROW 132
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Natuurnetwerk Nederland. Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied te Goudswaard of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot zowel het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Haringvliet en tot het dichtstbijzijnde natuurgebied bedraagt 900 m. Het plangebied Piershil ligt op 300 m afstand van een natuurgebied en ruim 2,6 km van het natura 2000 gebied Haringvliet.
Het Plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Haringvliet is niet gevoelig voor stikstofdepositie. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie Zuid Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Overzicht soorten en beschermingsregime
In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied naar verwachting aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.2 : Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het projectgebied en het beschermingsregime
Wet Natuurbescherming | Nader onderzoek nodig bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting | ||
Vogelrichtlijn | alle inheemse soorten |
Ja | |
Habitatrichtlijn bijlage IV | alle vleermuizen | Ja | |
Overige soorten | Algemeen Vrijstellingsregeling provincie Zuid-Holland |
eekhoorn aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. |
Ja Nee |
Soortenbescherming
De huidige waarden van het plangebied zijn onderzocht aan de hand van een QuickScan. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 5. Uit de QuickScan blijkt dat het te slopen gebouw niet geschikt is als verblijfplaats voor vleermuizen en geen ruimte biedt voor vogels met jaarrond beschermde nesten. In de bomen zijn tevens geen nesten waargenomen van vogels met jaarrond beschermde nesten. Voor de overige aanwezige soorten geldt een vrijstelling in provincie Zuid-Holland, wel geldt de algemene zorgplicht. In verband met de aanwezigheid van broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd zodat overtreding van de Wet natuurbescherming kan worden voorkomen.
Het plan is niet in strijd met het gestelde in de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder middels de digitale watertoets over de voorgestane ontwikkeling. De uitkomsten van de digitale watertoets is verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Gemeentelijk beleid
In het Gemeentelijk Waterplan Korendijk is het beleid geformuleerd met betrekking tot het watersysteem binnen de gemeente. Ontwikkelingen zoals klimaatverandering, strengere milieuwetgeving, maar ook de toename van het aantal wegen en gebouwen, zijn redenen om dit beleid voor de gemeente helder vast te leggen. Een duurzaam watersysteem draagt bij aan de veiligheid en leefbaarheid in Korendijk. Met de vaststelling van het Waterplan is duidelijk hoe de gemeente met het water binnen de dorpskernen en in het buitengebied wil omgaan. Hoe het plan wordt aangepakt en op welke termijn. Gelet op het omvangrijke buitengebied van Korendijk is het Waterplan in nauwe samenwerking met waterschap Hollandse Delta opgesteld.
Samengevat luidt de watervisie 2027 in het Waterplan: 'Het realiseren van een veilig en efficiënt watersysteem dat voldoende robuust is om piekbuien zonder wateroverlast op te vangen. De in ere herstelde en natuurvriendelijk ingerichte kreken en de verbeterde groenblauwe verbindingen met het buitenwater zorgen voor een aantrekkelijk watersysteem voor bewoners en recreanten zoals fietsers, kanoërs, vissers en wandelaars. Ruimtelijke ontwikkelingen, inbreidingen en herstructureringen zijn van dien aard dat ze dit watersysteem niet negatief beïnvloeden maar een positieve bijdrage leveren aan een duurzame inrichting. Hierbij worden aspecten vanuit het waterbeheer, ecologie, medegebruik en beheer- en onderhoud beschouwd en gerespecteerd. Voorbeelden van een duurzame inrichting zijn het scheiden van schoon hemelwater en afvalwater, natuurvriendelijke oeverinrichtingen en het reserveren van ruimte voor water. Door enkele technische ingrepen is de mogelijkheid om het oppervlaktewater in de kernen goed te doorspoelen (en daarmee te verversen) weer gewaarborgd, hetgeen onder andere de waterkwaliteit ten goede komt. Enkele dijkvakken worden versterkt waarmee voldaan wordt aan de hedendaagse eisen.'
Huidige situatie
Algemeen
Locatie Piershil
Het plangebied is gelegen in de kern van Piershil. De bodem van het plangebied bestaat uit niet gekarteerd gebied. Het naastgelegen gebied bestaat uit lichte klei. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VB dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand tussen de 0.25 m-mv en 0.40 m-mv en de gemiddelde laagste grondwaterstand 1.20 m-mv. De maaiveldhoogte in het plangebied is -0.10 m-NAP.
Locatie Goudswaard
Het plangebied is gelegen in de kern van Goudswaard. De bodem van het plangebied bestaat uit niet gekarteerd gebied. Het naastgelegen gebied bestaat uit lichte en zware zavel. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap V dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 0.40 m-mv en de gemiddelde laagste grondwaterstand 1.20m-mv. De maaiveldhoogte in het plangebied 0.20 m-NAP.
Waterkwantiteit
In en in de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Waterkwaliteit
In en in de directe nabijheid van het plangebied is geen waterloop of KRW waterlichaam aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Ten noorden van het plangebied te Goudswaard is een secundaire waterkering gelegen.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het plan maakt de herontwikkeling van 2 dorpshuizen binnen de kernen Piershil en Goudswaard mogelijk. De 2 dorpshuizen worden gesloopt. Op de locatie Goudswaard worden 6 woningen gerealiseerd en op de locatie Piershil 8 woningen.
Grondwater
De uitgangspunten notitie geeft aan dat het plan niet mag resulteren in een blijvende grondwaterpeilverlaging of in vervuiling van het grondwater. Na aanleg dient de ontwatering (het verschil tussen de grondwaterstand en maaiveld) in het plangebied minstens 70 centimeter te bedragen. In de huidige situatie wordt daar niet aan voldaan. De beoogde ontwatering zoals in het uitgangspunten notitie is gesteld, is niet haalbaar. De nieuw te realiseren woningen zullen daarom qua bouwpeil aansluiten bij de bestaande omgeving.
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.
De huidige dorpshuizen worden gesloopt waarna in totaal 14 woningen worden gerealiseerd met een verhard oppervlak dat minder wordt dan het huidige verhard oppervlak (tuinen zullen niet helemaal verhard worden). Hierdoor zal compensatie in oppervlaktewater niet noodzakelijk zijn.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Locatie Piershil
De te realiseren woningen worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel tot op de erfgrens. Vanaf de erfgrens is het nog niet mogelijk om het hemelwater gescheiden af te voeren. Het Hemelwater en afvalwater wordt aangesloten op het aanwezige gemengde rioolstelsel.
Locatie Goudswaard
Eind 2017 zal een gescheiden rioolstelsel worden aangelegd. Het afval- en hemelwater van de te realiseren woningen wordt hierop gescheiden aangesloten.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Ten noorden van het plangebied te Goudswaard is een secundaire waterkering gelegen. De beschermingszone van deze kering is gelegen tot de voortuin van de te realiseren 2 onder 1 kap.
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Figuur: Uitsnede beschermingszone secundaire kering, waterschap Hollandse Delta.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het waterschap geeft een positief advies.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);
De beoogde ontwikkeling betreft de herontwikkeling van 2 dorpshuizen naar in totaal 14 woningen. De beoogde ontwikkeling overschrijdt de drempelwaarden niet.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Deze herziening dient de ontwikkeling van woningen mogelijk te maken ter plaatse van de voormalige buurtcentra in Goudswaard en Piershil. Er is voor gekozen om de planvorm herziening toe te passen. De geldende regeling uit het bestemmingsplan 'Kernen' blijft van toepassing.
In de regels is opgenomen dat de regels van het bestemmingsplan 'Kernen' overeenkomstig van toepassing is.
Daarnaast is een algemene regel opgenomen voor parkeren. In de vigerende bestemmingsplannen werd nog verwezen naar de aanvullende werking van de bouwverordening. Deze bouwverordening is niet meer van kracht.
De begrenzing van de herziening betreft hoofdzakelijk de begrenzing van de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de voormalige dorpscentra in Goudswaard en Piershil.
Voortraject
Op 8 mei 2017 zijn de plannen toegelicht aan de dorpsgroepen van Piershil en Goudswaard.
Op 29 juni 2017 is er een informatiebijeenkomst in Goudswaard, waar de initiatiefnemer zijn plannen heeft toegelicht. Voor Piershil wordt tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een informatieavond georganiseerd.
Zienswijzen
Op 15 december 2017 is in de Staatscourant, het Kompas en op de gemeentelijke website de kennisgeving geplaatst van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Kernen” (locatie dorpshuizen Piershil en Goudswaard). Met ingang van 16 december 2017 heeft het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is er geen zienswijze ingediend.
De ter inzagelegging heeft analoog plaatsgevonden in het gemeentehuis te Piershil, en digitaal op de gemeentelijke website en via www.ruimtelijkeplannen.nl.
In bijlage 6 , is het rapport zienswijzen en ambtelijke wijzigingen opgenomen. Het ontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig dit rapport gewijzigd.
Op grond van artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn plannen aangewezen waarvoor een dergelijk exploitatieplan moet worden opgesteld. Artikel 6:12, lid 2 geeft aan dat de gemeenteraad kan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen indien:
In onderhavig geval waren de gronden in eigendom van de gemeente. De gemeente heeft een –niet openbare- aanbesteding uitgeschreven met als doel een partij te selecteren die de herontwikkeling op eigen risico en voor eigen rekening zal ontwikkelen. Onderdeel van de selectie-procedure was een bieding op de gronden. Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst gesloten waardoor het kostenverhaal anderszins zijn verzekerd.