4.7 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet (Ffw), de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek en conclusies
- In het plangebied is in 2011 ecologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 5). In het plangebied zijn algemeen voorkomende licht beschermde (tabel 1) soorten amfibieën en zoogdieren aangetroffen. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels aanwezig, wel dient het plangebied als foerageergebied voor deze soorten.
- Indien het oppervlak water in het plangebied gelijk blijft, wordt het belangrijkste deel van het foerageergebied gehandhaafd en hoeft dit niet te leiden tot negatieve effecten op vleermuizen.
- Voor vogels blijft voldoende geschikt leefgebied in de omgeving aanwezig, negatieve effecten treden niet op.
- In de watergangen komen de beschermde kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Voor het dempen en/of vergraven van watergangen dienen maatregelen getroffen te worden om de aanwezige vissen, maar ook amfibieën en andere organismen te beschermen. De aanwezige vissen en amfibieën kunnen daartoe voorafgaand aan de werkzaamheden worden weggevangen en uitgezet in de directe omgeving in een soortgelijke watergang. Voor deze werkzaamheden dient ontheffing van de Ffw te worden aangevraagd.
- De beoogde bouwwerkzaamheden leveren geen of nauwelijks een negatief effect op voor de habitattypen en –soorten die middels de Nb-wet zijn beschermd binnen het Natura 2000-gebied Haringvliet. Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS.