direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Mijnsheerenland/Westmaas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.SAB61305911-0002

Artikel 18 Wonen

18.1 bestemmingsomschrijving
18.1.1

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    vrij vrijstaande woningen;
    tae tweeaan-een woningen;
    aeg aaneengebouwde woningen;
    gs gestapelde woningen;
  • b. de ondergeschikte verkoop van eigen producten ter plaatse van de aanduiding verkoop van eigen producten;
  • c. een atelier ter plaatse van de aanduiding atelier;
  • d. een kantoor ter plaatse van de aanduiding kantoor;
  • e. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in de categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. bedrijfsactiviteiten behorende tot categorie 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding bedrijf;
  • g. een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

18.1.2

Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voorzover:

  • a. Het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
  • b. Ten behoeve van aan huis verbonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.
18.2 bouwregels
18.2.1

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    vrij aan twee zijden minimaal 3 m;
    tae aan de niet-aangebouwde zijde minimaal 3 m;
    aeg aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • d. minimale dakhelling bedraagt 0º en de maximale dakhelling bedraagt 60º;
  • e. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling, gevelindeling en grondoppervlakte gehandhaafd te blijven, zoals deze ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan was.
18.2.2

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen op het achtererf gebouwd worden;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen of een aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • g. het gezamenlijke oppervlak, voor zover gebouwd per hoofdgebouw, bedraagt bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    vrij   40 m2   indien het zij- en achtererf gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2;  
      50 m2   indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer dan 400 m2 en minder dan 500 m2 bedraagt;  
      70 m2   indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer dan 500 m2 en minder dan 700 m2 bedraagt;  
      80 m2   indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer dan 700 m2 bedraagt;  
    tae   40 m2   bij alle woningen;  
    aeg   30 m2   bij tussen woningen;  
      40 m2   bij eindwoningen;  
  • h. het zij- en achtererf mag bij woningen voor niet meer dan 50% worden bebouwd, dit met uitzondering ter plaatse van de aanduiding vrijstaand, hiervoor geldt dat deze niet meer dan voor:
    40% mag worden bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk minder bedraagt dan 400 m2;
    35% mag worden bebouwd indien het zij- en achtererf gezamenlijk meer bedraagt dan 400 m2;
  • i. het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf mag niet minder bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
  • j. de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens danwel de achterbouwperceelgrens dient 0 m danwel minimaal 1 m te bedragen;
18.2.3

In afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2 aanhef en onder g en h gelden voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gronden binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen volledig worden bebouwd.
18.2.4

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
18.3 ontheffing van de bouwregels
18.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.2.1 onder c voor het verhogen van de goothoogte tot maximaal 6 meter indien stedenbouwkundig aanvaardbaar, met uitzondering van gebouwen met de aanduiding karakteristiek;

18.3.2

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 18.2.1 onder e ten behoeve van het veranderen van de vorm van de bouwwerken.

18.4 specifieke procedureregels
18.4.1

Bij de beoordeling van aanvragen voor het verlenen van ontheffingen conform artikel 18.3.2 dient advies bij de monumentencommissie en de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten ingewonnen te worden.

18.5 aanlegvergunning
18.5.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 18.1.1 onder g bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • het vergraven, afgraven, egaliseren, van gronden.

18.5.2

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de geluidwerende eigenschappen van de geluidwerende voorziening en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

18.5.3

Geen aanlegvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.