direct naar inhoud van 4.9 Ecologie
Plan: Julianastraat Puttershoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPPTHjulianastraat-VG01

4.9 Ecologie

Samenvatting flora en fauna

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 3 en het nader ecologisch onderzoek in bijlage 6.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied 'Oude Maas' is gelegen op ruim 2 km afstand van het plangebied. Gezien de tussenliggende buffers (wegen en gebouwen), is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op het nabijgelegen Natura 2000-gebied. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden. Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van bestaande gebouwen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.

Door advisebureau Mertens is nader onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats en vissen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat de locatie marginaal foerageergebied is voor de gewone dwergvleermuis en dat er algemene vogels zonder vaste rust- en verblijfplaatsen voorkomen. Beschermde vissen komen niet voor. Negatieve effecten op vleermuizen, broedvogels en vissen kunnen dan ook worden uitgesloten.

  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat dat negatieve effecten op vleermuizen, broedvogels en vissen kunnen worden uitgesloten. Gezien het bovenstaande staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg.