direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rustenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

HW Wonen en Stichting Adullam hebben het voornemen om op de locatie Rustenburg in Puttershoek woningbouw te realiseren. Het concrete woningbouwprogramma bestaat uit 56 woningen in verschillende sectoren en een woonzorgcomplex voor maximaal 45 bewoners en circa 3.000 m² bvo. In verband met de huidige marktomstandigheden wordt echter rekening gehouden met uitbreiding van het aantal woningen tot maximaal 68.

Het nieuwbouwplan was in strijd met het toenmalige streekplan. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft destijds op verzoek van de Commissie Hoeksche Waard besloten om onder voorwaarden medewerking te verlenen aan enkele ontwikkelingen in de Hoeksche Waard, vooruitlopend op de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte. De ontwikkeling van de locatie Rustenburg behoort tot deze ontwikkelingen. In het besluit van Gedeputeerde Staten (juni 2009) is te lezen dat het plan voldoet aan de programmatische randvoorwaarden (migratiesaldo nul) uit het streekplan. Daarnaast dient er bij de uitwerking van de plannen wel rekening te worden gehouden met de milieuzonering die nu nog op het aangrenzende terrein van de Suiker Unie rust. Het voornemen is niet in strijd met het huidige provinciale beleid, dat is vastgelegd in de provinciale structuurvisie en de Verordening ruimte.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Rustenburgstraat in het noordwesten en de Groeneweg in het zuidwesten. De zuidoostzijde grenst direct aan het bestaand bebouwd gebied van Puttershoek. Aan de noordoostzijde wordt de begrenzing gevormd door agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0001.jpg"

1.3 Vigerende regeling

Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Puttershoek' vastgesteld op 11 april 2013. De huidige belangrijkste bestemmingen in het plangebied zijn 'Agrarisch' en 'Agrarisch bouwblok kassen'. De woningen aan de Groeneweg zijn bestemd voor 'Wonen' en 'Tuin'. Daarnaast zijn delen van het plangebied bestemd voor 'Groen' en 'Water'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de ontwikkeling. Vervolgens is nader ingegaan op het relevante beleid en onderzoek naar ruimtelijke aspecten zoals verkeer, milieu, ecologie, etc. in hoofdstuk 4. Indien van toepassing wordt verwezen naar onderzoeksrapporten die zijn opgenomen in de bijlagen. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de planopzet en de regels. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding en conclusie

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.

Het Rijk werkt momenteel aan een vertaling van haar beleid in algemene regels (de AMvB Ruimte). Wanneer de AMvB Ruimte in werking is getreden, moeten de regels worden doorvertaald in bestemmingsplannen. Tijdens het opstellen van dit voorontwerpbestemmingsplan is dit laatste nog niet aan de orde. Daarom is volstaan met het toetsen van dit bestemmingsplan aan datgene wat in de Nota Ruimte is opgenomen.

De woningen zijn bedoeld als invulling voor de eigen woningbehoefte van de regio. Ook wordt er een nieuw woonzorgcomplex opgericht. De ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie Rustenburg is in overeenstemming met het beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

Het Rijk kiest in de SVIR voor een selectievere inzet van het rijksbeleid op 13 nationale belangen, gegroepeerd rondom de rijksdoelen versterken van de ruimtelijk-economische structuur, verbeteren bereikbaarheid en waarborgen kwaliteit leefomgeving. Buiten deze 13 nationale belangen hebben gemeenten en provincies beleidsvrijheid. Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

Dit Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco). In de loop van 2012 is het Barro aangevuld met vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding èn nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergie­centrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied.

Ook is met deze aanvulling van het Barro een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen met stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er dient aangetoond te worden of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)

De regionale behoefte is aangetoond en regionaal afgestemd in het convenant regionaal woningbouwprogramma (ondertekening oktober 2013) en het Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2014-2019 (definitieve vaststelling maart 2014). Op de regionale behoefte en afstemming is nader ingegaan in paragraaf 2.3.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)

Aan de regionale woningbehoefte kan niet geheel worden voldaan binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is in regionaal verband afgesproken om onder meer de locatie Rustenburg te benutten. Deze locatie is ook opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie. De locatie voldoet aan het aspect duurzame verstedelijking omdat een verouderde glaslocatie aan de dorpsrand van Puttershoek wordt benut voor herstructurering naar woningbouw.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)

Het gebied is passend multimodaal ontsloten (zie paragraaf 4.6). Daarmee voldoet de ontwikkelingslocatie aan het vereiste van een passende ontsluiting.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met het rijksbeleid. De ontwikkeling voldoet aan de ladder: er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

De locatie is op de visiekaart 'beter benutten bebouwde ruimte' aan drie zijden omsloten door bestaand stedelijk gebied, maar is zelf niet als zodanig aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0002.png"

Uitsnede visiekaart 'beter benutten bebouwde ruimte'

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) 

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

Het plangebied is op de visiekaart 'laag van de stedelijke occupatie' aangemerkt als dorpsrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0003.png"

Uitsnede visiekaart 'laag van de stedelijke occupatie'

Op de integrale kwaliteitskaart is het gebied aangemerkt als 'Kwaliteit in stads- en dorpsgebied'. Het gebied grenst aan 'Herkenbare open zeekleipolders'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0004.png"

Uitsnede kwaliteitskaart

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Wonen

De woningmarkt is een voorraadmarkt. In het overgrote deel van de vraag kan worden voorzien door (her)gebruik, vernieuwbouw, renovatie, verhuur en verkoop van de bestaande voorraad. In een deel van de behoefte aan eengezinswoningen kan bijvoorbeeld worden voorzien doordat woningen vrijkomen door verhuizing naar zorgeenheden of door het overlijden van ouderen. De provincie verwacht van gemeenten dat zij met elkaar in regionale visies vanuit dat perspectief vertrekken. Dat wil zeggen dat inzicht wordt gegeven in de mogelijkheden die de bestaande voorraad en doorstroming bieden, dat voorraad- en huisvestingsbeleid worden vastgesteld en dat daaruit volgende acties worden geformuleerd. Het bouwprogramma is het sluitstuk, dat volgt uit kwalitatieve en kwantitatieve behoefteramingen en uit de voorziene ontwikkeling van voorraad en de bewoning daarvan.

De provincie biedt de gemeenten hiervoor een referentiekader aan via woningmarktverkenningen. Woningbouw zal voor het grootste deel plaats moeten vinden in de stedelijke agglomeratie. Maar ook daarbuiten is er bouwbehoefte. Het grootste deel van de bouwbehoefte betreft woningen in een centrumstedelijk, buitencentrum- of centrumdorps milieu. Maar ook in andere milieus moet worden bijgebouwd. De provinciale kwantitatieve en kwalitatieve behoefteramingen, die eens per drie jaar worden geactualiseerd, vormen een referentiekader voor het gesprek tussen provincie en regio's over de actualisering van regionale woonvisies. De hoofdlijnen van dat kader staan in het Programma ruimte.

In 2013 heeft de provincie de regionale woonvisie Hoeksche Waard en de bijbehorende systematiek aanvaard (zie bijlage 1). Nadere regionale afstemming is niet noodzakelijk.

Verordening ruimte (2014)

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing

  • a. De regionale behoefte is in regionaal verband afgestemd (zie ook hierna). Het toevoegen van 68 woningen en 45 zorgwoningen geeft invulling aan de regionale behoefte. Dit is hierna nader gemotiveerd.

Woningen

In het bestemmingsplan worden in totaal 68 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. 56 woningen zijn rechtstreeks mogelijk. Met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om, als de markt er om vraagt, 12 extra woningen te realiseren. Deze 12 woningen zijn opgenomen in de lijst van categorie 2 projecten. 56 woningen zijn over de categorieën 1 en 2 van de huidige woningbouwprogrammering (zie Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2014-2019) verdeeld. Het deel in categorie 1 staat gepland voor 2015-2016-2017. Categorie 2 zijn plannen die worden aangesproken als er marktruimte voor is of het zijn plannen die uit categorie 1 uitgefaseerd zijn voor realisatie na 2019. De fasering van de 56 woningen is opgenomen in tabel 1.

Tabel 1 Fasering woningbouw naar typologie

Type woning   Categorie 1   Categorie 2  
Rijwoning koop   7   18  
Twee onder één kap koop   15   14  
Vrijstaand koop   2    
totaal   24   32  

Categorie 1

Tot 2020 worden 24 woningen gerealiseerd. 7 van deze woningen zijn rijwoningen in de prijsklasse € 175.000 - € 210.000. Deze vallen daarmee met name in de categorie goedkoop. De 15 twee-onder-één-kap woningen vallen in de prijsklasse € 300.000,- tot € 450.000,- en vallen daarmee in de categorie duur. De twee vrijstaande woningen hebben een prijsniveau boven de € 450.000,- en vallen daarmee ook in de categorie duur.

Categorie 2

Tussen 2020-2025 worden er 32 woningen geprogrammeerd. Hiervoor gelden de volgende punten:

  • Het prijsniveau van de woningen ligt nog niet vast.
  • Woningen in de categorie goedkoop zullen een prijsniveau van € 175.000,- tot € 235.000,- hebben.
  • De twee onder één kap woningen zullen een prijs hebben tussen € 245.000,- en €450.000,-.
  • Thans zijn de woningen als koopwoningen aangemerkt. De ontwikkeling is vanuit de corporatie geïnitieerd. Als blijkt dat er meer sociale huurwoningen nodig zijn dan kan een deel van deze woningen ingezet worden voor de sociale huur.
  • In het bestemmingsplan zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Indien de markt dit vraagt kan de woningtypologie worden veranderd.
  • Verder kunnen er bovenop de 32 woningen binnenplans nog 12 extra woningen worden gerealiseerd. Als voorwaarden gelden een goede stedenbouwkundige inpassing en een aangetoonde behoefte.

Zorgwoningen

In het woonzorgcomplex worden 45 zorgwoningen mogelijk gemaakt. 40 woningen worden direct gebouwd, 2 woningruimten dienen als crisiswoning en 3 ruimten zijn flexibel en kunnen op een later tijdstip als zorgwoning worden ingericht.

Van deze 45 woningen gaat het om 18 vervangende woningen ten behoeve van de locatie Zuiderheim aan de Laning 1 te Puttershoek en om 6 zorgwoningen ter vervanging van het logeerhuis De Mantelienge in Ouddorp. Deze locatie wordt gesloten en biedt momenteel plek aan maximaal 8 zorgwoningen. Er worden verder 16 nieuwe woningen gebouwd plus 2 crisiswoningen. Tot slot zijn er 3 ruimten later in te richten als zorgwoningen. Het totaal komt daarmee op 45. De behoefte aan (extra) zorgwoningen blijkt uit actuele wachtlijsten.

Regionale afstemming

De woningbouwontwikkeling Rustenburg is opgenomen in de actuele woonvisie voor de regio Hoeksche Waard, zoals door het SOHW op 20 februari 2014 aan de Provincie Zuid-Holland (PZH) aangeboden. Met de brief van 17 maart 2014 van PZH aanvaardde PZH de regionale woonvisie en de regionale systematiek van drie categorieën. In die brief gaf PZH aan dat plannen ‘uit categorie 1 of uit categorie 2 waarvan de regionale afstemming navolgbaar is weergegeven, voldoen op basis van de Verordening Ruimte 2012 aan het onderdeel verantwoording behoefte en regionale afstemming daarvanuit uit de Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. In een anterieure overeenkomst tussen de corporatie HW Wonen, Stichting Zorg Adullam en de gemeente Binnenmaas is vervolgens de fasering van deze woningbouw vastgelegd.


Het project Rustenburg zal in lijn met de huidige woonvisie in de programmering 2015-2025 worden opgenomen in de nieuwe woonvisie. Dit blijkt uit nadere ambtelijke en bestuurlijke consultatie.

  • b. Omdat de woningbehoefte niet geheel binnenstedelijk plaats kan vinden is in dit geval gekozen voor een locatie die passend ontsloten is en voldoet aan de eisen van de kwaliteitskaart (zie kaarten visie ruimte en mobiliteit hierboven). Het betreft in dit geval een herstructureringslocatie aan de rand van Puttershoek.
  • c. De locatie is passend ontsloten (zie paragraaf 4.6) De locatie past in de doelstellingen van de kwaliteitskaart (zie visie ruimte en mobiliteit en artikel 2.2.1). De locatie is niet opgenomen in het programma ruimte omdat deze kleiner is dan 3 ha.

Artikel 2.2.1

lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toetsing

Omdat het gebied niet is aangemerkt als bestaand dorpsgebied, maar wel als dorpsrand, is de ontwikkeling aan te merken als 'aanpassen'. Er zijn ook geen bijzondere waarden in het geding en het gebied is aan drie zijden omsloten door bestaand stedelijk gebied. Hoewel dat volgens de verordening (2.2.1 lid 4, zie hierna) niet noodzakelijk is, is in paragraaf 3.3 nader ingegaan op het versterken van de kwaliteit van het gebied en de ruimtelijke inpassing. (beeldkwaliteitsparagraaf). Aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht omdat de ruimtelijke kwaliteit per saldo toeneemt.

Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  • die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Structuurvisie Hoeksche Waard (2009)

Met de Structuurvisie Hoeksche Waard laat de regio (bestaande uit vijf gemeenten) zien wat haar visie is op de toekomst. In de Structuurvisie wordt een visie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de regio tot 2030. Doel is de gelijktijdige versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard. Van 20 oktober tot 1 december 2008 heeft de ontwerpstructuurvisie voor inspraak ter inzage gelegen. Het Ruimtelijk Plan van de Structuurvisie Hoeksche Waard is in de zomer van 2009 door de gemeenteraden vastgesteld.

Specifiek voor het plangebied zijn de volgende zaken van belang:

  • behoud en versterking van de aanwezige natuurkern;
  • verbeteren van de beeldkwaliteit van de historische dijklinten met monumentale gebouwen en erfbeplanting;
  • duurzaam beheer van monumenten en beeldkwaliteit in historische dorpskernen en dijklinten;
  • de aanwezigheid van een inbreidingslocatie/herstructureringslocatie.

Regionale woonvisie Hoeksche Waard (2009)

Met de Regionale Woonvisie biedt de regio Hoeksche Waard een kader voor de regionale woningmarkt, met daarbij de regionale opgave zo scherp mogelijk in beeld, met oog voor belangen en verschillen op lager schaalniveau.

Het uitgangspunt van de Woonvisie is om te bouwen voor de eigen behoefte. Het contourenbeleid zoals dat is geformuleerd in de Structuurvisie, vormt het uitgangspunt. Er wordt geconstateerd dat binnen deze contouren vooralsnog voldoende ruimte is om te bouwen voor de woningbehoefte in de regio.

De bestaande woningvoorraad biedt de meeste mogelijkheden om te sturen. Kwaliteit en passendheid van de bestaande voorraad is het vertrekpunt om de woonkwaliteit in de Hoeksche Waard te verbeteren; daarna komt nieuwbouw.

De Woonvisie stelt dat huisvesting van een aantal doelgroepen bijzondere aandacht vraagt: starters/jongeren, ouderen en mensen met een beperking.

Specifiek voor Puttershoek stelt de woonvisie dat de kern, met ruim 6.500 inwoners, een dorp is met een groot aantal voorzieningen en een levendig dorpscentrum. Puttershoek wordt daarbij getypeerd als halfstedelijk, met een regionale functie.

De Regionale Woonvisie zet in op de volgende koers voor Puttershoek:

  • belangrijke ontwikkeling voor Puttershoek is de transformatie van het Suiker Unieterrein. De ligging aan de Oude Maas en aan de rand van Puttershoek biedt potenties voor een veelheid aan functies op het gebied van wonen, bedrijvigheid, voorzieningen en sport;
  • richtsnoer woningbouwdichtheid: 25 woningen per hectare, bij inbreidingslocaties ligt de nadruk op wonen met centrum-dorps karakter;
  • in Puttershoek sterker accent leggen op doelgroepen starters en ouderen;
  • sterker accent op zorggerelateerde woningen;
  • ook sterk accent op aanpak bestaande woningvoorraad (opplussen en herstructurering), in overleg met corporatie. Herstructurering met voor het dorp passende nieuwbouw (in centrum dorpse sfeer of woonwijk) is een aandachtspunt;
  • potentiële locatie voor grootschaliger woon-/zorgconcept;
  • gezien het voorzieningenniveau en de vergrijzing sterker accent op grootschaliger woningbouw voor senioren (regionale functie);
  • wooneenheden voor verpleging toevoegen.

Actualisatie regionale woonvisie Hoeksche Waard 2013

In 2013 heeft er een actualisatie plaatsgevonden van de regionale woonvisie. Samen met het convenant regionaal woningbouwprogamma en de bijbehorende projectenlijst 2014-2019 vormt dit document de basis voor de komende jaren.

De gemeenten van de Hoeksche Waard hebben hun regionale woonvisie op enkele punten geactualiseerd, omdat deze niet meer in de pas liep met recente ontwikkelingen op de woningmarkt en de woningbehoefte. De woonvisie is zodanig aangepast, zodat dit beleidskader actueel en passend is bij het nieuwe regionaal woningbouwprogramma 2014-2019. Uitgangspunt voor de actualisatie is dat gemeenten inzetten op een woningvoorraad, die aansluit op de behoefte van nu en in de toekomst. De actualisatie beperkt zich tot de onderwerpen kwantitatief en kwalitatief woningbouwprogramma en kernenspecialisatie. Het betreft dus geen volledige actualisatie van de woonvisie.

Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020

In de Regionale Woonvisie Hoeksche Waard is de doelstelling neergelegd om te komen tot een evenwichtig regionaal woningbouwprogramma voor de Hoeksche Waard. Recent zijn afspraken gemaakt met de andere gemeenten in de Hoeksche Waard over het regionale woningbouwprogramma. Deze zijn vastgelegd in het Convenant Regionaal Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2020.

Om tot de gewenste productie i.c. een realistisch en kansrijk regionaal programma te komen hanteren de gemeenten een lijst met projecten. Dit is een flexibele lijst die kan worden aangepast afhankelijk van de wijzigingen in de vraag. Deze lijst wordt door de colleges van B&W van de vijf gemeenten vastgesteld.

Op basis van de afspraken in het convenant en analyses die daaraan ten grondslag liggen wordt niet verwacht dat er overcapaciteit zal ontstaan als gevolg van de beoogde woningbouw in het plangebied. Ook wordt met het nieuwe convenant rekening gehouden met de huidige woningmarkt en demografische ontwikkelingen. Het woningbouwprogramma dat het bestemmingsplan mogelijk maakt is dan ook in lijn met de uitgangspunten in de provinciale Woonvisie.

Woningbouwprogramma Hoeksche Waard 2014-2019

De regio gebruikt een systematiek met drie categorieën in de uitvoerbaarheid van het woningbouwprogramma. De eerste categorie bevat projecten die naar verwachting voor 2020 gerealiseerd kunnen worden. Rustenburg valt deels onder categorie 1 en deels onder categorie 2. Het deel in categorie 1 staat gepland voor 2015-2016-2017 (centrum-dorps woonmilieu, 26 woningen). Categorie 2 zijn plannen die worden aangesproken als er marktruimte voor is of het zijn plannen die uit categorie 1 uitgefaseerd zijn voor realisatie na 2019. In Rustenburg zijn 42 woningen opgenomen in categorie 2 in de periode voor 2020.

De plannen in categorie 3 zijn nog niet gefaseerd.

Het woningbouwprogramma en de systematiek zijn door de provincie aanvaard als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen (zie bijlage 1).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het provinciaal en regionaal beleid. Het totale woningbouwprogramma kan naar verwachting worden gerealiseerd voor 2020.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Binnenmaas (2013)

De gemeente Binnenmaas is een kwalitatief aantrekkelijke woonomgeving waar in elk dorp woningen worden gebouwd voor elke doelgroep. Gelet op de demografische ontwikkelingen en het feit dat nieuwbouw maar een heel klein percentage is van de totale woningvoorraad ligt de focus veel meer dan voorheen op de bestaande woningvoorraad. De huidige woningvoorraad voldoet door herstructurering of het opknappen van woningen aan de behoeften van verschillende doelgroepen.


Binnen de rode contouren is voldoende ruimte om in elk dorp woningen te bouwen. Woningen worden gebouwd voor een goede afronding van de dorpen, bij de herstructurering van bestaande woningen en op locaties die om een andere invulling vragen. In het laatste geval gaat het bijvoorbeeld om locaties waar nu nog solitaire bedrijven zijn gevestigd, vrijkomende agrarische bebouwing of vrijkomende locaties van voorzieningen.


De vraag en het aanbod van de woningbouw zijn op elkaar afgestemd. Woningbouwplannen die niet voldoen aan de marktvraag zijn opnieuw bekeken en zo nodig aangepast, gefaseerd of geschrapt.

De locatie Rustenburg past binnen de gemeentelijke visie en is aangeduid als woningbouwproject.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0006.png"

Uitsnede visiekaart

Welstandsnota (2010)

In de Welstandsnota zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen.

Puttershoek is in de Welstandsnota aangewezen als knooppuntnederzetting. Het plangebied zelf is nu nog een polderlandschap en kent een welstandsniveau van 'bijzonder welstandsgebied'. Gezien de toekomstige functie als woonwijk, zal het welstandsbeleid aansluiten op de rest van Puttershoek. Daar geldt een regulier welstandsbeleid.

Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn onder andere cultuurhistorische herkenbaarheden, diversiteit in gevelwanden, positionering, massa en maatvoering, aandacht voor hoeksituaties, detaillering van gevel en dakvlak, materialen en kleuren en reclame-uitingen.

Hoofdstuk 3 Planopzet

3.1 Huidige situatie

Het plangebied is momenteel in gebruik voor agrarische doeleinden. Een aanzienlijk deel van de gronden is bebouwd met een tweetal kassen. Deze hebben een oppervlak van respectievelijk 10.000 m² en 900 m². De randen van het plangebied grenzen ter plaatse van de Rustenburgstraat en de Groeneweg aan de bestaande vrijstaande woningen.

3.2 Nieuwe situatie

Door Kokon, bureau voor architectuur en stedenbouw, zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden en ontwerpregels opgesteld, deze zijn opgenomen Bijlage 10. Als uitgangspunt voor de verkaveling is de ruimtelijke opbouw van Puttershoek gehanteerd. Puttershoek wordt gekenmerkt door een vrijwel orthogonaal stratenpatroon waarin de rechthoekige contouren van de agrarische verkaveling herkenbaar is. Bebouwing is over het algemeen kleinschalig en bestaat uit rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen.

Dit gegeven is vertaald naar het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp. Aan de zuidwestzijde van het plangebied zijn twee-onder-een-kapwoningen en een tweetal vrijstaande woningen beoogd. De noordzijde van het plangebied is bestemd voor rijwoningen. In de zuidoostelijke hoek van het plangebied is verder nog een appartementsgebouw voor zorgwoningen gepland.

Het stratenpatroon wordt gekenmerkt door een eenvoudige blokverkaveling, uitgezonderd de noordoosthoek. Hier komt een gebogen doodlopende straat welke begeleid wordt door een gebogen bouwblok. Het stratenpatroon wordt doorsneden door de oorspronkelijke watergangen. Aan de achterzijde van het gebogen bouwblok wordt een grotere waterpartij aangelegd ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak.

(woningbouw)programma

In het bestemmingsplan worden direct 56 woningen mogelijk gemaakt. Er wordt in het plan echter rekening gehouden met uitbreiding van dit aantal tot maximaal 68 woningen. Dit zonder dat de stedenbouwkundige opzet wordt aangetast. De uiteindelijke verdeling in type woningen is afhankelijk van de marktsituatie. Daarnaast wordt een woonzorgvoorzieningen voor maximaal 45 bewoners en circa 3.000 m² Bvo voor personeelsvoorzieningen mogelijk gemaakt.

Ontwerpregels

Voor de verder uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp zijn de volgende ontwerpregels geformuleerd:

  • Streef naar een duurzame gebiedsontwikkeling door onder meer in de verkaveling noordtuinen te voorkomen, passieve zonne-energie te benutten en zoveel mogelijk duurzame bouwmaterialen en -methoden toe te passen, die nu en in de toekomst het milieu zo min mogelijk belasten. Zorg voor een goed isolerende buitenschil van de woningen en een lage EPN-waarde.
  • Voorkom de confrontatie tussen voorzijde en achterzijde van woningen.
  • Neem de oorspronkelijke vorm van de (ruil)verkaveling als uitgangspunt voor de verkaveling en formeer zachte overgangen met het bestaande woongebied.
  • Zorg dat bestaande kleinschalige woonbebouwing zoveel mogelijk wordt 'gespiegeld' in het verkavelingsplan, zodat bestaande en nieuwe plannen vloeiend in elkaar overgaan.
  • Zorg dat de bezonning van bestaande panden nergens langdurig wordt belemmerd door de nieuwbouw.
  • Formeer waterpartijen tussen bestaand en nieuw woongebied. Dit om zowel een natuurlijke erfscheiding te creëren als om problemen met de waterhuishouding te voorkomen.
  • Voorzie aansluiting(en) op toekomstige verkaveling van het gebied ten noorden van de locatie, zonder deze vast te leggen. Dit kan bijvoorbeeld door een gezamenlijke ontsluitingsweg op de plangrens te projecteren.
  • Ontwerp straatprofielen die passen bij het karakter en de schaal van een dorpse woonomgeving, onder meer door het invoeren van een 30 km/h-regime en de toepassing van natuurlijke materialen en veel groen in de openbare ruimte.
  • Voorkom het ontstaan van een directe verbinding voor sluipverkeer tussen Biezengors en Groeneweg.
  • Maak het buurtpark vanuit het woongebied optimaal beleefbaar en bereikbaar door de accentuering van kijklijnen en het aanleggen van voldoende en uitnodigende voetpaden.
  • Maak op voorhand geen buurtontsluiting voor auto's vanaf de Biezengors.
  • Behoud een langzaamverkeersverbinding in de noord-zuidrichting via nieuw aan te leggen wegen.
  • Voorzie een langzaamverkeersroute in de oost-westrichting tussen de Biezengors en de Rustenburgerweg. Aandachtspunt hierbij is de helling en wijze van aansluiten op de Rustenburgerweg. Tevens zou deze verbinding in de toekomst als recreatieve route kunnen worden voortgezet in westelijke richting door het buitengebied.
  • Streef in het woningbouwontwerp naar een marktconform, gevarieerd en eigentijds architectuurbeeld, waarmee een dorps karakter wordt opgeroepen. Neem uitgangspunten hiervoor op in het bestemmingsplan en leg dit ter goedkeuring voor aan burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.
  • Gebruik voor de realisatie materialen als baksteen, gebakken pannen en andere te recupereren producten.
  • Tref voorzieningen die waarborgen dat de wijkontsluiting ter plaatse van de Rietgors uitsluitend toegankelijk is voor langzaam verkeer en hulpverleningsvoertuigen.
  • Ontwerp het nieuwe woonzorgcomplex als zelfstandig bouwvolume binnen een eigen ruimtelijke context, waarvoor een inrichtingsplan wordt bijgeleverd, waarin rekening gehouden wordt met het te realiseren aantal parkeerplaatsen.

Conclusie

De ontwerpregels zijn zoveel mogelijk gehanteerd in het huidige ontwerp. Zo zijn er bijvoorbeeld geen directe ontsluitingen op de Rietgors, Biezengors en de Rustenburgstraat waardoor sluipverkeer wordt voorkomen. De beoogde woningen zijn qua schaal, maat en typologie afgestemd op de bestaande woningen in het woongebied ten oosten van het plangebied en op de bestaande woningen langs de Rustenburgstraat. De beide beoogde vrijstaande woningen nabij de kruising van de Groenestraat en de Rustenburgstraat sluiten qua maatvoering aan op de bestaande vrijstaande woningen langs deze weg. Het ontwerp is zodanig dat er geen tuinen op het noorden worden gerealiseerd.

3.3 Beeldkwaliteitsparagraaf

Het plangebied ligt direct ten westen van het bestaande dorp grenzend aan het Zeekleipolderlandschap van de Hoekse Waard. Juist deze ligging vraagt erom de uitbreiding dusdanig vorm te geven dat deze op een zorgvuldige wijze in wordt gespeeld op de kwaliteiten van dit landschap.

Gebiedsprofiel Hoeksche Waard

Als uitwerking van de kwaliteitskaart in de provinciale structuurvisie is de 'gebiedsprofiel Hoeksche waard” opgesteld. Het gebiedsprofiel is de schakel tussen de kwaliteitskaart en de beeldkwaliteitsparagrafen van lokale overheden. Het is een uitwerking van de legenda eenheden van de kwaliteitskaart. Het geeft een beschrijving en ambitie voor de kenmerken en kwaliteiten van een gebied.

De Hoeksche Waard is een mozaïek van polders die vanaf de Middeleeuwen zijn bedijkt. Het eiland is ontstaan vanuit een aantal oude polders die met de inpoldering van de noordelijke aanwaspolders aan elkaar zijn gegroeid. Daarna is het eiland in oostelijke en zuidelijke richting steeds verder uitgebreid door opeenvolgende aanwassen in te polderen. De verschillende poldertypen die zo zijn ontstaan hebben allen andere ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten en vertellen samen het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van het eiland.
De dijken zijn vaak beplant en bebouwd en vormen de contramal van de open polders. Ze begrenzen de open ruimten en maken de polderopbouw zichtbaar en beleefbaar. Ze geven reliëf aan het landschap en dragen in hoge mate bij aan de visuele beleving en de recreatieve aantrekkingskracht van het landschap. Gekoppeld aan de verschillende poldertypen zijn er verschillende dijktypen te onderscheiden.

De hoofdambities uit het gebiedsprofiel Hoeksche Waard zijn:

  • Het herkenbaar houden en versterken van de structuur van dijken en kreken.
  • Het veiligstellen van de openheid van de polders.
  • Inzet op een zonering die zich richt op een dynamisch landschap in het noorden en een rustige en op natuur en recreatie gericht zuidelijk deel van de Hoeksche Waard.
  • Het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige dorpsranden.
  • Het veiligstellen en waar mogelijk versteken van de verbindingen tussen dorp en landschap.
  • De verdere ontwikkeling van buitendijkse natuur, inclusief het eiland Tiengemeten.

Locatie Rustenburg

Het gebiedsprofiel Hoeksche Waard geeft richting aan middelgrote ruimtelijke projecten, zo ook aan de ontwikkeling van Rustenburg. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende legenda-eenheden van belang:

  • 1. Noordelijke en oostelijke aanwaspolder
  • 2. Dijkdorp
  • 3. Rand verweven met landschap
  • 4. Ingesloten dijklint
  • 5. Verspreide glastuinbouw

Hieronder wordt ingedaan op de omgang met de verschillende ambities die behoren bij deze legenda-eenheden. Daarna worden conclusies getrokken met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling Rustenburg.

Noordelijke en oostelijke aanwaspolder: De noordelijke polders zijn vaak zeer groot en hebben een onregelmatige vorm. Ze zijn voornamelijk als akkerland in gebruik.

ambitie:

De ambitie voor de verstedelijkte polders aan de noordrand, waar de openheid onder druk staat, is dat er wordt ingezet op integrale gebiedsontwikkeling, waarbij stedelijke ontwikkelingen worden gecombineerd met investeringen in het landschap. Er wordt hierbij gestreefd naar behoud van de nog resterende openheid van de polders, door stedelijke ontwikkelingen waar mogelijk te concentreren en lange zichtlijnen te behouden.

inpassing:

Deze locatie ligt direct naast het bestaande dorp en maakt onderdeel uit van het open zeekleipolderlandschap. De locatie ligt echter geïsoleerd ten opzichte van de rest van het landschap, door onder andere de aanwezige woonbebouwing langs de Groeneweg. Daarnaast is er sprake van ontwikkeling van een nieuwe kasgebied ten westen van de locatie en ontwikkelingen ten noorden van het plangebied, onder andere op het terrein van de voormalige suikerfabriek. Bovendien is van landschappelijke openheid op de locatie nauwelijks sprake door de aanwezigheid van kassen.

De ontwikkeling van de locatie Rustenburg speelt in op het principe om dorpen compact te houden ten gunste van het open landschap. Het ontwerp voor de locatie Rustenburg gaat uit van de oorspronkelijke vorm van de verkaveling. De langgerekte groenzone tussen de Biezengors en de gebouwen van Stichting Adullam en Alcazar wordt in het plangebied doorgetrokken richting Rustenburgstraat. Dit versterkt de ruimtelijke kwaliteit van het woongebied en verankert het plan in de dorpsstructuur.

Dijkdorp: De historische bebouwing is in Puttershoek met name gesitueerd direct achter de rivierdijk of aan de dijk langs de Boezemvliet. Puttershoek bestaat naast de lintbebouwing voor een groot gedeelte uit planmatige wijken. De overige wijken hebben een sterke interne structuur die weinig relatie hebben met elkaar of de oude historische structuur.

ambities:

  • Behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de verblijfskwaliteit van het historische dorpscentrum.
  • Er wordt uitgegaan van onderscheidende compacte dorpen met een dorps karakter. Elk dorp is uniek en uitbreidingen worden zoveel mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd. Dit mag echter niet ten koste gaan van de 'lucht' in het dorp.
  • Inzetten op behoud en versterking van de historische dijklinten. Er is hier beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, vanwege de dichtheid van het dijklint. Bij de inpassing van (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met de huidige korrel, het profiel en variatie in bebouwing.
  • De dijklinten worden opgenomen in het recreatieve netwerk, waarbij het centrum fungeert als concentratiepunt voor routes en attracties.
  • Bij ontwikkelingen buiten de historische dijklinten worden waardevolle structuren ingezet als dragers van de stedenbouwkundige structuur. Waar mogelijk wordt de relatie met het omliggende landschap opgezocht door nieuwe (zicht)relaties.

inpassing:

Met de uitbreiding op locatie Rustenburg wordt voor Puttershoek voorzien in nieuwe woninguitbreiding. De locatie past bij de ruimtelijke opbouw van het dorp. Het gaat er vanuit Puttershoek compact te houden en aan deze zijde van het dorp een logische afronding te maken.

Het vult de aanwezige bebouwing, voormalige boerderijen en vrijstaande woningen, langs de Groeneweg aan. Hier wordt de dorpsrand vormgegeven. Door een groene strook te leggen tussen het terrein van Stichting Adullam en het nieuwe woonzorgcomplex (met dezelfde eigenaar) wordt vormgegeven aan een zachte overgang met het bestaande dorpsgebied.

Rand verweven met landschap: Dorpsranden aan het open polderlandschap hebben een directe (zicht)relatie met het landschap. De overgang van dorp naar landschap ligt niet vast. Door ontwikkelingen kan de dorpsrand opschuiven. Een belangrijk kenmerk van de dorpsranden is de informele en dorpse uitstraling.

ambities:

  • Dorpen blijven herkenbaar.
  • Er wordt ingezet op het contact tussen kleinschalige compacte dorpen en het weidse polderlandschap. Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan een heldere landschappelijke afronding van het dorp.
  • De dorpen hebben een groene rand naar het open polderlandschap. Dit kan zowel door private tuinen, als door openbaar groen of een beplante dorpsstraat. Deze afwisseling is belangrijk en draagt bij aan het informele en dorpse karakter.
  • Landschappelijk waardevolle structuren, zoals dijken en kreken, worden ingepast in de dorpsrand en vormen belangrijke stad-landverbindingen.
  • De toegankelijkheid en beleefbaarheid van de dorpsrand verbeteren door fysieke en visuele relaties te handhaven dan wel te versterken.

inpassing:

Door de ontwikkeling van de locatie Rustenburg schuift de dorpsrand op. Op logische wijze wordt langs de Groeneweg, door toevoeging van enkele woningen, een nieuwe dorpsrand vormgegeven. Vrijstaande woningen op relatief grote kavels dragen bij aan een groen beeld en een dorpse uitstraling.

Door het gebied wordt een langzaamverkeersroute in oost-westrichting tussen bestaande wijk Biezengors en de Rustenburgstraat opgenomen. De ambtitie is deze route in de toekomst verder uit te bouwen als recreatieve verbinding in westelijke richting door het buitengebied.

Ingesloten dijklint: De Rustenburgstraat is een ingesloten dijklint, waarbij de doorzichten naar het landschap grotendeels verdwenen is. Bovendien vormen de achterkanten een informele, soms rommelige overgang naar het aanliggende gebied.

ambities:

  • Bij ingesloten dijklinten wordt ingezet op behoud en verbetering van de (recreatieve) route tussen het dorp en de polder.
  • Bij ingesloten dijklinten is weinig ruimte voor nieuwe ontwikkelingen door de dichtheid van het lint, tenzij bebouwing vervangen wordt. Hier vraagt de inpassing extra aandacht.
  • De ruimte tussen lint en aangrenzende buurten open en groen van karakter houden.

inpassing:

De Rustenburgstraat blijft in profiel, beplanting en bebouwing ongewijzigd. Ten westen van het bestaande lint Rustenburgstraat is een nieuw glastuinbouwcomplex geplant. Hierdoor zal de Rustenburgstraat een, nog meer dan nu het geval is, een ingesloten lint worden. De planontwikkeling Rustenburg richt zich op het gebied dat ten oosten van de Rustenburgstraat ligt. De aanwezige kassen zullen verdwijnen.

Langs de onderzijde van de dijk worden de achterzijden van de nieuwe woonkavels gelegd. Hier blijft een groen en onbebouwd karakter, zodat het dijklint herkenbaar blijft.

Verspreide glastuinbouw: Verspreid over het eiland liggen meerdere glastuinbouwbedrijven. Deze zijn weliswaar kleinschalig, maar ze zijn wel van invloed op de beleving van het landschap.

ambities:

  • Gestreefd wordt naar de sanering van verspreid glas.
  • De verspreide kassen worden zoveel mogelijk geclusterd in één of twee glastuinbouwgebieden. Deze glastuinbouwgebieden hebben een grootschalig, geconcentreerd en modern uiterlijk en gaan zoveel mogelijk uit van meervoudig ruimtegebruik en collectieve voorzieningen.
  • Bij de toepassing van de glas-voor-glas regeling voor bestaand glas moet aandacht gegeven worden aan de landschappelijke inpassing en aansluiting op de omgeving.

inpassing:

De aanwezige glasopstallen binnen de locatie zullen verdwijnen. Ten westen van de Rustenburgstraat wordt een nieuw glastuinbouwgebied gepland. Deze ontwikkeling krijgt zijn eigen uitwerking.

Conclusie

Het ontwerp voor de woninguitbreiding op de locatie Rustenburg gaat uit van een kwaliteitsverbetering door met name de sanering van het aanwezige kassencomplex. Tevens speelt de uitbreiding op deze plek erop in dat Puttershoek een compact dorp blijft. De al aanwezige dorpsrand langs de Groeneweg wordt definitief afgerond. Aanwezige landschappelijke structuren zijn als basis genomen voor de verkaveling. De Rustenburgstraat wordt ingepast in het ontwerp van de verkaveling en blijft als dijk ongewijzigd.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet in het plan worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. Alhoewel het plan uitgaat van 56 woningen worden, via een afwijkingsbevoegdheid, maximaal 68 woningen mogelijk gemaakt. Om die reden is bij de onderzoeken uitgegaan van de maximale bouwmogelijkheid van 68 woningen. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Bodem

4.2.1 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

IDDS heeft in opdracht van HW Wonen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. In het onderzoek worden conclusies getrokken over de algemene bodemkwaliteit aan de hand van mengmonsters. Uit het onderzoek komt naar voren dat de bovengrond licht is verontreinigd met cadmium, koper, kwik, nikkel en zink. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt, molybdeen en nikkel. Er zijn in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen aangetoond met overige onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie. In het grondwater is een lichte verontreiniging aangetroffen met barium, cadmium en molybdeen. Het grondwater is matig verontreinigd met koper en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie.

Waarnemingen met olieproduct

Voor enkele boringen geldt dat zintuiglijk de aanwezigheid van olie is vastgesteld (geur en olie/waterreactie). Daarop zijn enkele grondlagen geselecteerd voor het nemen van monsters om de ernst van de verontreiniging te bepalen. In de grond en in het grondwater zijn sterke verontreinigingen met minerale olie gemeten die waarschijnlijk verband houden met elkaar. Door middel van nader onderzoek dient de omvang en de mate van de verontreiniging te worden bepaald. Dit nader onderzoek is eveneens uitgevoerd door IDDS. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3. Uit het nader onderzoek is gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met minerale olie in de grond en in het grondwater waardoor een sanering noodzakelijk is. Naar aanleiding van het onderzoek wordt nagegaan of er sprake is van een spoedeisend belang, de sanering zal wel als prioritair worden aangemerkt gelet op de voorgenomen bouw van woningen.

Asbest

Op het maaiveld is asbestverdacht materiaal waargenomen. Het gaat om de locatie achter de aanwezige kas (kadaster 1487) en achter de schuur in het noordelijk deel van het plangebied. In het opgeboorde materiaal is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Na verwijdering van het aangetroffen asbestplaatmateriaal door een gecertificeerd bureau zijn er geen knelpunten meer ten aanzien van asbest.

Voormalige stortplaats (NAVOS-locatie)

Uit het verkennend bodemonderzoek bleek dat ter hoogte van voormalige stortplaats langs de Groeneweg de ondergrond licht tot sterk is verontreinigd met zware metalen. Ook zijn er licht verhoogde gehalten aan PAK en PCB gemeten. De grond is niet verontreinigd met minerale olie. In het grondwater ter plaatse van de voormalige stortplaats zijn verder geen verhoogde concentraties van de onderzochte stoffen aangetroffen. Gelet op de uitkomsten van het verkennend bodemonderzoek dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de omvang van de verontreiniging en de saneringsnoodzaak en de spoedeisenheid te bepalen.

Dit nader bodemonerzoek is door IDDS uitgevoerd in opdracht van de gemeente Binnenmaas (IDDS, 1106D315/PDI/rap2, 6 februari 2012). De bijbehorende situatietekening met locaties van peilbuizen en boorpunten is weergegeven in Bijlage 4.

Uit het nader onderzoek blijkt het volgende:

  • de deklaag en de onderliggende bodem ter plaatse van de stortlocatie is overwegend licht verontreinigd met zware metalen en PAK en plaatselijk licht verontreinigd met pCB. Plaatselijk wordt de tussenwaarde voor nikkel, lood en zink overschreden;
  • het grondwater is overwegend licht verontreinigd met barium, xylenen en naftaleen en plaatselijk licht verontreinigd met molybdeen, nikkel, zink en minerale olie. Ter plaatse van peilbuis 01 overschrijdt de concentratie arseen de betreffende interventiewaarde.
  • in het stortmateriaal is plaatmateriaal aangetroffen dat bestaat uit hechtgebonden asbest.

Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de gehele deklaag en onderliggende bodem ter plaatse van de stort heterogeen licht tot matig verontreinigd is met zware metalen en PAK. Er is geen sprake van aanwezigheid van een geval van verontreiniging met de onderzochte stoffen. Verder is van belang dat de stortplaats een gemiddelde dikte heeft van 40 cm. Met een oppervlak van circa 1500 m2 wordt de omvang van de stort, op de locatie in het plangebied, geschat op circa 600 m3.

Gelet op de aanwezigheid van asbest in het vuilstortmateriaal dient nog een nader asbestonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie

Uit het verkennend bodemonderzoek en het nader bodemonderzoek is gebleken dat zich in het plangebied een geval van ernstige bodemverontreiniging bevindt met minerale olie. Gelet op de omvang van de verontreiniging in de grond en het grondwater komt het geval in aanmerking voor een BUS-regeling. De saneringswerkzaamheden worden uitgevoerd ten tijde van de sloop- dan wel bouwwerkzaamheden waarmee na vergunningverlening kan worden aangevangen. Na sanering van de bodem ter plaatste van de verontreiniging, waarop door het bevoegd gezag zal worden toegezien, is de bodem geschikt voor de functie wonen met tuin.

Vanwege de aangetroffen asbest in de ondergrond ter plaatse van de voormalige stortplaats, in verband met het vuilstortmateriaal, dient een nader asbestonderzoek te worden verricht.

Voor het plangebied wordt geconcludeerd dat, na uitvoering van de bodemsanering, het aspect bodemkwaliteit de beoogde functiewijziging naar wonen niet in de weg staat.

4.2.2 Niet gesprongen explosieven

In verband met de voorgenomen ontwikkeling van woningbouw waardoor grondwerkzaamheden plaatsvinden is, gelet op de historie van de kern Puttershoek ten tijden van de Tweede Wereldoorlog, een historisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven of conventionele explosieven. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

Uit het onderzoek blijkt dat er in het onderzoeksgebied geen directe gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden. In de nabijheid van het plangebied was een V1 lanceerinstallatie gepositioneerd die meerdere malen doelwit is geweest van geallieerde luchtaanvallen. Blijkens de archieven van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) zijn in het verleden diverse soorten explosieven geruimd binnen het plangebied. Op grond van de beschikbare informatie wordt geconcludeerd dat de voorgenomen werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, er hoeft geen voorafgaande probleemanalyse te worden opgesteld. Het is niet uit te sluiten dat bij werkzaamheden spontaan conventionele explosieven worden aangetroffen, in dat geval dient de EODD te worden ingeschakeld.

4.3 Archeologie

Normstelling en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtingskaart Hoeksche Waard

De gemeente Binnenmaas stelt samen met de Hoeksche Waard gemeenten archeologiebeleid op. Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingskaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas heeft in haar vergadering van 25 mei 2010 deze archeologische verwachtingenkaart vastgesteld.

De archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. De kaart kan daarnaast gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen.

Onderzoek

Voor het plangebied geldt op basis van de archeologische verwachtingenkaart van de Commissie Hoeksche Waard een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland geldt voor het gebied een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Daarom is voor het gehele plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door bureau IDDS. Het rapport is opgenomen in Bijlage 6. Het rapport is onderstaand samengevat.

In het plangebied komen afzettingen voor van het Laagpakket van Walcheren tot circa 2,5 tot 3 m -NAP. Deze liggen erosief op de Hollandveenlaag, die aanwezig is tot 4 m - 5 m -NAP. Onder de Hollandveenlaag zijn komafzettingen van de Formatie van Echteld aanwezig. Mogelijk is de top van het veen in de late middeleeuwen afgegraven.

Binnen het Laagpakket van Walcheren zijn geen archeologische lagen aangetroffen. Mogelijk is de Hollandveenlaag plaatselijk afgegraven. Er is geen veraard veen aangetroffen waardoor een eventueel archeologisch niveau uit de periode ijzertijd t/m de late middeleeuwen ontbreekt. In het Hollandveen zijn geen afzettingen van veenstroompjes gevonden met mogelijke bewoningssporen uit de periode bronstijd-laat neolithicum. Vanaf 4 m -NAP en over het algemeen pas vanaf 5 m -NAP zijn komkleien van de Formatie van Echteld aanwezig, waaronder misschien oeverafzettingen van de Putterhoekse stroomrug aanwezig kunnen zijn. Hierop kan bewoning uit het midden- en vroeg nelitihicum worden verwacht. De kans daarop wordt niet hoog geacht, omdat zowel aan de zuidwestzijde als aan de noordwestzijde van het plangebied binnen 6 m -NAP geen oeverafzettingen zijn aangetroffen.

Conclusie

Uit het veldonderzoek blijkt dat een deel van de archeologische verwachting gedeeltelijk wordt bevestigd, een deel van de verwachte geologische lagen is aangetroffen. Er zijn echter geen kansrijke archeologische lagen binnen het plangebied aangetroffen. Op basis van het vooronderzoek is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er worden geen archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden. Geconcludeerd wordt dat het aspect archeologie de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.4 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij herontwikkeling van agrarisch gebied, zoals in het voorliggende bestemmingsplan het geval is, moet 10% van het bruto plangebied bestaan uit oppervlaktewater. In dit geval vanaf worden geweken omdat in de huidige situatie 10.000 m² glasverharding in de vorm van kassen aanwezig is, die met de ontwikkeling van het bestemmingsplan geheel verdwijnt.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de westkant van de kern Puttershoek en bestaat grotendeels uit grasland en tuinbouwgebied.

Bodem en grondwater

De bodem bestaat ter plaatse uit klei. Er is sprake van grondwatertrap V. Dat wil zeggen de dat gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Het maaiveld ligt op circa 1,45 m -NAP.

Waterkwantiteit

In het plangebied zijn enkele sloten aanwezig. Deze watergangen hebben op grond van de Keur van het Waterschap Hollandse Delta een beschermingszone. Deze zone is bedoeld om het watersysteem te kunnen controleren op beheer- en onderhoudsaspecten.

Het plangebied valt onder het peilbesluit Moerkerken. Hier geldt een zomerpeil van 2,2 m -NAP en een winterpeil van 2,4 m -NAP. In de huidige situatie bedraagt het verhard oppervlak 10.000 m2 als gevolg van glasbebouwing en 861 m² van overige te slopen bebouwing en bedraagt het oppervlakte open water circa 1.282 m². Daarnaast zijn enkele woningen aanwezig die als bestaande situatie in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Veiligheid en waterkeringen

De Rustenburgstraat is een secundaire waterkering. Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van deze waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een drukriolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het plangebied wordt herontwikkeld ten behoeve van woningbouw en maatschappelijke voorzieningen.

Waterkwantiteit

Voor het berekenen van de toename van de verharding zou kunnen worden uitgegaan van het stedenbouwkundig plan dat ten grondslag heeft gelegen aan het bestemmingsplan. In het stedenbouwkundig plan is een verdeling gemaakt in rijwoningen, twee-aan-eenwoningen en vrijstaande woningen. Het verhard oppervlak bestaat verder uit de bebouwing binnen het bestemmingsvlak 'maatschappelijk', straatverharding en gedeeltelijke verharding van tuinen. Omdat echter sprake is van herontwikkeling van agrarisch gebied wordt beoordeeld of het plan voldoet aan de eis van 10% wateroppervlak ten opzichte van het bruto plangebied.

Het oppervlak aan open water neemt toe van circa 1.280 m2 in de huidige situatie tot circa 2.800 m2 in de nieuwe situatie. De toename aan wateroppervlak bedraagt daarmee circa 1.520 m2. Gezien het totale oppervlak van het plangebied van circa 34.000 m2 is in de toekomstige situatie sprake van circa 8,2 % oppervlaktewater. Daarmee wordt niet voldaan een de eis van 10% van het bruto plangebied.

In het plangebied is echter in de huidige situatie sprake van de aanwezigheid van circa 10.000 m2 glasverharding die met de uitvoering van het bestemmingsplan wordt gesloopt. Wanneer de aanwezigheid van het glas zou worden beschouwd bij het beoordelen van de watercompensatie is in de nieuwe situatie slechts sprake van een lichte toename van het verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie waardoor met de toename van het oppervlaktewater wordt voldaan aan de wateropgave. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de uitgangspunten van het beleid voor waterkwantiteit.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.5 Ecologie

Normstelling en beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • d. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • e. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • f. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het project dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Uit een analyse van het plangebied is naar voren gekomen dat het plangebied een potentieel geschikt leefgebied is voor vleermuizen, broedvogels, rugstreeppad en kleine modderkruiper. Gezien de kenmerken van het gebied wordt het voorkomen van andere tabel 2 of 3 soorten van de Ffw op voorhand uitgesloten. De verwachtte diersoorten zijn door middel van een veldonderzoek geïnventariseerd. Het rapport is opgenomen in Bijlage 7. Uit het veldonderzoek is gebleken dat van de verwachte soorten (vleermuizen, broedvogels, rugstreeppad en kleine modderkruiper) alleen de vleermuizen daadwerkelijk zijn aangetroffen. Er zijn geen broedvogels met vaste nesten aangetroffen en ook de rugstreeppad en de kleine modderkruiper zijn niet aangetroffen. De vleermuizen zijn alleen foeragerend waargenomen. Het plangebied is echter niet van betekenis als foerageergebied voor vleermuizen, het foerageren vindt voornamelijk plaats in de directe omgeving buiten het plangebied waar zich tevens enkele baltsplaatsen bevinden. Verder is in een stal aangrenzend aan het plangebied de aanwezigheid van de boerenzwaluw aangetoond (4 nesten). De uitvoering van het bestemmingsplan is echter niet van invloed op de foerageermogelijkheden van deze vogels, er zijn voldoende locaties aanwezig in de omgeving. Het plangebied is niet van essentiële waarde voor het in stand houden van de boerenzwaluw.

Geconcludeerd wordt dat de verbodsbepalingen uit de Ffw niet zullen worden overschreden. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Verkeer

Auto

De ontwikkeling bestaat uit grondgebonden woningen en intramurale zorgwoningen. De locatie wordt via een nieuwe openbare weg aangesloten op de Groeneweg en een calamiteitenroute naar de Biezengors, welke door middel van een klappaaltje wordt afgesloten. De openbare wegen binnen het plangebied zullen worden uitgevoerd als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. De intramurale zorgwoningen in het beoogde woonzorgcomplex worden separaat ontsloten via een bestaande in-/uitrit op de Groeneweg. De nieuwe aansluiting voor de overige woningen wordt voorzien tussen deze bestaande in-/uitrit en de Rustenburgstraat. De Groeneweg is op basis van de Verkeersvisie Binnenmaas gecategoriseerd als erftoegangsweg+ binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Het wegprofiel is beperkt tot één rijbaan met een rijloper en suggestiestroken voor fietsverkeer. Gezien de relatief lage verkeersintensiteit is ook voor fietsverkeer sprake van een acceptabele situatie. Een extra aansluiting op de Groeneweg zal niet leiden tot problemen. De Groeneweg ontsluit in oostelijke richting naar het centrum van Puttershoek en richting Maasdam. In Maasdam wordt aangesloten op de N217 richting Dordrecht/A16 en op de N491 richting Strijen. De Groeneweg sluit in westelijke richting aan op het kruispunt met de Blaaksedijk, Rustenburgstraat en Postweg. Deze wegen hebben ter plaatse van de ontwikkeling een maximumsnelheid van 50 km/h. De Blaaksedijk en Postweg gaan na het kruispunt over in een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De Rustenburgstraat is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Blaaksedijk sluit in westelijke richting via de Provincialeweg aan op de N217 richting Oud-Beijerland/A29 en ontsluit richting Heinenoord. De Rustenburgstraat vervult een ontsluiting richting Puttershoek. Gezien de nabijheid van diverse provinciale wegen is de ontsluiting voor autoverkeer goed.


Fiets

Het fietsverkeer wordt afgewikkeld via de genoemde wegen. Op de Groeneweg, Blaaksedijk en Rustenburgweg zijn suggestiestroken voor fietsverkeer aanwezig. Tevens is er langs het noordelijk gedeelte van het plangebied voor fietsverkeer een solitaire ontsluiting richting het centrum van Puttershoek via de Biezengors. De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve redelijk.


Openbaar Vervoer

Er is een bushalte gesitueerd op circa 300 m van de locatie. Deze halte wordt bediend door bussen richting Heinenoord/Rotterdam en Puttershoek/Strijen met een frequentie van minimaal 2 keer per uur per richting. De ontsluiting per openbaar vervoer is derhalve goed.


Parkeren

De parkeerbehoefte van woningen in weinig stedelijk gebied bedraagt op basis van kengetallen van het CROW (publicatie 317, 2012):

  • dure woningen: 1,9 - 2,7 parkeerplaatsen per woning;
  • middendure woningen: 1,8 - 2,6 parkeerplaatsen per woning;
  • goedkope woningen: 1,6 - 2,4 parkeerplaatsen per woning;
  • zorgwoningen: 0,5 - 0,7 parkeerplaatsen per woning.


In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van een parkeerbehoefte van 2,0 parkeerplaatsen per woning voor vrijstaande woningen, 1,8 voor 2^1 kapwoningen en 1,6 voor rijwoningen. Voor intramurale zorgwoningen wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeerkengetallen vallen binnen de bandbreedte van de genoemde CROW-kengetallen.

Tabel 4.1 Parkeerbehoefte Rustenburg

  Aantal woningen   Parkeerkengetal   Parkeerbehoefte  
Vrijstaande woningen   2   2,0   4  
Vrijstaande woningen, geschakeld   9   2,0   18  
2-onder-1 kapwoningen   22   1,8   40  
Rijwoningen   23   1,6   37  
Intramurale zorgwoningen   45   0,5   23  
Totaal       122  

De parkeerbehoefte volgens het stedenbouwkundig plan (56 woningen, 45 zorgwoningen) bedraagt 122 parkeerplaatsen. Het plan biedt echter de flexibiliteit om tot maximaal 68 woningen te bouwen. Bij realisatie van dit aantal dient te worden voldaan aan de parkeerkengetallen zoals opgenomen in de bovenstaande tabel. In het plan is voldoende ruimte om het benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren.

In het plan worden maximaal 68 woningen en 45 zorgwoningen mogelijk gemaakt. Het daadwerkelijke aantal woningen is afhankelijk van de marktsituatie. Bij realisatie dienen de bovenstaande parkeernormen in acht te worden genomen.


Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van woningen bedraagt op basis van publicatie 317 (CROW, 2012) circa 7-8 mvt/etmaal. Voor de berekening wordt uitgegaan van gemiddeld 7,5 mvt/etmaal. Voor intramurale zorgwoningen wordt uitgegaan van circa 2,5 mvt/etmaal, waarbij wordt aangesloten bij seniorenwoningen. De totale verkeersgeneratie bedraagt 520 mvt/etmaal en wordt via de Groeneweg afgewikkeld. Er wordt van uitgegaan dat 50% van het verkeer via de Groeneweg in oostelijke richting afwikkelt en 50% via de Groeneweg in westelijke richting. De helft van dit verkeer zal vervolgens via de Rustenburgstraat of de Blaaksedijk rijden. Gezien de flexibiliteit die in het plan is opgenomen neemt, bij realisatie van het maximum aantal woningen, de verkeersgeneratie beperkt toe. Dit leidt echter niet tot een andere conclusie met betrekking tot de verkeersafwikkeling en onderzoeken op het gebied van milieu.

De verkeerstoename op de omliggende wegen is als gevolg van de ontwikkeling beperkt. De grootste toename doet zich voor op de Groeneweg (210 mvt/etmaal). Op de Blaaksedijk en de Rustenburgstraat bedraagt de toename maximaal 105 mvt/etmaal. Dergelijke toenames zijn beperkt en kunnen ruimschoots op omliggende wegen worden afgewikkeld. De verkeersbelasting op het kruispunt Polderweg/N217 is relatief hoog, maar nog wel acceptabel. Wanneer andere ontwikkelingen, zoals het Suikerfabriekterrein, worden mogelijk gemaakt, zijn maatregelen op dit kruispunt nodig om de verkeersafwikkeling te verbeteren (Verkeersonderzoek verkeersafwikkeling suikerfabriekterrein', Goudappel Coffeng, 18 april 2014).


Verkeersgegevens

De verkeersgegevens (in mvt/etmaal) die ten grondslag liggen aan de onderzoeken m.b.t. wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit staan vermeld in tabel 4.2. De verkeersgegevens zijn ontleend aan de notitie 'Verkeersonderzoek verkeersafwikkeling suikerfabriekterrein'. Ten behoeve van deze notitie zijn verkeerstellingen uitgevoerd. Deze tellingen zijn opgehoogd met de verkeerstoename als gevolg van Rustenburg en mogelijk toekomstige ontwikkelingen op het Suikerfabriekterrein. Tevens is een autonome groei van 1% per jaar gehanteerd.

De verkeersintensiteiten inclusief ontwikkeling liggen hoger dan wanneer alleen gekeken wordt naar de toename van Rustenburg. Dit hangt samen met mogelijke ontwikkelingen op het Suikerfabriekterrein, die vanuit een worstcasebenadering voor het prognosejaar worden meegenomen.


Tabel 4.2 Verkeersintensiteiten omgeving Rustenburg (mvt/etmaal)

  2014   2025 excl. ontwikkeling   2025 incl. ontwikkeling  
Blaaksedijk   3.400   4.000   5.000  
Postweg   500   600   1.100  
Rustenburgstraat   1.800   2.000   2.600  
Groeneweg   1.700 (2011)*   1.900   2.200  

* 1.860 mvt/werkdag * 0,92 = 1.700 mvt/weekdag

4.7 Geluidshinder

4.7.1 Wegverkeerslawaai

De locatie ligt binnen de wettelijke geluidszones van de Rustenburgstraat, Blaaksedijk, Postweg en Groeneweg. Daarnaast zijn er 30 km/h-wegen binnen en rond het plangebied aanwezig die in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrokken moeten worden in het akoestisch onderzoek. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II (SRM II) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012). Het akoestisch rapport is opgenomen in Bijlage 8. In deze paragraaf volgt een korte samenvatting van de resultaten. Naar de verdere analyse en het wettelijk kader wordt verwezen naar het akoestisch rapport.

Resultaten onderzoek nieuwe woningen versus bestaande gezoneerde wegen

De geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op een aantal plaatsen. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt nergens overschreden. Ter plaatse van de bebouwing die aan de zijde van de Rustenburgstraat ligt, treedt een maximale geluidsbelasting op van 52 dB ten gevolge van deze weg. Op andere woningen treedt een geluidsbelasting van 50 of 51 dB op. Aan de zuidkant van het plangebied treedt als gevolg van het verkeer op de Groeneweg een geluidsbelasting op van maximaal 51 dB. Ten gevolge van de andere wegen is geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.

Resultaten onderzoek nieuwe woningen versus niet-gezoneerde wegen
In het akoestisch onderzoek zijn de nieuwe interne 30 km/h-wegen en de bestaande Biezengors betrokken. De woningen liggen binnen het invloedsgebied van deze wegen. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting ten gevolge van de interne 30 km/h-wegen 50 dB bedraagt. De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden, de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet. Ten gevolge van de Biezengors treedt een maximale geluidsbelasting van 42 dB op. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden.


Resultaten reconstructie en uitstralingseffect

Als gevolg van het plan wordt een nieuwe weg (interne wegenstructuur) aangesloten op de Groeneweg. Dit wordt gezien als een fysieke aanpassing aan een bestaande weg, waarvoor reconstructieonderzoek uitgevoerd dient te worden. Binnen de wettelijke reconstructiezone liggen echter geen woningen. Daarnaast is gekeken naar het uitstralingseffect van reconstructie ter plaatse van andere bestaande woningen langs de Groeneweg en de Rustenburgstraat/Blaaksedijk. Uit dat onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Rustenburgstraat/Blaaksedijk met maximaal 1,68 dB toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Voor wettelijke reconstructiesituaties geldt een toename van 1,50 dB of hoger als 'reconstructie' in de zin van de Wgh met een maximum van 5 dB. Aangezien de overschrijding als gevolg van het uitstralingseffect zeer gering is, wordt het akoestisch klimaat aanvaardbaar geacht. Ten gevolge van het verkeer op de Groeneweg zijn de toenames beperkter dan 1,50 dB.

Aanvaardbaarheid akoestisch klimaat

De geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde op sommige plaatsen binnen het plangebied. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. Bovendien wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid; alle woningen kunnen vanuit wegverkeerslawaai voorzien in een geluidluwe gevel of buitenruimte. Voorts staat het aspect cumulatie het vaststellen van hogere waarden niet in de weg.


Conclusie

De voorkeursgrenswaarde wordt ter plaatse van de nieuwe woningen overschreden ten gevolge van de Rustenburgstraat/Blaaksedijk en de Groeneweg. Het akoestisch klimaat wordt aanvaardbaar geacht. Er worden hogere waarden verleend voor maximaal 31 woningen. Daarbij is rekening gehouden met een ruimer aantal woningen, omdat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt het aantal woningen te vergroten tot 68. De hogere waarden zijn weergegeven in tabel 4.3.

Tabel 4.5 Ontheffingswaarden

locatie   Aantal woningen   ontheffingswaarde   bron  
Rustenburg   6   51 dB   Rustenburgstraat/Blaaksedijk  
  2   52 dB    
  19   50 dB    
Rustenburg   4   51 dB   Groeneweg  
Totaal   31      

4.7.2 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is voor het industrieterrein 'Puttershoek', dat is gelegen ten noorden van het plangebied, bij Koninklijk Besluit van 28 december 1992, een geluidszone vastgesteld. Tot de geluidzone behoort het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de grens van de zone, zoals in de wet is vastgelegd. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies

Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidszone liggen, is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Op grond van de Wgh kan het college van burgemeester en wethouders de betreffende hogere grenswaarden vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.

Sanering en reeds vastgestelde hogere waarden

Omdat zich binnen de geluidszone van industrieterrein Puttershoek woningen bevonden met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) heeft er in het verleden een saneringsoperatie voor geluid plaatsgevonden. Doel hiervan was om de geluidsbelasting bij deze woningen terug te dringen, bij voorkeur tot 55 dB(A). Als resultaat van deze saneringsoperatie zijn voor verschillende woningen (onder andere aan de Rustenburgstraat en de Nassaulaan) zogenoemde MTG-waarden (Maximaal Toegestane Geluidsbelasting) vastgelegd. De geluidsbelasting vanwege bedrijfsactiviteiten op het gezoneerde terrein mogen de MTG-waarde in geen geval overschrijden. De geluidsruimte van het industrieterrein wordt daarmee feitelijk ingeperkt. De MTG's zijn opgenomen in het besluit van de minister van VROM van 27 juni 1994.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Geluidszone bedrijventerrein Puttershoek (50 dB(A)-contour)

Ook zijn in het verleden hogere waarden vastgesteld voor woningen binnen de geluidzone. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de woning Rustenburgstraat 10. Deze woning is samen met de vastgestelde MTGs maatgevend voor de geluidruimte van het industrieterrein.

Concept hogere waardenbeleid

De hoofdlijnen van het concept hogere waardenbeleid van de gemeente zijn opgenomen in de onderbouwing voor industrielawaai, zie bijlage 11.

Onderzoek

Algemeen

Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de geluidszone Puttershoek, in het gebied tussen de zonegrens (50 dB(A)-contour) en 55 dB(A)-contour zoals die in 1992 is berekend (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0008.png"

Figuur 4.2 Uitsnede geluidszone Puttershoek met 50 dB(A) contour (1992)

In onderstaande figuur zijn de adrespunten waarvoor MTG waarden zijn vastgesteld ruimtelijk weergegeven. Woningen met hogere waarden (zoals Rustenburgstraat 10 ten noorden van het plangebied) zijn hierop niet aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0009.jpg"

Uit deze figuur is af te leiden dat de woningen met MTG-waarden op kortere afstand van het gezoneerde terrein zijn gelegen dan de beoogde woningen in het plangebied. Dat geldt eveneens voor de woning Rustenburgstraat 10, waar in het verleden een hogere waarde van 55 dB(A) is vastgesteld (deze woning is niet op bovenstaande figuur aangegeven). Dat betekent dat de geluidsbelasting ter hoogte van het plangebied de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) niet zal overschrijden. Hiermee wordt voldaan aan de Wgh, de beoogde woningen vormen tevens geen belemmering voor de toekomstige ontwikkelingen op het bedrijventerrein.

Besluit hogere waarden industrielawaai

Ter plaatse van de beoogde woningen wordt de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. Er moeten dan ook hogere waarden worden vastgesteld. Voor veel bestaande woningen in de kern Puttershoek zijn in het verleden hogere waarden vastgesteld vanwege de ligging binnen de geluidzone Puttershoek. In aansluiting op de hogere waarden die in het verleden zijn verleend, worden voor de beoogde woningen en het woonzorgcomplex in het plangebied hogere waarden vastgesteld op 55 dB(A).

Aanvaardbaarheid akoestisch klimaat

Ter onderbouwing van de hogere waarden en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai in het plangebied in beeld gebracht. De betreffende onderbouwing is gebaseerd op het zonemodel van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ), dat de vergunde situatie in beeld brengt van de Suiker Unie en de overige bedrijven op het gezoneerde industrieterrein. Verwezen wordt naar bijlage 11.

De in het verleden reeds verleende MTG’s en hogere waarden zijn, zoals reeds vermeld, maatgevend voor de geluidbelasting en de nog beschikbare geluidruimte als gevolg van het gezoneerde industrieterrein. Bij de onderbouwing in bijlage 11 is dan ook rekening gehouden met de nog beschikbare geluidruimte als gevolg van de reeds bestaande MTG’s en hogere waarden.

De hoogste cumulatieve geluidbelasting (industrielawaai en wegverkeerslawaai gecumuleerd) bedraagt 59 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit het concept hogere waardenbeleid van de gemeente van een cumulatieve geluidbelasting van maximaal 64 dB. Het aspect cumulatie staat het vaststellen van hogere waarden dan ook niet in de weg.

Het merendeel van de woningen in het plan Rustenburg beschikt over een geluidluwe gevel voor industrielawaai. Op enkele locaties in het plan Rustenburg beschikken woningen niet over een geluidluwe gevel zoals opgenomen in het concept hogere waardenbeleid van de gemeente. Dit komt door het streven naar een duurzame gebiedsontwikkeling door onder meer in de verkaveling noordtuinen te voorkomen en passieve zonne-energie te benutten, zoals dat is opgenomen in de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het bestemmingsplan (zie ook bijlage 10). Hierdoor zijn woningen grotendeels oost-west georiënteerd. Redelijkerwijs zijn geen bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk om de geluidsbelasting te reduceren. Ter plaatse van de woonfuncties in het plangebied is sprake van een aanvaardbaar geluidniveau:

  • De afwijking van het concept hogere waardenbeleid van de gemeente met betrekking tot een geluidluwe gevel geldt slechts voor een beperkt deel van het plan Rustenburg;
  • De hoogte van de afwijkende geluidbelasting is beperkt van aard (afgerond maximaal 52 dB(A) ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A);
  • Cumulatief is er op de meest luwe gevel sprake van hooguit een levendig geluidsklimaat;
  • Door het plaatsen van schuttingen is het in het algemeen mogelijk om een geluidluwe buitenruimte te creëren;
  • Er kan worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit met betrekking tot een binnenwaarde van 33 dB (op enkele gevels door beperkte aanvullende gevelmaatregelen). Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar binnenklimaat.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor de toekomstige geluidsruimte van het bedrijventerrein vanwege het feit dat op kortere afstand van het bedrijventerrein reeds MTG-waarden en hogere waarden zijn vastgesteld. Daarmee is de geluidszone feitelijk ingeperkt. Gelet op deze MTG-waarden en hogere waarden, wordt ter plaatse van de beoogde woningen en het woonzorgcomplex de uiterste grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden. Voor het plangebied worden hogere waarden vastgesteld van 55 dB(A). De hogere waarden zijn daarmee in overeenstemming met de hogere waarden die in voorgaande gevallen zijn verleend voor woningen in de kern Puttershoek, gelegen binnen de geluidszone. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen en het woonzorgcomplex in het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 de Wet milieubeheer. De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten vanuit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Met het plan wordt de ontwikkeling van maximaal 68 woningen en 45 woonplaatsen binnen een woonzorgcomplex mogelijk gemaakt. De ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking van 459 mvt/etmaal (zie tabel 4.2 in de verkeersparagraaf). Gelet op het aantal woningen valt het project in één van de aangewezen categorieën uit het Besluit nibm. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Met behulp van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan voor diverse prognosejaren inzicht worden gegeven in de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs relevante wegen. Uit de monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentratie NO2 in de omgeving van de N217, de meest nabijgelegen relevante weg, minder dan 30 µg/m³ bedraagt. Voor PM10 geldt dat de jaargemiddelde concentratie in 2015 minder dan 25 µg/m³ bedraagt en in voor PM2,5 minder dan 15 µg/m³. In deze concentraties is de bijdrage van overige bronnen in de omgeving verwerkt. Omdat de concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg toeneemt, wordt ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan. Uit de monitoringstool blijkt dat ter plaatse van het plangebied aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.9 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt ten aanzien van externe veiligheid gekeken naar:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico bestaat uit een oriënterende waarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicorelevante inrichtingen gelegen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied vindt vervoer van lpg plaats van en naar het lpg tankstation A.J. van der Veer en Zn dat is gelegen aan de Sportlaan 5. Het is onduidelijk of dit transport enkel plaatsvindt over de Sportlaan of ook over de Polderweg/Blaaksedijk/Groeneweg. De gemeente beschikt niet over een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het tweede geval kan er sprake zijn externe veiligheidsrisico's buiten de weg die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Uit een externe veiligheidsonderzoek dat in het verleden is uitgevoerd, is echter gebleken dat bij een aantal transportbewegingen van 70 lpg-tankwagens per jaar er geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de weg. Tevens was het GR ruimschoots beneden de oriënterende waarde gelegen. Het eventuele vervoer van lpg is daarom niet relevant voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Leidingen

Aan de oostzijde van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding gelegen. De kenmerken van deze leiding zijn weergegeven in tabel 4.7. Voor de leiding is door Gasunie een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd, het rapport is opgenomen in Bijlage 9. Uit de QRA blijkt dat er geen PR 10-6-contour rond de leiding aanwezig is. Het GR ligt ruim beneden de norm, het GR in de huidige en toekomstige situatie is niet hoger dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Het GR neemt niet toe als gevolg van het plan. Omdat het GR niet toeneemt als gevolg van het plan wordt volstaan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico.

Tabel 4.7 Kenmerken hogedrukaardgasleiding

leiding   diameter,
druk  
PR 10-6   invloedsgebied GR   belemmeringen- strook  
W-507-01   12 inch, 40 bar   0 m   140 m   4 m  

Ten zuiden van het plangebied is een productenleiding van de Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij (RRP) gelegen waarvan de kenmerken zijn opgenomen in tabel 4.8. Op grond van de RIVM-publicatie (RIVM, Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, augustus 2008) en de opgave van de exploitant, bedraagt de PR 10-6-contour 25 m. Uit de publicatie van het RIVM blijkt dat het invloedsgebied voor het GR slechts enkele meters groter is dan de PR 10-6-contour. Aangezien de leiding is gelegen op een afstand van circa 80 m van het plangebied is er geen sprake van externe veiligheidsrisico's ter plaatse van het plangebied.

Tabel 4.8 Kenmerken RRP leiding

leiding   diameter, druk   PR 10-6   invloedsgebied GR   afstand tot plangebied  
RRP leiding   24 inch, 62 bar   25 m   enkele meters > 25 m   circa 80 m  

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0010.png"

Figuur 4.4 Ligging aardgasleiding en RRP-leiding

Verantwoording groepsrisico

Ten oosten van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding gelegen. Het maatgevende ongevalscenario voor het transport van aardgas door hogedrukaardgasleidingen bestaat uit een fakkelbrand na een breuk van de leiding. Na beschadiging/breuk van de leiding kan gas vrijkomen dat ontsteekt en een fakkelbrand vormt waarna secundaire branden ontstaan. Bij een fakkelbrand na een leidingbreuk is er geen tijd om het gebied te ontvluchten. Falen als gevolg van corrosie is uitgesloten vanwege de veiligheidsmaatregelen van de Gasunie.

Verwachte personendichtheid

De kortste afstand tot het bouwvlak binnen de bestemming 'maatschappelijk' bedraagt circa 4 m. Gelet op de stedenbouwkundige opzet zal de afstand tot de beoogde bebouwing meer dan 4m bedragen. De uitvoering van het bestemmingsplan zorgt niet voor een meetbare toename van het groepsrisico.

Mogelijkheden tot bestrijding van rampen

Het plangebied is via de bereikbaar voor hulpdiensten via de Groenestraat en via een tweede toegangsweg aan die aansluit op de Biezengors. Het plangebied is daarom goed bereikbaar voor hulpdiensten. De regionale brandweer moet beoordelen of er sprake is van voldoende bluswatercapaciteit.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het projectgebied

Het meest nabijgelegen gebouw betreft het beoogde woonzorgcomplex dat wordt geëxploiteerd door de Stichting Adullam. Ter plaatse wordt huisvesting en dagopvang geboden aan kinderen met een handicap. Deze doelgroep is verminderd zelfredzaam. Gelet op de ligging van het kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van de buisleiding, dient het gebouw van de bron af te kunnen worden ontvlucht. De locatie van nooduitgangen en dergelijke wordt echter niet geregeld in het bestemmingsplan, hier zal in het vergunningtraject aandacht aan moeten worden besteed. Het personeel dat in het gebouw van Adullam werkzaam is, moet worden geïnstrueerd over hoe te handelen ingeval van een calamiteit teneinde het aantal dodelijke slachtoffers te beperken. Voor de overige woningen in het plangebied geldt dat er geen personen aanwezig zijn met een verminderde zelfredzaamheid.

Ondanks bovengenoemde maatregelen is er sprake van een restrisico. De ontwikkeling van een woonzorgcomplex op deze locatie is echter gewenst gelet op het feit dat het complex een uitbreiding betekent van het bestaande complex dat grenst aan het plangebied. Beide complexen maken na uitvoering van het bestemmingsplan gebruik van dezelfde parkeervoorziening en zijn qua organisatie nauw met elkaar verbonden. Ondanks de te treffen maatregelen is er sprake van een restrisico. Gelet op de afweging van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid wordt het restrisico aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.10 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In verband met de voorgenomen woningbouwontwikkeling dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven en bedrijfsbestemmingen aanwezig. Op grotere afstand van het plangebied is het bedrijventerrein Weverseind aanwezig. Op dit terrein was in het verleden de Suikerfabriek van Suiker Unie aanwezig. Omdat er reeds woningen op kortere afstand van het bedrijventerrein zijn gelegen, vormen de woningen geen belemmering voor het toekomstige gebruik van het bedrijventerrein. In onderstaande figuur 4.5 is op basis van inwaartse milieuzonering aangeven wat de algemeen toelaatbare categorieën bedrijfsactiviteiten zouden zijn op basis van de bestaande woningen. Gelet op de afstand tot het plangebied, dat wordt getypeerd als rustige woonwijk, hebben de beoogde woningen geen invloed op de toelaatbaarheid van toekomstige bedrijfsactiviteiten. Uit onderstaande figuur blijkt dat deze toelaatbaarheid wordt bepaald door bestaande woningen. Omdat aan de richtafstanden kan worden voldaan is er geen sprake van een kans op onaanvaardbare milieuhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0585.BPPTHRustenburg-VG01_0011.jpg"

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De woningen vormen tevens geen belemmering voor het toekomstig gebruik van het bedrijventerrein.

4.11 Kabels en leidingen

In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen of straalpaden in de omgeving van het plan. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de realisatie van de nieuwbouwwijk Rustenburg in Puttershoek Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 5.2 en 5.3 is een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen en is een toelichting gegeven op de verschillende regels.

5.2 Wijze van bestemmen

De planopzet zoals beschreven in hoofdstuk 3 is de basis voor de toegepaste bestemmingsplansystematiek. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen is gekozen voor een min of meer gedetailleerde bestemmingsregeling met directe bouwtitels. De meest voorkomende functie is het wonen. Op de plankaart zijn de woningen, met bijbehorende (woon)percelen opgenomen binnen de bestemming Wonen. Met een gevellijn is aangeduid aan welke zijde de voorgevel van de woningen gesitueerd dient te worden, overeenkomstig het stedenbouwkundig plan. Tevens zijn op de kaart de maximale goot- en bouwhoogten opgenomen.

De wegen, trottoirs, openbare parkeerplaatsen, niet-structurele groenstroken en overig straatmeubilair zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer. De structurele groenstroken zijn opgenomen binnen de bestemming Groen.

De bijbehorende bouw- en gebruiksbepalingen van deze bestemmingen komen kort in paragraaf 5.3 aan bod.

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De grotere structurele groenstroken zijn bestemd als Groen. Het gaat hier om de grotere groenplekken binnen de buurt. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m. Verder is er rekening gehouden met ondergrondse bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen. Tevens zijn speelvoorzieningen, voet- en fietspaden binnen de bestemming Groen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden eveneens bestemd voor het parkeren.

Artikel 4 Maatschappelijk

Het woonzorgcomplex heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. In de begripsbepalingen in artikel 1 zijn de functies gedefinieerd die binnen deze bestemming vallen. Voor het bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%. Dit biedt voldoende vrijheid om de bebouwing – binnen de grenzen van het bouwvlak – op een passende wijze in de omgeving in te passen. Het maximum aantal zorgwoningen is vastgelegd op 45.

Artikel 5 Tuin

Deze bestemming geldt voor niet openbare gronden die "Tuin" zijn in de gebruikelijke betekenis van het woord en die dat dienen te blijven. Op gronden met deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.

Artikel 6 Verkeer-Verblijfsgebied

De wegen binnen het plangebied krijgen de bestemming Verkeer. Verder vallen binnen deze bestemming de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het woongebied.

Artikel 7 Water

De bestemming Water geldt voor al het oppervlaktewater in het plangebied.

Artikel 8 Wonen

De voornaamste functie in het plangebied is het wonen. Zowel vrijstaande als (twee-)aaneengebouwde woningen zijn toegestaan. Gestapelde woningen zijn niet toegestaan. Per bouwvlak is het maximaal aantal woningen aangegeven, waarbij het totaal aantal woningen 56 bedraagt binnen het plangebied. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te wijken van het maximaal aantal woningen per bouwvlak tot maximaal 68 woningen in totaal in het plangebied.

De woningen en bijbehorende erfbebouwing dienen te worden gebouwd in het op de kaart aangegeven bouwvlak. De bouwvlakken zijn ruim; uitsluitend de voortuinen en delen van de zijtuinen zijn buiten het bouwvlak gelaten. Voor alle bouwvlakken is een gevellijn opgenomen. Dit houdt in dat de voorgevel van de woningen in deze lijn gebouwd dient te worden. De maximum goothoogte of bouwhoogte die aangehouden moet worden, is aangegeven op de plankaart.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan tot een maximum oppervlak (dit verschilt per type woning) waarbij geldt dat ten hoogste 50% van het perceel mag worden bebouwd. Hierbij moet ten minste een afstand worden gehouden van 3 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen sluit zoveel mogelijk aan op wat er vergunningvrij reeds is toegestaan. Dit voorkomt dat vergunningvrije bouwwerken later in strijd zijn met de regeling uit het bestemmingsplan.

Artikel 9 Wonen - 1

De drie vrijstaande woningen aan de Groeneweg hebben een aparte woonbestemming gekregen omdat het gaat om bestaande woningen. Het bouwvlak ligt bij deze woningen om het hoofdgebouw. Regels voor afstanden tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen zijn daardoor niet nodig. In verband met de grote percelen mogen deze woningen tot 100 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen realiseren.

Artikel 10 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

Parallel aan de Biezengors loopt een gasleiding met een diameter van 12 inch. Ter bescherming van deze leidingen wordt een belemmeringenstrook bestemd van 4 m aan weerszijden van de leiding. Binnen deze strook gelden beperkingen ten aanzien van nieuwe bouwwerken. Afwijken van deze regels is onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

5.3.3 Algemene regels

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 12 Algemene bouwregels

De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit artikel van het bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing.

Artikel 13 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Deze regeling geeft in algemene zin aan waar en onder welke voorwaarden ondergronds bouwen is toegestaan.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

In deze regeling wordt aangegeven dat het gebruik van gronden anders dan waarvoor ze bestemd zijn verboden is. Van dit verbod kan worden afgeweken door het verlenen van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag indien strikte toepassing van het verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een regeling opgenomen vanwege de geluidszone industrielawaai die over het plangebied ligt. Bepaald is dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet zijn toegestaan tenzij de op grond van de Wet geluidhinder geldende voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden of er hogere waarden zijn verleend op grond van de Wet geluidhinder. Voor de geluidsgevoelige objecten in het plangebied zijn hogere waarden verleend.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is de mogelijkheid voor het bevoegd gezag opgenomen om af te wijken van het plan ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

Bouwwerken

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van bouwen neergelegd. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met omgevingsvergunning van bevoegd gezag.

Gebruik

De eerste drie leden van dit artikel betreffen de (reducerende) overgangsregels met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op het overgangsrecht mogelijk is.

Artikel 19 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van de nieuwbouwwijk Rustenburg. De openbare ruimte is na uitvoering van het plan eigendom van de gemeente, de woningen zijn in eigendom van HW Wonen. Het woonzorgcomplex en de directe gronden daaromheen zijn eigendom van de stichting Adullam. Het nieuwbouwplan wordt ontwikkeld door HW Wonen in samenwerking met stichting Adullam. De ontwikkelingen worden gefaciliteerd door de gemeente. Ten behoeve van de ontwikkeling zal de gemeente met HW Wonen en Adullam een anterieure overeenkomst opstellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

In het kader van de inspraakverordening van de gemeente Binnenmaas heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn ingezetenen en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om (mondeling of schriftelijk) zijn of haar reactie aan het college van burgemeester en wethouders bekend te maken. De resultaten van de inspraak zijn weergegeven in de Nota Inspraak en Overleg, zie bijlage 12.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Rustenburg' heeft van 2 maart tot en met 13 april 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden belanghebbenden een zienswijze indienen. Er zijn zes zienswijzen ingediend op het plan. De zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in een Nota zienswijzen. De nota is opgenomen in bijlage 13 bij de toelichting.

6.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan verschillende instanties voorgelegd. De resultaten van dit overleg zijn weergegeven in de Nota Inspraak en Overleg, zie bijlage 12.