direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein - 1
Plan: Mijlpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPMijlpolder2012-VG01

Artikel 4 Bedrijventerrein - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met - 7': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 1   5020.4   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 2   2221   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 3   29.1   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 4   6024.1   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - 5   287   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 6   274   4.2/5.1  
specifieke vorm van bedrijf - 7   6024.0   3.2  

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer': tevens perifere detailhandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting': tevens voor een Bevi-inrichting;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens een sport- en gezondheidscentrum;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een motorbrandstofverkooppunt zonder lpg;
  • l. met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, water en groen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste en ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogten;
  • e. ter plaatse van percelen zonder de onder d aangegeven aanduiding bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • f. bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen of bij volledige herbouw van bedrijfsgebouwen, geldt dat voor ten minste 50% in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dient te worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen of bij volledige herbouw van bedrijfsgebouwen ter plaatse van bouwpercelen gericht naar de Maasdamseweg voor ten minste 60% in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dient te worden gebouwd;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' bij nieuwbouw van bedrijfsgebouwen of bij volledige herbouw van bedrijfsgebouwen voor ten minste 80% in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dient te worden gebouwd;
  • i. de afstand tussen gebouwen die niet aan elkaar zijn gebouwd bedraagt ten minste 1 m;
  • j. de inhoud van een hoofdgebouw voor de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt ten hoogste 650 m³;
  • k. de goothoogte van een hoofdgebouw voor een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 m;
  • l. de gezamenlijke grondoppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bedrijfswoning ten hoogste 30 m2 bedragen;
  • m. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning;
  • n. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw bedraagt ten hoogste 1m;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het gebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen erf- en terreinafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 12 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Niet bouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f, g en h, voor de nieuwbouw of herbouw van bedrijfsgebouwen op een andere locatie binnen het bouwperceel indien het bouwen in de voorste perceelgrens niet mogelijk of niet gewenst is gelet op de aanwezigheid van andere gebouwen op het bouwperceel.

4.3.2 Erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a, indien zulks voor een meer doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt en de bereikbaarheid ingeval van calamiteiten in voldoende mate kan worden gewaarborgd.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', niet toegestaan;
  • b. detailhandel is, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', uitsluitend toegestaan, ondergeschikt en uitsluitend ondersteunend aan een bedrijf, waarbij de oppervlakte aan detailhandel ten hoogste 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 125 m2 per bedrijf bedraagt;
  • c. opslag van goederen is niet toegestaan op onbebouwde voorterreinen en zijterreinen, voor zover grenzend aan de openbare weg; buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m is op onbebouwde gronden in geen geval toegestaan;
  • d. opslag van en groothandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
  • g. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak van meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 3.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf is in geen geval toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;

4.5.2 Afwijken ten behoeve van perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van perifere detailhandel op bouwpercelen gericht naar de Maasdamseweg mits:

  • a. een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd;
  • b. parkeren volledig plaatsvindt op eigen terrein;
  • c. de oppervlakte aan perifere detailhandel niet meer dan 10% beslaat van de gronden in het plangebied.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zodanig te wijzigen dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het perceel van de risicovolle inrichting; en/of
    • 2. op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Groen' of 'Water';
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid voor bedrijfsactiviteiten
  • a. burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien vernieuwde inzichten en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
  • b. de bedrijfsactiviteiten die door middel van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden, dienen wat betreft invloed op de omgeving te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die in dit bestemmingsplan reeds is toegestaan.

4.6.3 Wijzigingsbevoegdheid bestaande Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verwijderen van de aanduiding 'risicovolle inrichting', indien de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is opgeheven.

4.6.4 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning' en ten behoeve van het wijzigen van de daarmee samenhangende toegestane categorie van bedrijfsactiviteiten in de omgeving, mits de betreffende bedrijfswoning niet langer als zodanig in gebruik is.