direct naar inhoud van Artikel 7 Algemene bouwregels
Plan: Hoek Graaf van Egmondstraat/Pad van Jongejan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2011001-VG99

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. de brandweeringang;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. de laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

7.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.3 Parkeren

Aan de parkeernormen, zoals in onderstaande tabel is opgenomen, dient binnen het plangebied te worden voldaan.

Type woning   Parkeernorm   Bezoekersaandeel  
Vrijstaande, twee-aaneengebouwde en patiowoningen   1,8 pp per woning   0,3 pp  
Aaneengebouwde woningen   1,5 pp per woning   0,3 pp  

7.4 Antenne-installaties
7.4.1 Algemeen

De oprichting van antenne-installaties en antennedragers is toegestaan met in achtneming van de volgende regels:

  • a. antenne-installaties kleiner dan 5 m en die voor het overige niet voldoen aan het bepaalde in artikel 2 lid 15 onder b van Bijlage II uit het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.
  • b. ten aanzien van de plaatsing van een antennedrager op het dak van een gebouw geldt het volgende:
    • 1. deze dient bij een op het dak aanwezig object te worden geplaatst;
    • 2. in het midden van het dak te worden geplaatst, of,
    • 3. elders op het dak, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 2 m bedraagt;
  • c. de bedrading van de antenne-installatie dient inpandig, in of direct langs de antennedrager te worden aangebracht dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot ten minste 1 m achter de voorgevellijn is geplaatst;
  • d. per gebouw mogen ten hoogste drie antennedragers worden geplaatst en/of maximaal zes
  • e. de afstand van een antennedrager welke meer dan 5 m hoog is, inclusief de daarop geplaatste antennes, tot een woning of een monumentaal pand dient minimaal 100 m te bedragen;
  • f. van het bepaalde onder f kan slechts worden afgeweken indien plaatsing op een locatie, als bedoeld f in redelijkheid niet kan worden verlangd in verband met het realiseren van een landelijk dekkend netwerk, mist de antennedrager landschappelijk wordt ingepast;
  • g. antenne-installaties mogen niet worden opgericht in landschappelijk waardevol gebied of in kwetsbare natuurgebieden, tenzij gekoppeld aan bestaande hoogspanningsmasten, lichtmasten of andere bestaande verticale elementen;
  • h. de maximaal toegestane hoogte van antenne-installaties is 40 m.

7.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen, borstweringen en overstekende daken en bouwlagen en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en -hoogten niet meer dan 1,5 m bedraagt.