Plan: | Larixplantsoen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0584.BPWONEN2010010-VG99 |
De gemeente Oud-Beijerland is voornemens 12 starterswoningen te realiseren aan het Larixplantsoen te Oud-Beijerland. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan milieuonderzoeken uitgevoerd, gericht op de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid en geluid. Tevens is aandacht worden besteed aan bedrijvigheid in- en rond het plangebied. De complete rapportage is als Bijlage 3 opgenomen.
De grenswaarden met betrekking tot de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrie-, wegverkeers- en railverkeerslawaai zijn opgenomen in de Wet geluidhinder (verder Wgh genoemd) en het daarbij behorende Besluit geluidhinder.
De Wgh is alleen van toepassing binnen een conform deze wet geldende geluidszone. De grenswaarden (ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting en de maximale hogere waarde) uit de Wgh zijn van toepassing op de geluidsbelasting van de gevel van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (o.a. scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaats en terrein behorende bij een ander gezondheidszorggebouw).
Breedte geluidszone
Er is in onderhavige situatie sprake van wegen bestaande uit 2 rijstroken in stedelijk gebied en dus een breedte van de geluidszone van 200 m.
Rekenmethode en rekenmodel
De gevolgde rekenmethode voor het bepalen van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is conform de Standaardrekenmethode I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
Voor de berekening is gebruik gemaakt van het door DGMR Raadgevend Ingenieurs B.V. ontwikkelde computerprogramma 'SRM 1 versie 1.40”. De berekening van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer moet worden gebaseerd op de maatgevende verkeersintensiteit die binnen 10 jaar wordt verwacht.
Gegevens wegverkeer
In het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 is aangegeven aan welke eisen de in een akoestisch onderzoek te gebruiken verkeersgegevens moeten voldoen. Bij de verkeersgegevens wordt onderscheid gemaakt in de volgende parameters:
Onder de maatgevende verkeersintensiteit wordt verstaan: de verkeersintensiteit, zoals die, in het voor de geluidsbelasting bepalende jaar, gemiddeld over een representatief tijdvak, optreedt. De verkeersintensiteit wordt in het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006 gedefinieerd als: het aantal motorvoertuigen van een categorie motorvoertuigen dat jaarlijks per uur, gemiddeld over een etmaalperiode, een waarneempunt passeert. D verkeerssamenstelling betreft de verdeling van het verkeer over motorrijwielen (MR), lichte- (LV), middelzware- (MV) en zware (ZV) motorvoertuigen. Deze categorieën zijn gedefinieerd in artikel 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
De maatgevende verkeersintensiteit wordt voor het berekenen van de geluidsbelasting verdeeld over de dag-, avond- en nachtperiode (dagperiode: 07.00 tot 19.00 uur; avondperiode: 19.00 tot 23.00 uur; nachtperiode 23.00 tot 07.00 uur).
Gelet op de Wgh dient voor het berekenen van de geluidsbelasting van een weg uitgegaan te worden van een maatgevende verkeersintensiteit zoals die 10 jaar na vaststelling van het plan maximaal wordt verwacht.
Voor de verkeerssnelheid moet uitgegaan worden van de representatief te achten gemiddelde snelheid per categorie motorvoertuigen.
De gegevens met betrekking tot de maatgevende verkeersintensiteit, de representatieve snelheid en de wegdekverharding van de wegen voor het peiljaar 2021/2022 zijn afkomstig van de Gemeente, dan wel in overleg vastgesteld. Een overzicht van de gegevens van de wegen zijn hieronder weergegeven.
Verdeling overeenkomstig standaardwaarden in SRM1-berekening voor buurtontsluitingsweg.
Q_etmaal : 100,00
% Daguur : 6,48
% Avonduur : 3,73
% Nachtuur : 0,92
Deze gegevens zijn gebaseerd op het Verkeersstructuurplan 2008-2015. In de toekomst wordt mogelijk de maximumsnelheid van de betrokken wegen mogelijk verlaagd naar 30 km/h. Formeel vallen 30 km/h-wegen buiten de Wet geluidhinder. In het kader van 'goede ruimtelijke ordening' is het onderzoeken van de geluidsituatie van dergelijke wegen echter wel van belang.
Larixplantsoen
Uit de rekenresultaten blijkt dat de 48 dB-contour (hoogst toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh) vanwege het wegverkeer ligt op ca 2,4 m van de as van de weg. Er is gerekend inclusief aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g Wgh. De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB uit de Wgh wordt dus niet overschreden als de woningen op meer dan 2,4 m van de as van de weg worden gebouwd. Dan is het ook niet noodzakelijk dat burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
Hazelaarstraat
Uit de rekenresultaten blijkt dat de 48 dB-contour (hoogst toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh) vanwege het wegverkeer ligt op ca 5,8 m van de as van de weg. Er is gerekend inclusief aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g Wgh. De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB uit de Wgh wordt dus niet overschreden als de woningen op meer dan 5,8 m van de as van de weg worden gebouwd. Dan is het ook niet noodzakelijk dat burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
Acaciastraat
Uit de rekenresultaten blijkt dat de 48 dB-contour (hoogst toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh) vanwege het wegverkeer ligt op ca 29 m van de as van de weg. Er is gerekend inclusief aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g Wgh. De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB uit de Wgh wordt dus overschreden als de woningen op minder dan 29 m van de as van de weg worden gebouwd. Daarom is het ook noodzakelijk dat burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
Voor de rijlijn Acaciastraat is de geluidsbelasting op de gevel op een waarneemhoogte van 5 meter bepaald. Hierbij is uitgegaan van een afstand van de huizen tot het hart van de weg van 10 m, een afstand tot de kruising van 10 meter en geen gras of andere zachte bodemgebieden. In bijlage 2 van het complete onderzoek (zie Bijlage 3) worden de rekenresultaten voor de rijlijn Acaciastraat weergegeven. Voor hogere waarde procedures wordt uitgegaan van de Lden inclusief aftrek Art. 110g (dB), welke in dit geval 57 dB is.
Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op zowel het Larixplantsoen als de Hazelaarstraat de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) van 48 dB uit de Wgh niet overschrijden als de woningen op meer dan respectievelijk 2,4 en 5,8 m van de as van deze wegen worden gebouwd. Vanuit de Wgh bestaat er dan geen bezwaar tegen de bouw van deze woningen.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Acaciastraat meer dan 48 dB (inclusief aftrek van 5 op grond van artikel 110g Wgh) bedraagt indien de woningen op minder dan 29 m van de as van de weg worden gebouwd. De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) van 48 dB wordt dan overschreden. De maximale toegestane hogere waarde (in onderhavige situatie 63 dB) zal naar verwachting echter niet worden overschreden. Omdat de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden is het noodzakelijk dat burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. Om een hogere waarde vast te kunnen stellen is nader akoestisch onderzoek naar de exacte geluidbelasting en naar bron- en overdrachtsmaatregelen vereist.
Voor de rijlijn Acaciastraat is de geluidsbelasting op de gevel op een waarneemhoogte van 5 meter bepaald. Voor hogere waarde procedures wordt uitgegaan van de Lden inclusief aftrek Art. 110g (dB), in dit geval betreft dit 57dB.
Bij het vaststellen van een hogere waarde voor wegverkeerslawaai moet de gemeente aangeven waarom het nemen van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg van de gevel van de woning of andere geluidsgevoelige gebouwen, onvoldoende doeltreffend zal zijn, danwel stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn het toepassen van stiller asfalt of het plaatsen van een geluidscherm.
Dit akoestisch onderzoek geeft geen uitsluitsel over de karakteristieke geluidwering in het kader van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit. Een door derden uit te voeren akoestischbouwtechnisch onderzoek moet, nadat de exacte geluidbelasting is berekend, hierover uitsluitsel bieden. De karakteristieke geluidwering moet daarbij ten minste gelijk zijn aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en de gestelde eis voor het binnenniveau. Voor de geluidsbelasting van de constructie moet uitgegaan worden van de hoogste gecumuleerde geluidsbelasting per bronsoort (exclusief de correctie art. 110g Wgh). De gestelde eis voor het binnenniveau bedraagt 33 dB voor wegverkeerslawaai.
Wet Milieubeheer
In de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (Stb. 414, 2007, hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm) is de Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht opgenomen. Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) komen te vervallen. De wet is op 15 november 2007 in werking getreden. Omdat titel 5.2 over luchtkwaliteit gaat, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële Regelingen, namelijk:
In de Wet luchtkwaliteit zijn normen opgenomen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof, PM10, PM2,5), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en Benzo(a)pyreen (BaP). Het toetsingskader is beschreven in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer.
Op 7 april 2009 heeft Nederland van de Commissie van de Europese Gemeenschappen derogatie (uitstel) verkregen voor het voldoen aan de normen voor NO2 en PM10. De Commissie heeft Nederland voor PM10 derogatie verleend tot 11 juni 2011 en voor NO2 tot 1 januari 2015 . Dit betekent dat in Nederland uiterlijk vanaf die data aan de grenswaarden voor NO2 en PM10 voldaan moet worden.
Voor de etmaalgemiddelde concentratie PM10, de jaargemiddelde concentratie PM10, de uurgemiddelde concentratie NO2 en de jaargemiddelde concentratie NO2 gelden per 1 augustus 2009 tijdelijke grenswaarden. In tabel 2 zijn de grenswaarden met en zonder derogatie voor NO2 en PM10 weergegeven. Voor alle overige stoffen geldt dat in 2010 aan alle grenswaarden moet worden voldaan.
Tabel 1: toetsingskader luchtkwaliteit
Niet in betekenende mate bijdragen
Op basis van de Wet luchtkwaliteit zijn plannen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, vrijgesteld van toetsing (Wm; art. 5.16, lid 1 sub c). Dit betekent dus dat in overschrijdingssituaties plannen toch gerealiseerd kunnen worden indien de bijdrage van het plan ‘niet in betekenende mate’ is.
In het kader van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Dit betekent dat voor zowel NO2 als PM10 planbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m³ in situaties waarin de jaargemiddelde concentraties de grenswaarde overschrijden.
In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ (Stcrt. 218, 2007) is een lijst met categorieën van inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties opgenomen, die als ‘niet in betekenende mate’ projecten worden beschouwd. Als een plan binnen de benoemde projectomvang valt, is het vrijgesteld van toetsing. Er is ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit dan geen verdere belemmering voor de realisatie van het project.
Als een plan niet binnen een benoemde projectomvang valt, kan het alsnog als ‘niet in betekenende mate’ opgevoerd worden. Er moet dan aannemelijk gemaakt worden dat de bijdrage van het plan kleiner is dan 1,2 µg/m³.
Bijdrage van het plan
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan het wettelijk kader. In de bijlage van de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat de invloed van een woonwijk met 1.500 woningen binnen de 3% grens valt en dus voldoet aan het begrip NIBM. De voorgenomen ontwikkeling omvat de bouw van 12 starterswoningen. De ontwikkeling aan het Larixplantsoen kan aangemerkt worden als een ontwikkeling die ‘niet in betekenende mate (NIBM)’ bijdraagt.
Luchtkwaliteit in het plangebied
Het effect van het project ‘Larixplantsoen’ valt binnen de kaders van het Besluit en de Regeling ‘niet in betekende mate bijdragen’. Het effect van het plan is hiermee getoetst aan de Wet milieubeheer.
In het licht van een goede ruimtelijke ordening is het verstandig dat de gemeente verder kijkt dan alleen haar juridische verplichtingen op basis van de Wet milieubeheer. De gemeente moet de diverse belangen voor de lokale situatie dus afwegen. Een goede (ruimtelijke) onderbouwing van een besluit is evenzeer van belang. In dat kader is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied in beeld gebracht.
Voor het luchtonderzoek zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Stoffen
In het voorliggende onderzoek zijn de resultaten inzichtelijk gemaakt voor de stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Overschrijdingen van overige stoffen komen in Nederland slechts in exceptionele gevallen voor.
Rekenmethodiek
De berekeningen ten gevolge van wegverkeer zijn uitgevoerd met de meest recente versie van het rekenprogramma CAR II (Calculation of Air Pollution from Road traffic), versie 9.0. De in- en uitvoergegevens van CAR II zijn weergegeven in bijlage 2 van het onderzoeksrapport.
Onderzoeksjaren
De berekeningen zijn uitgevoerd voor de jaren 2011 en 2015.
Wegkenmerken en verkeerscijfers
Voor de berekeningen voor het jaar 2015 worden de verkeersgegevens uit het Verkeersstructuurplan Oud-Beijerland 2008-2015 (versie van 24 oktober 2008, rapportnummer: 3115r06v02e) gehanteerd. Voor de berekeningen voor het jaar 2011 zijn de verkeersgegevens voor 2015 aangehouden. Er is dus sprake van een worst-case situatie voor de berekeningen voor het jaar 2011.
Onderzoeksgebied
De voor het plangebied van belang zijnde wegen zijn:
Receptorpunten
De luchtkwaliteit is berekend op 3 rekenpunten. De concentraties van stikstofdioxide en fijn stof zijn bepaald op maximaal 10 meter van de rand van de weg. Dit is overeenkomstig de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Rekenscenario’s
Op alle receptorpunten wordt voor de jaren 2011 en 2015 een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit in de situatie na realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen.
Zeezout correctie
Voor de gemeente Oud-Beijerland geldt een reductie van 5 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie PM10. Voor het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde waarde van PM10overschreven mag worden, geldt een reductie van 6 dagen per jaar. Het gaat hierbij wel om een correctie achteraf van de berekende waarden.
In de onderstaande tabellen zijn de berekeningsresultaten langs de onderzochte wegen weergegeven voor fijn stof en stikstofdioxide.
Wegvak | Jaar | Jaargemiddelde concentratie (µg/m3) | Aantal overschrijdingen 200 µg/m3 etmaalwaarde |
Acaciastraat | 2011 2015 |
25,0 22,8 |
0 0 |
Larixplantsoen | 2011 2015 |
23,9 21,9 |
0 0 |
Hazelaarstraat | 2011 2015 |
23,9 21,9 |
0 0 |
Tabel 2: Rekenresultaten voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide
Wegvak | Jaar | Jaargemiddelde concentratie (µg/m3) | Aantal overschrijdingen 50 µg/m3 etmaalwaarde |
Acaciastraat | 2011 2015 |
19,1 18,2 |
8 6 |
Larixplantsoen | 2011 2015 |
19,0 18,1 |
8 6 |
Hazelaarstraat | 2011 2015 |
19,0 18,1 |
8 6 |
Tabel 3: Rekenresultaten voor fijn stof (inclusief zeezout correctie van 5 µg/m³)
Analyse berekening totale concentraties
De berekende jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide voor de jaren 2011 en 2015 liggen ruim onder de wettelijke grenswaarden (60 µg/m³ in 2011 en 40 µg/m3 in 2015). Daarnaast wordt de norm voor het maximaal aantal overschrijdingen per jaar van de uurgemiddelde concentratie NO2 niet overschreden.
De berekende jaargemiddelde concentraties fijn stof voor de jaren 2011 en 2015 liggen eveneens ruim onder de wettelijke grenswaarden (40 µg/m³ in 2011 en 2015). Daarnaast wordt de norm voor het maximaal aantal overschrijdingen per jaar van de uurgemiddelde concentratie PM10 niet overschreden.
Vanuit oogpunt van de Wet ruimtelijke ordening en Wet milieubeheer in relatie tot luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor verdere invulling van het project aan het Larixplantsoen in Oud-Beijerland.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich de risico’s van het vervoer, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen (dus geen nulrisico). Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen.
Bij het hanteerbaar maken en beheersen van risico’s staan binnen het externe veiligheidsbeleid twee begrippen centraal. Het betreft het zogenaamde plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Het PR schetst de kans dat een enkele onbeschermde persoon komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor deze kans worden grens-, richt- en streefwaarden toegepast waarbij een grenswaarde een harde norm is die niet overschreden mag worden. Dit is voor nieuwe situaties de zogenaamde PR 10-6 contour waarbinnen geen kwetsbare objecten3 en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten4 aanwezig mogen zijn.
Het GR schetst de kans dat een groep van 10, 100, 1000 enz. personen komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt bepaald voor het invloedsgebied dat ligt tussen de risicobron en lijn waar 1% sterfte optreedt bij het meest ongunstige ongevalsscenario.
Op basis van de door de gemeente verstrekte informatie over de bouwlocatie kan op basis van de ons ter beschikking staande gegevens geconcludeerd worden dat er zich geen risicobronnen externe veiligheid (inrichtingen, transport) in de omgeving van het plangebied bevinden waarvan de invloed zich uitstrekt tot het plangebied.
Door middel van het raadplegen van het bedrijfsregistratiesysteem van de milieudienst Zuid-Holland Zuid zijn de milieurisico’s van bedrijven in de omgeving geïnventariseerd. Hierbij is gekeken naar de richtafstanden die volgens de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering' van de VNG aangehouden moeten worden tot een rustige woonwijk.
In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven waarvan de hindercirkels tot over het plangebied vallen. De nieuwe woningen worden dus ook niet op een dergelijk kleine afstand tot aanwezige bedrijven gebouwd dat bedrijven in hun bestaande rechten worden aangetast.
Milieuzonering leidt niet tot beperkingen voor de geplande ontwikkeling ter plaatse van het Larixplantsoen.