direct naar inhoud van Bijlage 1 Onderzoek flora en fauna
Plan: Poortwijk fase III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99

Bijlage 1 Onderzoek flora en fauna

Ecologie

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente.

Huidige plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostkant van Oud-Beijerland. Het plangebied wordt begrensd door de Kwakscheweg in het zuiden, de Oud-Beijerlandsche Kreek in het westen, de bebouwing van Poortwijk in het noorden en de Stougjesdijk in het oosten.

Het plangebied bestaat deels uit akkerland, grasland, sloten en enkele braakliggende terreinen.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden de bestaande loodsen aan de oostkant gesloopt en er komen nieuwe woningen binnen het gehele plangebied voor terug. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000, maar is op ongeveer 2 kilometer afstand gelegen van het Natura-2000 gebied 'Oude Maas'. De planlocatie maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), maar is wel tegen de ecologische verbindingszone (EVZ) 'Oud-Beijerlandsche Kreek' aangelegen, zie figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99_0011.jpg"

Figuur 1 Het plangebied tegen de EVZ 'Oud-Beijerlandsche Kreek' aangelegen

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is op 10 mei 2006 een Verkennend ecologisch onderzoek (Oranjewoud) uitgevoerd binnen het plangebied.

Planten

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Er is een licht beschermde soort aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Op basis van het verkennende veldonderzoek (Oranjewoud, 2006), bekende verspreidingsgegevens en de aanwezige biotopen kan worden gesteld dat het plangebied geen bijzondere of beschermde soorten herbergt.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Tijdens het verkennende veldonderzoek (Oranjewoud, 2006) zijn soorten als wilde eend, fazant, fitis, bosrietzanger en grasmus waargenomen. Verder zijn in het opgaand groen binnen het plangebied vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster te verwachten (RBOI, 2009).

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in de omgeving van het plangebied soorten als mol, egel en veldmuis voorkomen. Uit het verkennende veldonderzoek (Oranjewoud, 2006) blijkt dat de ruige begroeiing geschikt leefgebied is voor algemene muizensoorten en spitsmuizen, zoals bosmuis, bosspitsmuis en huisspitsmuis. De egel gebruikt de vegetatie en met name de ruige delen met ondergroei als nachtelijk foerageergebied. Gezien de voorkomende biotopen, hebben alle genoemde soorten een verblijfplaats in het plangebied. Konijn, wezel en hermelijn zijn niet waargenomen, maar worden wel incidenteel verwacht in het plangebied.

In het plangebied zijn geen gebouwen of geschikte bomen aanwezig die als vaste verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Mogelijk dat het plangebied mogelijk onderdeel is van het foerageergebied en/of vliegroutes van vleermuizen (RBOI, 2009).

Amfibieën

Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën niet onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Tijdens het verkennende veldonderzoek (Oranjewoud, 2006) zijn geen amfibieën waargenomen. De sloten lijken wel geschikt voor algemene amfibiesoorten, zoals bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker. Zwaar beschermde amfibieën als de heikikker en rugstreeppad worden niet verwacht, op basis van de verspreidingsgegevens (RAVON, 2008 en Provincie Zuid-Holland, 2004).

Vissen

Volgens het Natuurloket zijn vissen niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Beschermde vissoorten zijn ook niet aangetroffen tijdens het verkennende veldonderzoek (Oranjewoud, 2006), de meeste sloten lijken niet geschikt te zijn. De watergangen zijn zeer voedselrijk en naar verwachting alleen geschikt voor algemene (niet beschermde) vissoorten. Tijdens het onderzoek zijn alleen de drie- en tiendoornige stekelbaars aangetroffen.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Reptielen worden niet verwacht, aangezien er geen geschikt biotoop is aangetroffen. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime volgens de Flora- en faunawet

vrijstellingsregeling   tabel 1     mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, wezel en hermelijn
bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
ontheffingsregeling   tabel 2     geen  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   geen  
    cat. 5   koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000, maar is op ongeveer 2 kilometer afstand gelegen van het Natura-2000 gebied 'Oude Maas'. Gezien de relatief grote afstand en de tussenliggende buffers (gebouwen en wegen) zijn er geen negatieve effecten te verwachten vanuit de planlocatie op het nabijgelegen Natura-2000 gebied 'Oude Maas'. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

De planlocatie maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), maar is wel tegen de ecologische verbindingszone (EVZ) 'Oud-Beijerlandsche Kreek' aangelegen.

Het streefbeeld voor deze EVZ is een moerasruigte van circa 30 m breed met enige opslag die geschikt is voor minder kritische diersoorten (Provincie Zuid-Holland, 1998). De Vliet (die oostelijke van de Stougjesdijk ligt en ook deel uitmaakt van deze ecologische verbindingszone) is concreet uitgewerkt in een inrichtingplan (bron: Inrichtingsplannen Hoeksche Waard Vlietproject). De EVZ zal bestaan uit:

  • brede rietoever van 8 tot 10 m breed;
  • smalle rietoever van 3 tot 4 m breed;
  • droog lint van 5 m breed;
  • stapstaan droog van 0,75 ha.

In de planvorming wordt rekening gehouden wordt met de ruimte die de EVZ nodig heeft, zodat de Oud-Beijerlandsche Kreek kan functioneren als EVZ. Tussen de nieuwe bebouwing en de EVZ wordt een strook van gemiddeld 30 m vrijgelaten en zal een groene buffer worden aangeplant. Voor de mogelijke brug naar het gebied ten westen van het plangebied is een voorwaarde in de wijzigingsregels opgenomen, waarbij het functioneren van de kreek bij realisatie van de brug moet zijn gewaarborgd. Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten vanuit het plangebied op de EVZ.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Vleermuizen maken mogelijk gebruik van het plangebied als foerageergebied of migratieroute. Het gaat hier echter niet om primair foerageergebied. In de directe omgeving van het plangebied is in zeer ruime mate vergelijkbaar foerageergebied aanwezig. Na ontwikkeling van het gebied zal het ook voor de meeste vleermuissoorten weer geschikt nieuw foerageergebied vormen door de aanleg van tuinen, laanbomen en brede watergangen.
  • In de opgaande beplanting in het plangebied kunnen mogelijk vaste nesten van broedvogels als de pimpelmees en koolmees aanwezig zijn. Deze soorten vinden echter zeer gemakkelijk nieuwe broedplaatsen. In de groenstrook langs de ecologische verbindingszone zullen deze broedplaatsen ontstaan. Er kunnen mogelijk ook wat extra nestkastjes opgehangen worden om de broedkansen van deze soorten te vergroten.

Gezien het bovenstaande staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.