direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Buitengebied Oud-Beijerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijfsactiviteiten in categorie 3 die naar aard, omvang en hinderuitstraling gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten in categorie 2;
  • c. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak dan wel het grotere bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning.

met daaraan ondergeschikt:

  • e. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit tot een maximum van 100 m2, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. Bed & breakfastvoorzieningen bestaande uit maximaal 4 kamers met een maximale oppervlakte van 100 m2;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen en erven;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. verkeersvoorzieningen;
  • n. bouwwerken.
5.1.2 Agrarisch hulpbedrijf

In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf' tevens gebruikt worden voor een agrarisch hulpbedrijf.

5.1.3 Caravanopslag

In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanopslag tevens gebruikt worden voor caravanopslag.

5.1.4 Garagebedrijf

In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' tevens gebruikt worden voor een garagebedrijf.

5.1.5 Detailhandel

In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens gebruikt worden voor ondergeschikte detailhandel in voedings - en genotmiddelen tot maximaal de oppervlakte zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

5.1.6 Groothandel in groente en fruit

In aanvulling op artikel 5.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de 'specifieke vorm van bedrijf- groothandel in groente en fruit' tevens gebruikt worden groothandel in groente en fruit.

5.1.7 Uitsluitend caravanopslag

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend caravanopslag' is op de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend caravanopslag toegestaan.

5.1.8 Opslag van groen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- opslag van groen' is op de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend opslag van groen toegestaan.

5.1.9 Gaswinning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gaswinning' is op de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend gaswinning met bijbehorende bedrijfsactiviteiten toegestaan.

5.1.10 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn op de in artikel 5.1.1 bedoelde gronden uitsluitend nutsvoorzieningen toegestaan.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de goothoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • d. indien geen goot- of bouwhoogte is aangegeven, bedraagt de goothoogte van de bedrijfsgebouwen maximaal 7 m en de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • e. in afwijking van sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' buiten een bouwvlak gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning (hoofdwoning) bedraagt maximaal 750 m3 bedraagt dan wel de bestaande grotere inhoud;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 7 m dan wel de bestaande grotere goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 10 m dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  • e. een bedrijfswoning dient verplicht te worden voorzien van een kap met een helling tussen de 25 en 60 graden;
  • f. herbouw van een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan in of achter (het verlengde van) de voorgevel van de bestaande woning.
5.2.3 Erfbebouwing bij de bedrijfswoning
  • a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mogen overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
    • 1. voor percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2: 50 m2;
    • 2. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 500 m2 en 750 m2: 62,5 m2;
    • 3. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 750 m2 en 1.000 m2: 75 m2;
    • 4. voor percelen met een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2: 100 m2.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel bedraagt 1 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 m achter (het verlengde van) bedraagt 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. binnen het bouwvlak: 6 m;
    • 2. buiten het bouwvlak: 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Grotere inhoud bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het vergroten van de inhoud van een woning (hoofdgebouw) -al dan niet in combinatie met sloop- en herbouw- tot maximaal 1.000 m3 mits er ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt en:

  • a. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.3.2 Bouwen buiten bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het bouwen buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting mag maximaal 200 m2 bedragen;
  • b. aangetoond moet worden dat (gedeeltelijke) verplaatsing van het bedrijf naar een geschiktere locatie (stedelijk gebied of regionaal bedrijventerrein) niet mogelijk is;
  • c. het bepaalde in artikel 5.2 met betrekking tot de maximum bouwhoogte en goothoogte is van toepassing;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het verhogen van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 9 m respectievelijk 12 m, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvraag getoetst is door een agrarisch deskundige;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1 is het gebruik van de gronden voor de hierna bedoelde soorten gebruik, in ieder geval in strijd met de bestemming:

  • a. geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan die welke genoemd zijn in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan genoemd in artikel 5.1;
  • f. het gebruik van de gronden voor een seksinrichting.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 en artikel 5.4 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Schrappen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het schrappen van de aanduidingen genoemd in artikel 5.1 indien de gronden niet meer voor de in deze aanduidingen genoemde functies worden gebruikt.

5.6.2 Andere milieucategorie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander bedrijf dan overeenkomstig artikel 5.1 is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het nieuwe bedrijf dient in vergelijking met het voorheen toegestane bedrijf naar de aard en omvang met het oog op hinder en/of gevaar voor het (leef)milieu en het landschap een betere situatie op te leveren;
  • b. er mag geen sprake zijn van een toename van detailhandelsactiviteiten;
  • c. door middel van een bedrijfsplan dient aangetoond te worden of en op welke wijze aan vorenstaande voorwaarden zal worden voldaan;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • e. het mogen geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreffen.