direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - Linten
Plan: Buitengebied Oud-Beijerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99

Artikel 19 Wonen - Linten

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen, waarbij maximaal één woning per bouwvlak is toegestaan dan wel het grotere bestaande aantal;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bestaande paardenbakken;
  • f. het hobbymatig houden van vee (waarbij voor paarden als maximum geldt 5 per woning);

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • j. bouwwerken.
19.1.2 Bed & breakfast

In aanvulling op artikel 19.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor bed & breakfast voorzieningen bestaande uit maximaal 2 kamers en 5 gasten met een maximale oppervlakte van 100 m2 waarbij voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

19.1.3 Aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang;

In aanvulling op artikel 19.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang.

19.1.4 Mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen;

In aanvulling op artikel 19.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen.

19.1.5 Mantelzorg

Ter plaatse van aanduiding 'mantelzorg' mogen de in artikel 19.1.1 bedoelde gronden tevens geheel gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg.

19.1.6 Dierenkliniek

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek' zijn de in artikel 19.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een dierenkliniek.

19.1.7 Aannemersbedrijf

In aanvulling op artikel 19.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf' tevens gebruikt worden voor een aannemersbedrijf.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 400 m3 dan wel de bestaande grotere inhoud;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de goothoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • e. een hoofdgebouw dient verplicht te worden voorzien van een kap met een helling tussen de 25 en 60 graden;
  • f. herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan in of achter (het verlengde van) de voorgevel van de bestaande woning.
19.2.2 Erfbebouwing bij de woning
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers, toegangsportalen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. ten aanzien van erkers of toegangsportalen:
      a. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
      b. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
      c. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
      d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    • 2. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
19.2.3 Erfbebouwing op het zij- en achtererf
  • a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
    • 1. voor percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2: 50 m2;
    • 2. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 500 m2 en 750 m2: 62,5 m2;
    • 3. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 750 m2 en 1.000 m2: 75 m2;
    • 4. voor percelen met een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2: 100 m2;
  • d. in afwijking van c mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanopslag' de gronden geheel worden bebouwd met inachtneming van het bepaalde onder a en b.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 19.2.1 voor de bouw van nokverhogingen op hoofdgebouwen met een symmetrisch zadeldak, waarvan de hoogte tussen de nok en de bovenkant van de zoldervloer kleiner is dan 2,1 m en het dakvlak zich uitstrekt over maximaal één bouwlaag, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakopbouw over de volle breedte van de woning moet worden gerealiseerd;
    • 2. de dakopbouw op de achterzijde van het dakvlak wordt gebouwd;
    • 3. indien in de bestaande situatie meer dakopbouwen aan de voorzijde dan aan de achterzijde aanwezig zijn of het naastgelegen pand reeds een dakopbouw aan de voorzijde heeft; in afwijking van het bepaalde in sub 2 mogen dakopbouwen ook aan de voorzijde worden gebouwd;
    • 4. het dwarsprofiel voldoet aan de volgende maatvoering:
      • de afstand tussen de onderkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient ten minste 0,85 m te bedragen;
      • de afstand tussen de bovenkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient maximaal 2,0 m te bedragen;
      • de afstand tussen de buitenkant van het kozijn en de buitenkant van het buitenspouwblad dient, horizontaal gemeten, ten minste 1 m te bedragen;
      • de onderkant van het kozijn dient direct aan te sluiten op het dakvlak van de woning;
      • het korte dakvlak van de dakopbouw dient evenwijdig te lopen aan het eronder gelegen bestaande dakvlak;
      • de daklengte dient ten minste 0,8 m te bedragen;
    • 5. indien in de bestaande situatie reeds nokverhogingen aanwezig zijn; in afwijking van het bepaalde in sub 4 mag dwarsprofiel met een afwijkende maatvoering worden gerealiseerd welke aansluit op de reeds aanwezige nokverhoging(en);
  • b. het bepaalde in artikel 19.2.1 voor de bouw van dakopbouwen, anders dan zoals bedoeld in artikel 19.3.1 onder a, met dien verstande dat:
    • 1. het een dakopbouw betreft op een dak waarvan de hellingshoek kleiner is dan 30°op grondgebonden woningen in rijen van drie woningen of meer, dan wel;
    • 2. het een dakopbouw betreft ter vervanging van de bestaande dakopbouw mits de maatvoering niet wordt gewijzigd;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straatprofiel en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 19.2.2 of 19.2.3 voor de bouw van kappen op vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 m;
  • d. het bepaalde in artikel 19.2.3 voor de bouw van een dakterras op een aan- of uitbouw van een woning met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m boven de bouwhoogte van de aanbouw of uitbouw;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 3. het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van omwonenden (bezonning, privacy);
  • e. het bepaalde in artikel 19.2.3 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van hobbyboer-activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. aanvrager minimaal 1,5 ha grond in beheer heeft;
    • 2. de omvang van de activiteiten minimaal 4nge bedraagt of vergelijkbare grootte in SO;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 1% van de gronden tot een maximum van 200 m2 bedragen;
    • 4. een afstand van minimaal 25 m van de bebouwing tot gevoelige functies (woningen) wordt aangehouden;
    • 5. de aanvraag is getoetst door een agrarisch deskundige;
    • 6. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
19.3.2 Voorwaarde

De in artikel 19.3.1 genoemde omgevingsvergunningen voor afwijken kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.3 Afwijken bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.1 het vergroten van een bestaande woning buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand van de woning tot de zijdelingse erfgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • b. de grenzen van het bouwvlak worden met maximaal 3 m overschreden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Aan huis verbonden beroep- en bedrijf

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep en bedrijf aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • g. het bedrijf moet zich bevinden in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
19.4.2 Zelfstandige woonruimte

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
19.5.2 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak dan wel direct aansluitend aan het bestemmingsvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en Wonen;
  • b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 m;
  • c. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling of aantasting van een karakteristiek doorkijk vanaf een dijk;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  • e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m en er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Verplaatsen en vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verplaatsen of vergroten van het bouwvlak ten behoeve van een groter hoofdgebouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 750 m3;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. het plan moet financieel haalbaar zijn (eventuele planschade dient door de initiatiefnemer te worden vergoed);
  • e. er mag geen onevenredige aantasting zijn van de privacy en zonlichttoetreding van derden;
  • f. het plan moet stedenbouwkundig inpasbaar zijn.
19.6.2 Splitsen woning bij karakteristiek pand of monument

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van een karakteristiek pand of monument, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 250 m3 bedragen;
  • b. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
  • c. de karakteristieke waarde van de woning mag niet worden aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. aanvrager een cultuurhistorisch rapport overlegt waaruit de cultuurhistorische waarde van het pand blijkt;
19.6.3 Splitsen woning sociaalmaatschappelijke redenen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 250 m3 bedragen;
  • b. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
  • c. de karakteristieke waarde van de woning mag niet worden aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de sociaalmaatschappelijke noodzaak is aangetoond.