direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Buitengebied Oud-Beijerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPBUITEN2012001-VG99

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen, waarbij maximaal één woning per bestemmingsvlak is toegestaan dan wel het grotere bestaande aantal;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bestaande paardenbakken;
  • f. het hobbymatig houden van vee (waarbij voor paarden als maximum geldt 5 per woning);

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • j. bouwwerken.
18.1.2 Bed & breakfast

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor bed & breakfast voorzieningen bestaande uit maximaal 2 kamers en 5 gasten met een maximale oppervlakte van 100 m2 waarbij voorzien moet zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

18.1.3 Aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen, waaronder mede begrepen gastouderopvang.

18.1.4 Mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden tevens ondergeschikt gebruikt worden mantelzorg in de hoofdwoning en aan- en uitbouwen.

18.1.5 Aan huis verbonden beroep

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' tevens gebruikt worden voor een aan huis verbonden beroep tot de oppervlakte zoals aanwezig tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

18.1.6 Aan huis verbonden bedrijf

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' tevens gebruikt worden voor een aan huis verbonden bedrijf tot de oppervlakte zoals aanwezig tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

18.1.7 Caravanopslag

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanopslag' tevens gebruikt worden voor caravanopslag.

18.1.8 Kantoor

In aanvulling op artikel 18.1.1 mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens gebruikt worden voor zelfstandig kantoor.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 750 m3 dan wel de bestaande grotere inhoud;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 7 m dan wel de bestaande grotere goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 10 m dan wel de bestaande grotere bouwhoogte;
  • d. een hoofdgebouw dient verplicht te worden voorzien van een kap met een helling tussen de 25 en 60 graden;
  • e. herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan in of achter (het verlengde van) de voorgevel van de bestaande woning;
  • f. indien een bouwvlak is aangegeven, dient de woning in afwijking van sub a binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • g. indien goot- en bouwhoogte zijn aangegeven, bedraagt in afwijking van sub b en c de maximale goot- en bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' en 'maximale bouwhoogte'.
18.2.2 Erfbebouwing op het voorerf
  • a. op de gronden gelegen voor en tot 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen uitsluitend erkers, toegangsportalen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. ten aanzien van erkers of toegangsportalen:
      a. de diepte gemeten uit de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
      b. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 2 m;
      c. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
      d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    • 2. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
18.2.3 Erfbebouwing bij de woning
  • a. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. op de gronden gelegen op 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 50% van het erf, tot een maximum van:
    • 1. voor percelen met een oppervlakte die kleiner is dan 500 m2: 50 m2;
    • 2. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 500 m2 en 750 m2: 62,5 m2;
    • 3. voor percelen met een oppervlakte die ligt tussen 750 m2 en 1.000 m2: 75 m2;
    • 4. voor percelen met een oppervlakte die groter is dan 1.000 m2: 100 m2;
  • d. in afwijking van c mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanopslag' de gronden geheel worden bebouwd met inachtneming van het bepaalde onder sub a en b.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 18.2.1 voor de bouw van nokverhogingen op hoofdgebouwen met een symmetrisch zadeldak, waarvan de hoogte tussen de nok en de bovenkant van de zoldervloer kleiner is dan 2,1 m en het dakvlak zich uitstrekt over maximaal één bouwlaag, waarbij geldt dat:
    • 1. de dakopbouw over de volle breedte van de woning moet worden gerealiseerd;
    • 2. de dakopbouw op de achterzijde van het dakvlak wordt gebouwd;
    • 3. indien in de bestaande situatie meer dakopbouwen aan de voorzijde dan aan de achterzijde aanwezig zijn of het naastgelegen pand reeds een dakopbouw aan de voorzijde heeft; in afwijking van het bepaalde in sub 2 mogen dakopbouwen ook aan de voorzijde worden gebouwd;
    • 4. het dwarsprofiel voldoet aan de volgende maatvoering:
      • de afstand tussen de onderkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient ten minste 0,85 m te bedragen;
      • de afstand tussen de bovenkant van het glas en het vloerpeil van de zoldervloer dient maximaal 2,0 m te bedragen;
      • de afstand tussen de buitenkant van het kozijn en de buitenkant van het buitenspouwblad dient, horizontaal gemeten, ten minste 1 m te bedragen;
      • de onderkant van het kozijn dient direct aan te sluiten op het dakvlak van de woning;
      • het korte dakvlak van de dakopbouw dient evenwijdig te lopen aan het eronder gelegen bestaande dakvlak;
      • de daklengte dient ten minste 0,8 m te bedragen;
    • 5. indien in de bestaande situatie reeds nokverhogingen aanwezig zijn; in afwijking van het bepaalde in sub 4 mag dwarsprofiel met een afwijkende maatvoering worden gerealiseerd welke aansluit op de reeds aanwezige nokverhoging(en);
  • b. het bepaalde in artikel 18.2.1 voor de bouw van dakopbouwen, anders dan zoals bedoeld in artikel 18.3.1 onder a, met dien verstande dat:
    • 1. het een dakopbouw betreft op een dak waarvan de hellingshoek kleiner is dan 30°op grondgebonden woningen in rijen van drie woningen of meer, dan wel;
    • 2. het een dakopbouw betreft ter vervanging van de bestaande dakopbouw mits de maatvoering niet wordt gewijzigd;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straatprofiel en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 18.2.3 voor de bouw van kappen op vrijstaande bijgebouwen, aan- en uitbouwen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 m;
  • d. het bepaalde in artikel 18.2.3 voor de bouw van een dakterras op een aan- of uitbouw van een woning met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m boven de bouwhoogte van de aanbouw of uitbouw;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gewenste stedenbouwkundige structuur;
    • 3. het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van omwonenden (bezonning, privacy);
  • e. het bepaalde in artikel 18.2.1, 18.2.2 en-/of 18.2.3 voor het vergroten van de inhoud van een woning (hoofdgebouw) -al dan niet in combinatie met sloop- en herbouw- tot maximaal 1.000 m3 mits er ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt;
  • f. het bepaalde in artikel 18.2.3 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van hobbyboer-activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. aanvrager minimaal 1,5 ha grond in beheer heeft;
    • 2. de omvang van de activiteiten minimaal 4nge bedraagt of vergelijkbare grootte in SO;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 1% van de gronden tot een maximum van 200 m2 bedragen;
    • 4. een afstand van minimaal 25 m van de bebouwing tot gevoelige functies (woningen) wordt aangehouden;
    • 5. de aanvraag is getoetst door een agrarisch deskundige;
    • 6. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
18.3.2 Voorwaarde

De in artikel 18.3.1 genoemde omgevingsvergunningen voor afwijken kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Aan huis verbonden beroep - en bedrijf

Binnen de bestemming is de uitoefening van een beroep en bedrijf aan huis toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m2 bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. er mag geen gebruik worden gemaakt van reclame-uitingen;
  • f. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • g. het bedrijf moet zich bevinden in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
18.4.2 Zelfstandige woonruimte

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woonruimte in strijd met het plan.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.5.2 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd binnen het bestemmingsvlak dan wel direct aansluitend aan het bestemmingsvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemmingen Wonen - Linten en Wonen;
  • b. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 m;
  • c. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling of aantasting van een karakteristiek doorkijk vanaf een dijk;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  • e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 m en er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
18.5.3 Kleinschalig kampeerterrein

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1 als nevenactiviteit, voor een kleinschalig kampeerterrein onder de volgende voorwaarden:

  • a. het kampeerterrein wordt in het bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van het terrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
  • c. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 15;
  • d. het kampeerterrein is buiten de periode van 15 maart tot 1 november ontruimd;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. het kleinschalig kampeerterrein mag geen onevenredig negatief effect op de verkeerssituatie hebben;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Splitsen woning bij karakteristiek pand of monument

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van een karakteristiek pand of monument, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 250 m3 bedragen;
  • b. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. aanvrager een cultuurhistorisch rapport overlegt waaruit de cultuurhistorische waarde van het pand blijkt.
18.6.2 Splitsen woning sociaalmaatschappelijke redenen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het splitsen van een woning in twee woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van elke afzonderlijke woning moet na splitsing minimaal 250 m3 bedragen;
  • b. de inhoud van elke afzonderlijke woning na splitsing mag niet worden vergroot;
  • c. de karakteristieke waarde van de woning mag niet worden aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de sociaalmaatschappelijke noodzaak is aangetoond.