direct naar inhoud van 4.8 Luchtkwaliteit
Plan: Ooltgensplaat dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLooplaatdorp11-BP40

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Wettelijk kader

Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (verder Wlk) genoemd.

In algemene zin kan worden gesteld dat de Wlk bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen van maximumconcentraties voor een aantal componenten. Hierbij gaat het om componenten als zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen.

Voor wat betreft de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood en benzeen wordt in de Wlk aangegeven op welke termijn aan de normen voldaan dient te worden en welke bestuursorganen verantwoordelijkheden hebben bij het realiseren van de normen. De normen zijn gebaseerd op recente inzichten van de WHO (World Health Organisation) in de mogelijke effecten van luchtverontreinigingen op de gezondheid van de mens. Voor bovengenoemde componenten zijn grenswaarden geformuleerd. Voor de componenten ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen zijn aanvullend richtwaarden opgenomen.

In Nederland kunnen twee componenten van de eerder genoemde componenten problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Het betreft hierbij NO2 en fijn stof (PM10 en PM2,5). Fijn stof wordt beïnvloed door grote industriële bronnen (met name uit het buitenland), diffuse bronnen zoals het totale wagenpark, natuurlijke bronnen en in mindere mate door lokale bronnen. NO2 wordt voornamelijk beïnvloed door het wagenpark (verkeersbewegingen). Aangezien deze emissies problemen kunnen opleveren met betrekking tot overschrijdingen van de grenswaarden worden enkel deze componenten in onderhavig onderzoek in beschouwing genomen.

Vanaf 2015 geldt een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 van 25 µg/m³. Er is een verband tussen de emissies van PM10 en PM2,5. Hieruit blijkt dat de kans zeer klein is dat de grenswaarde voor PM2,5 wordt overschreden op plaatsen waar aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan. Het ligt dan ook voor de hand om er voor dit project van uit te gaan dat de conclusies voor PM10 ook gelden voor PM2,5. Zodoende is het aannemelijk dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 bij dit project niet overschreden zal worden. De te beschouwen componenten zijn derhalve NO2 en PM10.

4.8.2 Huidige situatie

Dit bestemmingsplan is voor een deel conserverend. In de bestaande situatie zal geen verslechtering optreden als gevolg van dit bestemmingsplan.

4.8.3 Ontwikkelingen

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10. De voorgenomen ontwikkelingen in het kader van woningbouw passen direct binnen de eisen zoals gesteld in het Besluit NIBM, een effect op de luchtkwaliteit is zonder meer kleiner dan 3 % van de jaargemiddelde grenswaarden. Deze ontwikkelingen zullen dan ook niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.