direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Ooltgensplaat dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLooplaatdorp11-BP40

4.3 Ecologie

4.3.1 Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

4.3.2 Situatie plangebied

Ooltgensplaat dorp ligt nabij de Ecologische hoofdstructuur en Natura 2000. Het plangebied zelf vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone.

Een globale scan geeft aan dat de natuurwaarden in het plangebied geen bijzondere soorten bevatten.

De bebouwing van Ooltgensplaat en de daarbijbehorende tuinen en groenvoorzieningen herbergen diverse soorten broedvogels zoals huismus, merel, roodborst, zanglijster, spreeuw, gierzwaluw, koolmees en pimpelmees. Opvallend is de relatieve talrijkheid van de huiszwaluw als broedvogel. Aan de westzijde van het plangebied, de overgang van stedelijk naar agrarisch gebied, is een perceel landbouwgrond omgevormd tot tuinen van aangrenzende huizen. Deze tuinen vormen een groene, aaneengesloten parkachtige omgeving, met bijbehorende vogelsoorten als spotvogel, merel, heggemus, zwartkop en winterkoning.

De landbouw rondom Ooltgensplaat bestaat hoofdzakelijk uit akkerbouw. Als gevolg van het intensieve agrarische gebruik van de gronden is de ecologische betekenis van de gronden zeer beperkt. Mogelijk foerageren in de winter ganzen op de overgebleven oogstresten.

Door het wisselende zoutgehalte in de sloten in het agrarische gebied ('s winters zout, 's zomers zoet), zijn deze ongeschikt voor vissen en amfibieƫn. Ook een rijkere oevervegetatie is daardoor onmogelijk. Wel is noordse woelmuis op veel plekken op het eiland aanwezig en wellicht plaatselijk ook in de slootkanten.

De sportvelden, en met name de groene omgrenzing van deze gebieden, vormen een belangrijk groenelement in het landschap. De houtwallen, bosjes, tuinen en watergangen functioneren als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis en de laatvliegers. Daarnaast bieden de houtwallen mogelijk ruimte aan een aantal broedvogelsoorten als de heggemus, winterkoning, vink, zanglijster, roodborst, zwartkop en tuinfluiter.

Er worden geen waarden aangetast. Indien er ontwikkelingen plaats vinden dient ter plaatse ecologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

4.3.3 Ontwikkelingen

Hieronder worden de conclusies van de ecologische onderzoeken voor de locatie Molendijk, Langeweg en Lindenlaan weergegeven. De onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

Quickscan Natuurwetgeving (8 maart 2012, Royal Haskoning)

Flora- en faunawet

  • In het plangebied komen diverse algemene soorten voor (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De Algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet is wel van kracht.
  • Van de zwaarder beschermde soorten is het niet uit te sluiten, dat broedvogels, en vleermuizen (tabel 3) voorkomen. De hieronder genoemde overtredingen zijn alleen van toepassing indien de soorten daadwerkelijk voorkomen.
  • In het plangebied kunnen vogels broeden. Broedende vogels kunnen door de werkzaamheden worden verstoord, wat overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet oplevert. Door buiten het broedseizoen, dat grofweg loopt van half maart tot half augustus, te werken, of door beide locaties ongeschikt te maken voor broedende vogels voorafgaand aan het broedseizoen, is te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord. Hierdoor treedt er dan ook geen overtreding meer op als gevolg van de kadeversterking.
  • Om te voorkomen, dat tijdens werkzaamheden verstoring optreedt ten aanzien van in de omgeving aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen dienen de werkzaamheden overdag plaats te vinden en dient het terrein 's avonds en 's nachts onverlicht te blijven. Ten aanzien van verstoring door geluid en trillingen kan gesteld worden dat wanneer deze verstoring binnen wettelijk toelaatbare kaders voor verstoring van woonhuizen blijft, er geen effecten verwacht worden op verblijfplaatsen van vleermuizen.

Natuurbeschermingswet en EHS

Beide locaties waar woningbouw gewenst is liggen op ongeveer 1 km afstand van het Natura 2000-gebied Krammer-Vokerak. Gezien de afstand en de aard van de ingreep zijn effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Krammer-Volkerak uit te sluiten.

Locatie 1 aan de Langeweg ligt op een afstand van ongeveer 150 meter van de Ecologische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland. Als gevolg van de gewenste ontwikkeling van locatie 1, vindt geen aantasting plaats van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.

Verkennend natuurwaardenonderzoek Lindenlaan te Ooltgensplaat (23 januari 2012, BRO)

Het gehele terrein ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden en geheel buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de wettelijke en planologische gebiedsbescherming.

Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.

Binnen het plangebied gaat het alleen om soorten die algemeen voorkomen in Nederland en waarvoor in de directe nabijheid van het plangebied ruim voldoende gelijkwaardig leefgebied voorhanden is. De verwachting is, dat met de voorgenomen ontwikkeling de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in het geding komt. Het aantal aan te tasten en / of te verstoren individuen is zeer gering.

Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van in gebruik zijnde vogelnesten. Het is daarom aan te bevelen om benodigde werkzaamheden uit te voeren in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. Indien dit niet mogelijk is, is het aan te bevelen om passende maatregelen te nemen zodat er geen vogels in de bebouwing nestelen en de aanwezige opgaande beplantingen voor de broedperiode alvast te rooien.

Locatie Prins Bernardlaan / Pieter Biggestraat

Naar aanleiding van een biotopenanalyse is geconstateerd dat er geen (natuurlijke) biotopen aanwezig zijn ter hoogte van deze locatie, die (in potentie) plek zouden kunnen bieden aan beschermde soorten. Verder onderzoek in het kader na de Flora- en faunawet is daardoor niet noodzakelijk.

Bedrijfswoning

Op een perceel dat op moment bij het bedrijventerrein hoort wordt de mogelijkheid geboden een extra bedrijfswoning te realiseren. Op basis van een terreinindicatie in relatie tot het huidige gebruik wordt er niet verwacht dat op dit perceel beschermde dieren of planten worden aangetroffen. De zorgplicht uit de Flora- en faunawet is uiteraard wel van toepassing.