Ooltgensplaat dorp

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' het bestemmingsplan te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

• a. de gronden mogen ten behoeve van uitbreiding van het bedrijfsterrein Ooltgensplaat worden gewijzigd in de bestemmingen "Bedrijventerrein","Groen" en "Water", met dien verstande dat:
  • 1. de te realiseren bedrijven uitgeplaatst worden uit het bestaande dorpsgebied van Ooltgensplaat en/of directe omgeving en/of een lokaal georiënteerde functie hebben;
  • 2. de te realiseren bedrijven vallen in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • 3. maximaal 80% van de gronden wordt bestemd voor bedrijfsdoeleinden;
  • 4. langs de zuid- en westrand van het terrein een groenvoorziening van minimaal 10.00 meter dient te worden gerealiseerd, teneinde een goede landschappelijke inpassing van het plangebied te bewerkstelligen;
  • 5. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • 6. een nieuwe ontsluiting voor het bedrijventerrein langs de dorpskern van Ooltgensplaat moet zijn gerealiseerd;
  • 7. minimaal 8% van de gronden voor waterbergingsdoeleinden gebruikt dient te worden;
  • 8. na onderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de voorgenomen wijziging.

28.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' het bestemmingsplan te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

• a. de gronden mogen worden gewijzigd ten behoeve van het toestaan van het houden van kleinvee;
• b. binnen deze gronden mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 5 %;
• c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

28.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 meter afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.