Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Voscuyl en Bloemenbuurt
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0579.BPVoscuyl-VA01

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf': uitsluitend het bestaande aannemersbedrijf zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte t.b.v. gezondheidszorg uitsluitend op de eerste bouwlaag (begane grond);
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang': tevens kinderopvang en buitenschoolse opvang op de begane grond;  
  5. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' een buitenruimte ten behoeve van het bepaalde onder d;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens de bestaande schoenmaker;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor op begane grond; 
  8. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;
  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, water, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' worden uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde woningen gebouwd;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden uitsluitend aaneengebouwde woningen gebouwd;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' worden uitsluitend gestapelde woningen gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken
16.2.2.1 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. ten behoeve van gestapelde bouw/hoofdgebouwen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd worden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen niet toegestaan' mogen geen aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;  
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste:
    1. 50% van het woonerf, wanneer de oppervlakte van het perceel niet groter is dan 500 m², met een maximum van 60 m²;
    2. 40% van het woonerf, wanneer de oppervlakte van het perceel groter is dan 500 m², met een maximum van 80 m²;
  4. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 1 m, tenzij in de desbetreffende perceelgrens wordt gebouwd;
  5. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen bedraagt ten hoogste 0,25 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 meter en is niet hoger dan de woning waar tegenaan wordt gebouwd;
  6. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  7. de diepte van aan- en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m.
16.2.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. steigers mogen worden gebouwd mits:
    1. de steiger niet wordt gebouwd aan een doorgaande vaarweg;
    2. de breedte van de steiger niet groter is dan de helft van de perceelsbreedte;
    3. de hoogte van de steiger niet groter is dan 1 meter boven het gemiddelde waterpeil;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt en de overkapping minimaal 3 m achter de  voorgevel wordt gebouwd;
  4. de hoogte van  speeltoestellen nabij gestapelde bouw bedraagt ten hoogste 4 meter; 
  5. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
16.2.2.3 Kelders
Voor kelders gelden de volgende regels:
  1. Binnen het gehele bouwvlak mogen kelders worden gebouwd;
  2. Buiten het bouwvlak mogen kelders worden gebouwd mits:
    1. De oppervlakte van de kelder is niet groter dan 30% van de gronden die zijn gelegen zowel buiten het bouwvlak als achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m2;
    2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg tenminste 1 meter bedraagt, tenzij belendende percelen gelijktijdig een kelder bouwen, in welk geval in de gezamenlijke zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    3. De kelder wordt tenminste 3 meter achter de voorgevellijn gesitueerd;
  3. De hoogte van een kelder mag ten hoogste 0,1 meter beneden peil zijn, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd;
  4. Een kelder mag niet ten koste gaan van op het perceel aanwezige parkeerplaatsen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Bevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. de situering, afmeting en hoogte van bouwwerken;
  2. de situering van en het aantal parkeerplaatsen;
  3. de situering van in- en uitritten en andere wegen en paden;
  4. de situering van leidingen en andere daarmee samenhangende constructies;
  5. de (overige) inrichting van het perceel.
16.3.2 Toepassing
De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen wordt toegepast:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
  5. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand en rampenbestrijding niet gewenst is, waarbij rekening dient te worden gehouden met het waarborgen, in stand houden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
  6. ter bescherming en voorkoming van onevenredige aantasting van de (bestaande) boombeplanting en ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  7. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieu niet gewenst is;
  8. ter waarborging van de sociale veiligheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde  artikel 16 lid 2.1 sub c en artikel 16 lid 2.1 sub d ten behoeve van het realiseren van een dakopbouw/nokverhoging met dien verstande dat:
    1. de nokhoogte met maximaal 1,5 m verruimd mag worden;
  2. het bepaalde in artikel 16 lid 2.2.1 sub e ten einde het dakvlak van het hoofdgebouw door te trekken bij aanbouwen of uitbouwen;
  3. het bepaalde in artikel 16 lid 2.2.1 sub f ten einde een kap op bijgebouw toe te staan tot een maximale nokhoogte tot 5m.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 1  voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor aan-huis-verbonden (bedrijfs)activiteiten, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woonwagen te zijn;
  3. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  4. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  5. voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
  6. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.
16.7 Afwijken mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. artikel 16 lid 1 voor het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen als afhankelijke woonruimte in combinatie met de noodzakelijke verbouw daarvan, of;
  2. de bouwregels van de vigerende bestemmingsplannen voor het creëren van extra bouwmogelijkheden in de vorm van een bijbehorend bouwwerk, een aan-, uitbouw en/ of bijgebouw zijnde, bij woningen ten behoeve van mantelzorg; met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. door een deskundige is aangetoond dat de afwijking noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
    2. door de vestiging van extra woonruimte mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    3. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, dan wel conform de huidige situatie.
    4. er mag geen extra ontsluitingsmogelijkheid op de openbare weg worden gemaakt;
    5. het gebruik van aan,-uitbouw en/of bijgebouw mag niet plaats vinden bij recreatiewoningen;
    6. er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
 
16.7.1 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 16 lid 7 sub a van dit plan kan bovendien slechts worden afgegeven indien:
  1. er op het erf sprake is van aanwezige bijbehorende bouwwerken, aan-, uitbouw, en/of bijgebouwen zijnde, die geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
  2. de aanvrager ter toetsing met de indiening van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht gegeven wordt van:
    1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    2. de te treffen voorzieningen;
    3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
  3. er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
 
16.7.2 Bebouwingsvoorwaarden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 16 lid 7 sub b  van dit plan kan slechts worden afgegeven indien:
  1. het bruto vloeroppervlak aan, aan-, uitbouw, en/of bijgebouwen ten hoogste 100 m2 bedraagt, met dien verstande dat het gezamenlijk bebouwd oppervlak ten hoogste 75% van het achtererf bedraagt;
  2. er op het erf geen sprake is van reeds aanwezige aan-, uit-, en/of bijgebouwen die geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg;
  3. de goothoogte van een aan- of uitgebouwde uitbreiding van de woonruimte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 3,00 meter;
  4. de goothoogte van een bijgebouw c.q. mantelzorgwoning niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  5. de nokhoogte maximaal 3/4 gedeelte van de nokhoogte van het hoofdgebouw bedraagt;
  6. de aanvrager ter toetsing van dit plan met de indiening van de aanvraag om afwijking een bouwkundig rapport overlegt, waarin een overzicht gegeven wordt van:
    1. de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie;
    2. de te treffen voorzieningen;
    3. de nieuwe (inrichtings)situatie;
  7. er een getekende overeenkomst met de gemeente is, waarin is geregeld; - melding van beëindiging van de mantelzorg situatie - bankgarantie van 10% van de (ver)bouwkosten met een minimum van 2.500 euro - bouwkundig rapport met omschrijving van het terugbrengen in oude staat na beëindiging van de mantelzorg.
 
16.7.3 Intrekken omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 16 lid 7 in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
16.8 Afwijken bed and breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 1  voor het gebruik van woningen ten behoeve van bed and breakfast mits:
  1. er niet meer dan 3 kamers voor bed and breakfast beschikbaar worden gesteld;
  2. de bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  3. de exploitant van de bed and breakfast de hoofdbewoner van de woning is;
  4. er op eigen terrein in de nodige parkeerbehoefte kan worden voorzien.