Plan: | 's-Gravendamseweg 4 en 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0576.BP201500032-0003 |
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de onderbouwing van de legalisatie van twee bestaande geschakelde woningen aan de 's-Gravendamseweg 4 en 6 in Noordwijkerhout. De locatie bestaat uit twee eengezinswoningen met tuin en erf en wordt gebruikt voor (burger)woondoeleinden. Verder bestaat het plangebied uit de naastgelegen parkeerplaats. De strijdigheid met het bestemmingsplan kan worden opgeheven via een herziening van de geldende bestemming.
Het plangebied ligt aan de 's-Gravendamseweg 4 en 6 in de gemeente Noordwijkerhout aan de rand van bedrijventerrein 'Gravendam'. Het bedrijventerrein ligt ten noorden van de woningen. Ten westen en oosten van de planlocatie liggen burgerwoningen. Deze zijn ook als zodanig bestemd. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving weergegeven.
Afbeelding 1: luchtfoto ligging locatie 's-Gravendamseweg 4-6 in Noordwijkerhout
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Gravendam 2013" (vastgesteld op 27 juni 2013). Het bestemmingsplan kent een milieuzonering. Deze milieuzonering zorgt er voor dat bedrijven worden gesitueerd op een passende afstand ten opzichte van gevoelige functies zoals onder andere woningen, zodat voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten wordt voorkomen. Daarbij wordt getoetst op de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Afhankelijk van de afstand ten opzichte van gevoelige functies zijn bedrijven op het bedrijventerrein toegestaan behorende tot categorie 2, 3.1, 3.2 of 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Het bestemmingsplan kent een zogenaamde inwaartse zonering. Vanwege het feit dat aan de buitenzijde ook burgerwoningen aanwezig zijn, zijn de bedrijven met de grootste milieubelastende activiteiten in het midden van het bedrijventerrein gesitueerd.
De locatie aan de 's-Gravendamseweg 4 en 6 heeft hierin de bestemming 'Bedrijventerrein' met de nadere aanduiding 'bedrijfswoning' en de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'. Deze gronden zijn onder meer bestemd voor bedrijfsdoeleinden tot en met categorie 2. Op basis van voornoemde aanduiding is het toegestaan om bij het bedrijf te wonen. Het parkeerterrein heeft eveneens de bestemming 'Bedrijventerrein'. De locatie wordt echter niet gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, maar voor woondoeleinden (burgerbewoning). Dit is in strijd met voornoemde bestemming.
Afbeelding 2: uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Bedrijventerrein Gravendam"
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De toelichting geeft onderbouwing en uitleg.
Het volgende hoofdstuk omvat de beschrijving van de huidige situatie, waarna hoofdstuk 3 een korte omschrijving geeft van het geldende beleid van de diverse betrokken overheden en de conclusies van en toetsing aan dit beleid. In hoofdstuk 4 worden de milieuhygiënische aspecten uiteengezet. Hoofdstuk 5 beschrijft het plangebied en in hoofdstuk 6 wordt de juridische opzet van het plan toegelicht. Een bestemmingsplan dient ook financieel uitvoerbaar te zijn. Dat komt in hoofdstuk 7 aan de orde. Tenslotte staat in hoofdstuk 8 de maatschappelijke haalbaarheid beschreven.
De woonlocatie ligt aan de verbindingsweg 's-Gravendamseweg en bestaat uit twee geschakelde eengezinswoningen met tuin en daarnaast parkeergelegenheid. De locatie omvat de percelen die kadastraal zijn aangeduid als: gemeente Noordwijkerhout, sectie C, nrs. 2514, 2515, 2516 en 2294.
Ten noorden van de woningen ligt het bedrijventerrein 'Gravendam'. Dit bedrijventerrein is in overwegende mate een gemengde omgeving met een verscheidenheid aan bedrijven en functies, zoals een bouwmarkt, een sportcentrum, dienstverlenende bedrijven, zoals een makelaarskantoor, bedrijfswoningen en burgerwoningen. Langs de rand van het bedrijventerrein - aan de 's-Gravendamseweg - liggen meerdere woningen. De aanwezigheid van die woningen is te herleiden tot de historie van het bedrijventerrein, waarbij ook het oprichten van bedrijfswoningen lange tijd gebruikelijk was.
Afbeelding 3: ligging woningen 's Gravendamseweg 4-6
De 's-Gravendamseweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. Voor de woningen is geen feitelijke wijziging voorzien, zoals een bouwplan. Alleen het gebruik van bedrijfswoning naar burgerbewoning wordt gelegaliseerd. Aan de rechterzijde van de woningen ligt een parkeerterrein. Dit gedeelte wordt tevens meegenomen in het plangebied. Dit terrein mag uitsluitend worden gebruikt voor parkeren ten behoeve van woondoeleinden, en niet ten behoeve van restaurant Hillarey's.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Deze visie vervangt een aantal nationale nota's, waaronder de Nota Ruimte.
In het SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid, verstedelijking en het behoud van groene ruimte.
De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Het kabinet heeft 3 rijksdoelen geformuleerd:
Het Rijk blijft ook verantwoordelijk voor het systeem van de ruimtelijke ordening, zoals wetgeving. Voor het overige worden zoveel mogelijk bevoegdheden neergelegd bij andere overheden, zoals provincie en gemeente.
Onderhavig plan valt conform de uitgangspunten van de SVIR onder de bevoegdheid en het belang van de gemeente en is geen rijksbelang.
De nationale belangen uit de SVIR worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het besluit is op 30 december 2011 deels in werking getreden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken tot in bestemmingsplannen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Deze onderwerpen zijn niet aan de orde in het voorliggende bestemmingsplan.
In artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."
De voorgaande systematiek is niet nieuw en werd voorheen de SER-ladder genoemd. Het Rijk adviseerde dit afwegingskader al op enkele beleidsterreinen zoals bij bedrijventerreinen. De SER-ladder is ook in enkele beleidsregels overgenomen. Nu wordt deze systematiek algemeen voorgeschreven bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen en deze wordt ook wel de 'ladder voor duurzame verstedelijking' genoemd. De onderbouwing inzake de ladder duurzame duurzame verstedelijking is voor onderhavig plan uitgewerkt in par. 3.2.3.1.
In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar ruimtelijke doelstellingen en provinciale belangen. De visie onderschrijft in het algemeen 5 hoofdopgaven:
De planlocatie is in de Structuurvisie aangeduid als 'complex gebied binnen de bebouwingscontour'. Voor alle stedelijke ontwikkelingen geldt het principe van eerst intensiveren van bestaand stedelijk gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en dan pas uitbreiden. Voorliggende legalisatie past geheel binnen dit principe. Er wordt niet nieuw gebouwd of uitgebreid; er is sprake van bestaande bebouwing. De legalisatie is dan ook niet in strijd met de provinciale structuurvisie.
Afbeelding 4: uitsnede verbeelding en ligging plangebied (blauw) “Visie op Zuid-Holland” (provinciale structuurvisie)
De provincie integreert met deze visie haar beleid voor mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling, zodat ze elkaar versterken. Een voorbeeld is het concentreren van stedelijke functies op locaties waar de bereikbaarheid op orde is en waar nog capaciteit op het mobiliteitsnetwerk beschikbaar is. Zowel de ruimte als het publieke investeringskapitaal is schaars. Daarnaast is de maatschappelijke en economische vraag naar woon- en werkmilieus veranderd. In zo’n situatie ligt het voor de hand om niet meteen de toevlucht te nemen tot nieuwe stedelijke uitbreidingen of nieuwe natuur- en recreatiegebieden, als zich in vervolg op bestaande investeringsprogramma’s nieuwe opgaven aandienen. Beter is om eerst te kijken naar wat er al is, en of dat beter benut of opgewaardeerd kan worden. Geleidelijke verandering van stedelijke functies (via herstructurering, herbestemming of nieuwe programmering) kan bijdragen aan het benutten van nog ongebruikte capaciteit.
Onderhavig plan heeft geen betrekking op nieuwbouw of ander (extra) ruimtebeslag. Het plan ziet op herbestemming van de locatie naar burgerwoondoeleinden, en past daarmee in deze visie.
In de Verordening ruimte 2014 staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie en strekken tot uitvoering hiervan. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
Nieuwe bebouwing dient zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Dit basisprincipe van zuinig ruimtegebruik is bedoeld om onnodig ruimtebeslag op de omgeving te voorkomen en is uitgewerkt in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en is nader uitgewerkt in artikel 2.1.1 (ladder duurzame verstedelijking) van de Verordening ruimte. Hierna volgt een uitwerking van de ladder duurzame verstedelijking.
In het Bro is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen en bevat drie treden die doorlopen moeten worden in een ruimtelijke procedure. De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de ladder wordt ingevuld. Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft het volgende voor:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Trede 1
Onderdeel a (Trede 1) verplicht overheden om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde actuele behoefte en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Op deze wijze wordt over- en ondercapaciteit zoveel mogelijk voorkomen. Of de behoefte actueel is, wordt onder meer bepaald aan de hand van de vraag of reeds elders in de regio een stedelijke ontwikkeling is gepland of plaatsvindt die in die behoefte kan voorzien. Het passende regionale schaalniveau wordt in het algemeen voornamelijk bepaald door het woon-werkverkeer. De behoefte dient te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod.
Trede 2
Onderdeel b (Trede 2) vraagt om te beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat wordt bezien of binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien door middel van herstructurering, transformatie of anderszins. Onderdeel hiervan is dat wordt bekeken of leegstaande verstedelijkingsruimte door het treffen van kwalitatieve maatregelen in de behoefte kan voorzien.
Trede 3
Onderdeel c (Trede 3) bepaalt dat moet worden beoordeeld in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling. Wat woningbouw betreft betekent dit dat indien in een regio een specifieke behoefte bestaat aan bijvoorbeeld een dorps woonmilieu, kleinschalige locaties of landgoederen, en dit niet in het bestaand stedelijk gebied kan worden gecreëerd, hier elders ruimte voor kan worden gezocht.
Hieronder volgt een verantwoording en onderbouwing.
Verantwoording
Relevant is of er in dit geval sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Zo niet, dan hoeft het stappenplan niet te worden doorlopen. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan:
Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Formeel is er geen ondergrens opgenomen voor wat een stedelijke ontwikkeling is. Op basis van jurisprudentie van de Raad van State is gebleken dat één of enkele woningen niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling. Verwezen wordt naar de uitspraken: ABRS 18 december 2013, no. 201302867/1/R4 en ABRS 14 januari 2014, no. 201308263/2/R4. Hierbij is de volgende rechtsoverweging relevant:
"Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2013 in zaak nr. 201302867/1/R4 is de raad, gezien de kleinschaligheid van deze ontwikkeling, er terecht vanuit gegaan dat het betrokken plandeel niet voorziet in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Gelet hierop voorziet het betrokken plandeel evenmin in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de genoemde bepaling, en is artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing."
Op grond wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling c.q. woningbouwlocaties in de zin van artikel 1.1.1, lid 1 Bro. Eén of enkele woningen - zoals in dit geval twee - worden niet gezien als 'stedelijke ontwikkeling' in voornoemde zin.
Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Deze bestaat uit de gemeenten Alkemade, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Inmiddels is de visie partieel gewijzigd in verband met toetreding van de Rijnstreek gemeentes (Alphen aan den Rijn, Rijnwoude en Nieuwkoop).
Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: de Bollenstreek, de kustzone, het stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.
In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met doorkijk naar 2030). Op basis van deze visie worden de volgende zeven kernbeslissingen geformuleerd. Deze kernbeslissingen geven de belangrijkste keuzes weer:
In dit geval is er geen sprake van een ontwikkeling of bouw van woningen die de belangen van de regionale structuurvisie doorkruisen. De bestaande woningen die al geruime tijd in gebruik zijn voor burgerbewoning, worden met onderhavig ruimtelijk besluit gelegaliseerd. Deze legalisatie is niet strijdig met bovengenoemde kernbeslissingen van de regio.
De samenwerkende Holland Rijnland-gemeenten hebben in 2009 een regionale bedrijventerreinenstrategie vastgesteld, die gericht is op de vernieuwing van bestaande bedrijventerreinen en – waar nodig - de aanleg van nieuwe terreinen. Kernpunten van de bedrijventerreinenstrategie zijn:
Met de regionale bedrijventerreinenstrategie creëert de regio aantrekkelijke terreinen die voldoen aan de wensen van de ondernemers. Doel van van deze beleidsvisie is het maken van afspraken is te komen tot een gezonde bedrijventerreinenmarkt in Holland Rijnland. Sterke bedrijventerreinen zijn de drager voor een sterke economie voor Holland Rijnland. Dit komt enerzijds neer op het vraaggericht ontwikkelen van voldoende ruimte (kwantitatief) voor nieuwvestiging, uit-/verplaatsing of uitbreiding van bedrijven. Anderzijds dient het aanbod aan terreinen niet te ruim te zijn, omdat op deze wijze de drijfveer voor herstructurering en (daarmee) de prikkel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte ontbreekt. Verder dient deze ruimte voor bedrijvigheid in kwalitatief opzicht in orde te zijn, dat wil zeggen dat het profiel en de locatie van deze terreinen moeten beantwoorden aan de specifieke eisen die het bedrijfsleven daaraan stelt.
Onderhavig plangebied ligt aan de 's-Gravendamseweg aan de rand van bedrijventerrein 'Gravendam'. Hoewel de locatie thans de bestemming 'Bedrijventerrein' heeft, ligt de locatie niet op het bedrijventerrein. Het bedrijventerrein ligt ten noorden van de woningen. De woningen liggen in een lint van bestaande burgerwoningen die grenzen aan het bedrijventerrein Gravendam. Deze woningen zijn eveneens bestemd voor burgerwoondoeleinden. Het plan is dan ook niet in strijd met bovengenoemde regionale visie.
Het gemeentelijk beleid komt hoofdzakelijk tot uiting in de 'Structuurvisie Noordwijkerhout'. Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als 'Bedrijventerrein Noordwijkerhout – bestaand'. In par. 5.4.5 staat het volgende aangegeven:
“Bedrijventerrein Gravendam zal ook in 2020 een bron zijn van bedrijvigheid en werkgelegenheid in Noordwijkerhout. Gravendam is duurzaam en goed bereikbaar via zowel het openbaar vervoer als de auto.”
In de structuurvisie zijn met name de verwachte toekomstige ontwikkelingen beschreven ten aanzien van nieuwbouw ten aanzien van diverse functies. Onderhavige legalisatie heeft geen betrekking op nieuwbouw.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan in overeenstemming te zijn met het criterium 'een goede ruimtelijke ordening'. Indien er beperkingen voor het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan rekening mee gehouden.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt welke geluidsbronnen in het plangebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden:
In de omgeving van de planlocatie bevindt zich de spoorlijn Leiden-Haarlem. De afstand bedraagt zo'n 93 meter. Omdat er in planologisch opzicht geen nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk wordt gemaakt hoeft het aspect spoorweglawaai derhalve niet nader onderzocht te worden.
De Wet geluidhinder bepaalt dat langs wegen zich geluidszones bevinden, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of de weg moet worden aangemerkt als stedelijk of buitenstedelijke weg. De locatie aan de 's-Gravendamseweg 4-6 is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.
Omdat er geen nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk wordt gemaakt – de Wet geluidhinder kent het begrip 'bedrijfswoning' niet, alleen het begrip 'woning' - hoeft het aspect wegverkeerslawaai derhalve niet verder onderzocht te worden.
Nabij het plangebied zijn geen inrichtingen toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Evenmin liggen er nabij het plangebied grote lawaaimakers. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering voor het plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is bekeken of er tevens kans is op geluidsbelasting van overige bronnen. Overige geluidsbelasting is in of nabij het plangebied echter niet aanwezig. De bebouwing ligt in bestaande lintbebouwing van de 's Gravendamseweg waar hoofdzakelijk woningen liggen. Voor het overige wordt verwezen naar par. 4.10 Bedrijven en milieuzonering waar aandacht is besteed aan bedrijven in de omgeving.
Op 15 november 2007 is de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Hierbij zijn tevens op 15 november 2007 het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: het Besluit) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: de Regeling) in werking getreden. Uit artikel 2, eerste lid van het Besluit volgt dat een project na de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof of stikstofdioxide, indien deze maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes of stikstofdioxide bedraagt. Als aangetoond wordt dat een project niet meer bijdraagt dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie, behoeft het project niet te worden getoetst aan de grenswaarden en is het inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. De grens van de bouw van woningen ligt bij 1500 woningen. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe woningen mogelijk maakt, wordt op grond van het voornoemde geconcludeerd dat het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Aan de hand van voornoemde conclusie is het bestemmingsplan evenmin in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Het rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting), het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen) en het gebruik van luchthavens.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is onder meer verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd. Ingevolge artikel 5, eerste en tweede lid van het Bevi neemt het bevoegd gezag bij de vaststelling van een bestemmingsplan, de hierin genoemde grenswaarden in acht en wordt rekening gehouden met de richtwaarde, zoals genoemd in artikel 8, tweede lid. Het dient te gaan om plannen die de bouw of vestiging van kwetsbare objecten toelaten.
Onderhavige planlocatie ligt volgens de Risicokaart (www.risicokaart.nl) in de (directe) nabijheid van risicovolle transportwegen (N443). De N443 heeft echter geen 10-6/jaar PR-contour. In het kader van o.a. “bestemmingsplan Gravendam” heeft Oranjewoud in maart 2013 onderzoek gedaan naar het groepsrisico rond de provinciale wegen die door de gemeente Noordwijkerhout lopen. Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico voor alle provinciale wegen onder de 0,1 keer de oriënterende waarde blijft. Aangezien er door de functiewijziging geen extra personen binnen het invloedsgebied zullen verblijven, zal het groepsrisico niet toenemen.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een buisleiding. Deze aardgastransportleiding heeft echter geen 10-6/jaar PR-contour. In bestemmingsplan “bedrijventerrein Gravendam” is het groepsrisico van de aardgastransportleiding bepaald als minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Aangezien er door de functiewijziging geen extra personen binnen het invloedsgebied zullen verblijven, zal het groepsrisico niet toenemen.
Het plangebied ligt ook niet binnen de invloedsgebied (1%-letaal) van risicovolle inrichtingen. Verder is de vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten in de planregels van het geldende bestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig ruimtelijk besluit.
Afbeelding 5: risicokaart externe veiligheid. Bron: risicokaart.nl
Bij het toekennen van een bestemming aan de grond is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. Het is bijvoorbeeld in strijd met een goede ruimtelijke ordening om gevoelige bestemmingen zoals woondoeleinden te plannen op gronden die verontreinigd zijn. Met name bij een nieuw bestemmingsplan dat voorziet in een nieuw bouwplan, is het van belang om bij de planvoorbereiding onderzoek naar de bodemkwaliteit te laten uitvoeren. In onderhavige situatie is geen sprake van nieuwbouw. Zekerheidshalve is een historisch vooronderzoek uitgevoerd (d.d. 21 juni 2016). Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse geen sprake is van verdenking van bodemverontreiniging.
Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Een watertoets is een essentieel onderdeel van ieder ruimtelijk plan en is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Uitgangspunt bij de watertoets is het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve gevolgen voor het watersysteem door ruimtelijke plannen en besluiten.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets is met name relevant bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij sprake is van verharding of toevoeging van bebouwing in het plangebied. Daar is in onderhavige situatie geen sprake van. Er is sprake van een bestaande situatie waar slechts het gebruik wordt gewijzigd. Om die reden vormt het aspect water geen belemmering voor onderhavig ruimtelijk besluit.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met gebieden die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, met name beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. Een ruimtelijk plan is ook een 'plan' in de zin van de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet. Om die reden moet nagegaan worden of het plan significante nadelige effecten kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden.
In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan liggen geen beschermde gebieden in bovengenoemde zin. Ook niet in de nabijheid van het plangebied. Nu het bestemmingsplan evenmin leidt tot extra verharding van het gebied wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen nadelige effecten met zich meebrengt voor natuurgebieden in het plangebied. Verder voorziet het plan enkel in een functiewijziging van bedrijfswoning naar woning. Deze wijziging leidt niet tot extra woningen dan wel tot extra verkeersaantrekkende werking.
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient tevens rekening te worden gehouden met individuele dier- en plantensoorten die bescherming genieten ongeacht waar zij voorkomen. Het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik mag er niet toe leiden dat hierdoor beschermde planten- en dierensoorten worden aangetast. De bepalingen over de bescherming van soorten staan in de Flora- en faunawet. Omdat onderhavig bestemmingsplan niet leidt tot extra verharding van het plangebied en het reeds een bestaande locatie betreft, worden geen beschermde planten- en dierensoorten aangetast.
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht. Deze wet regelt de zorg voor ons bodemarchief en is de vertaling van het Verdrag van Malta. De essentie van deze wet is dat waardevolle archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem behouden moeten blijven. Op het gemeentebestuur rust de plicht om zich voldoende te informeren omtrent de archeologische situatie in een gebied alvorens bij een plan uitvoerbare bestemmingen aan te wijzen.
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-2'. In principe geldt bij nieuwbouw de verplichting om een archeologisch rapport op te stellen en te onderzoeken of er archeologische waarden in de grond aanwezig zijn. In onderhavig plangebied is de grens gesteld bij 500 m². Omdat er geen sprake is van nieuwbouw hoeft er geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor het plan.
De ontsluiting van beide woningen vindt plaats via de 's-Gravendamseweg. Het parkeren vindt op eigen terrein plaats.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van geplande milieugevoelige functies zoals woningen, ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat tevens rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende milieubelastende functies. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Voor milieuzonering bestaat geen wettelijke normstelling. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009). Deze brochure is in beginsel alleen van toepassing op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Ter vergelijking wordt de brochure ook wel toegepast op bestaande situaties. De brochure bevat onder meer lijsten met richtafstanden van diverse milieuhinderlijke activiteiten en stappenplannen voor concrete situaties. De richtafstanden uit de VNG-brochure zijn indicatief voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat van die richtafstanden - mits zorgvuldig voorbereid en onderbouwd - kan worden afgeweken (ABRS 5 oktober 2016, no. 201600701/1/R40. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG brochure gaan uit van een rustige woonwijk. Indien er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kan de richtafstand terug gebracht worden met één afstandsstap, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Het onderstaande geeft inzicht in het verband tussen kwalificatie van het gebied, de milieucategorie en aanbevolen richtafstand.
milieucategorie | rustige woonwijk | gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
overzicht: richtafstanden VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009)
Het plangebied kenmerkt zich enerzijds door haar lintbebouwing van hoofdzakelijk burgerwoningen aan de 's-Gravendamseweg met aan de zuidzijde agrarische percelen, en anderzijds door het achterliggende, noordelijk gelegen gemengde bedrijventerrein, met allerlei bedrijfsfuncties. Het gebied kan dan ook gekenmerkt worden als een 'gemengd gebied'. Binnen een gemengd gebied heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op vrij korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Dat is hier het geval. Het gebied kan dan ook gekenmerkt als een gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. Voor een impressie van de omgeving volgen een aantal foto’s.
afbeelding 6: uitsnede luchtfoto plangebied en directe omgeving 's-Gravendamseweg 4-6
Afbeelding 7: foto van woningen aan de Leidsevaart en geheel rechts een bedrijfspand. De woningen bevinden zich aan de oostzijde van het plangebied
Afbeelding 8: foto van voorzijde bedrijfspand aan achterzijde van tuin woningen 's-Gravendamseweg 4-6 (Walserij 39-47)
Afbeelding 9: foto van burgerwoningen aan 's-Gravendamseweg in nabijheid plangebied
Afbeelding 10: foto 's-Gravendamseweg vanaf brug en kruising Leidsevaart
Zoals in par. 4.10.2 staat beschreven kan het gebied worden gekwalificeerd als een gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure kunnen in een gemengd gebied, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied.
De geldende bestemming van het achter het plangebied gelegen bedrijventerrein is 'Bedrijventerrein' en laat bedrijven toe met verschillende milieucategorieën. De ter plaatse toegelaten milieucategorieën zijn als zodanig op de verbeelding aangeduid.
Afbeelding 11: uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan “Bedrijventerrein Gravendam 2013”, met in rood kader de beoogde bestemming 'Wonen'
Bij het bepalen van de toepasselijke richtafstand dient te worden uitgegaan van de hoogst milieucategorie die mogelijk wordt gemaakt ingevolge het geldende bestemmingsplan. Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel gemeten moet worden van het bestemmingsvlak/de perceelgrens van een bedrijf tot de uiterste situering van de gevel van een woning die op grond van het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
In het hierna volgende volgt een analyse van de aanwezige bedrijven en functies die in de nabije omgeving liggen van de woningen. Tevens wordt onderzocht wat de feitelijke afstand is tussen de grens van de betreffende bedrijfspercelen en de gevels van de woningen. Bij het meten is uitgegaan van de uiterste grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' en de achtergevel van de woningen. De meetbron is ruimtelijkeplannen.nl.
Walserij 35 (kadastraal perceel no. 2336)
Dit kadastrale perceel grenst aan de noordzijde van het plangebied. Dit perceel heeft de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', en de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – 5'. Op grond van deze specifieke aanduiding zijn bouw- en aannemersbedrijven (SBI-code 45A) uit ten hoogste milieucategorie 3.1 toegelaten. Afgaande op de bedrijvenlijst behorende bij de planregels betreft dit bedrijven vallende onder de omschrijving 'bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. < = 2.000 m². De milieucategorie is 3.1. De bijbehorende richtafstanden voor een rustige woonwijk zijn: 10 meter vanwege geur, 30 meter vanwege stof en 50 meter vanwege geluid. Omdat er sprake is van een gemengd gebied kunnen voornoemde richtafstanden met één afstandstap worden teruggebracht naar respectievelijk: 0 meter (geur), 10 meter (stof) en 30 meter (geluid).
Het pand op het perceel betreft een bedrijfsverzamelgebouw. In dit bedrijfsverzamelgebouw zijn op de begane grond kleine werkunits gesitueerd. Aanwezige bedrijven zijn onder meer een klein timmerbedrijf (Richarddevries.nl, Walserij 39), een aannemingsbedrijf (Boon Bouw, Walserij 37), Flexwonen.nu (beheer van woningen, Walserij 47) en een loodgietersbedrijf (Walserij 41). Op de eerste verdieping van het gebouw bevinden zich de kantoren van de bedrijven. De feitelijke afstand van de huidige achtergevel van beide woningen van de 's-Gravendamseweg 4 en 6 tot aan het bestemmingsvlak van dit kadastrale perceel bedraagt 30 meter (zie blauwe lijn). Omdat er vergunningvrij aan beide woningen een aanbouw aan de achterzijde mag worden gerealiseerd van 4 meter diep (zie gearceerd gedeelte), is de afstand tussen de achtergevel van de woningen en de grens van het bestemmingsvlak 'Bedrijventerrein' (zie groene lijn) 26 meter.
Afbeelding12: feitelijke afstand tussen huidige achtergevel woning en bedrijfsperceel (blauwe lijn) en afstand inclusief vergunningsvrije aanbouw van 4 m (groene lijn) tot aan bedrijfsperceel
Het parkeerterrein en de ingang voor bezoekers van het bedrijfsverzamelgebouw met de werkunits bevinden zich aan de voorzijde van de Walserij. De voorzijde van het bedrijfspand bevindt zich op meer dan 65 meter van de achtergevel van de woningen aan de 's-Gravendamseweg 4 en 6. De straat Walserij is geen drukke doorgaande weg. De weg wordt voornamelijk gebruikt voor bestemmingsverkeer.
Afbeelding 13: foto van ingang met parkeerterrein bedrijfsverzamelgebouw aan de Walserij (rechterzijde gebouw)
Afbeelding 14: foto linkerzijde bedrijfsverzamelgebouw met ingangen bedrijfsunits en parkeerplaatsen
De achterzijde van het bedrijfsverzamelgebouw betreft een gevel met enkele kleine raampartijen van de aanwezige bedrijfsunits. Er bevinden zich geen deuropeningen of ingangen. Er zal dan ook nauwelijks geluid afkomstig zijn van de achterzijde van het perceel dat zich op een afstand van 26 meter van de achtergevel van de woningen bevindt. Aangezien voor geluid de grootste richtafstand moet worden aangehouden ingevolge de VNG-brochure (30 meter) en de feitelijke afstand 26 meter bedraagt is er ter plaatse van de achtergevel van de woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Afbeeldingen 15 en 16: achterzijde bedrijfsverzamelgebouw (lichtblauwe lijn) en foto achterzijde gezien vanaf parkeerterrein naast woning 's-Gravendamseweg 6
Ter hoogte van de oranje lijn op afbeelding 15 zijn evenals aan de voorzijde van het bedrijfsverzamelgebouw kleine bedrijfsunits aanwezig. Rechts op het perceel is een parkeerterrein aanwezig. Dit wordt gebruikt voor bezoekers en de ondernemers die de units huren. Omdat in de bedrijfsunits kleine bedrijven gehuisvest zijn en de aanwezige aannemings- en timmerbedrijven hoofdzakelijk op de locatie van de klant werken, zijn de verkeersbewegingen beperkt. Gezien de afstand van dit parkeerterrein tot de achtergevel van de woningen (30 meter) wordt dan ook geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatsen van de woningen.
's-Gravendamseweg 6b – perceel no. 2126
Dit kadastrale perceel ligt direct ten westen van het plangebied en omvat een burgerwoning met tuin. Het perceel is tevens bestemd als 'Wonen' en 'Tuin' en wordt voor (burger)woondoeleinden gebruikt. Vanwege voornoemde bestemmingen en functie en gezien de beoogde bestemmingen en woonfunctie van de woningen aan de 's-Gravendamseweg 4-6 vormt dit woonperceel geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijziging.
Afbeelding 17: woonperceel no. 2126 (blauw kader) en plangebied beoogde burgerwoningen (rood kader)
's-Gravendamseweg naast no. 4 - perceel no. 2629, sectie C
Dit perceel ligt direct ten oosten van het plangebied en is thans ingericht als parkeerterrein voor restaurant 'Hillarey's'. Daarnaast zijn er aan de oostzijde van het perceel parkeergarages gesitueerd (kadastrale nummers 2618 t/m 2628) die verhuurd worden. Dit perceel met de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' grenst direct aan het plangebied.
Het parkeerterrein is in onderhavig bestemmingsplan bestemd als 'Verkeer', zoals op afbeelding 17 staat weergegeven. Deze bestemming is bedoeld voor parkeerdoeleinden en toegangsweg voor de langrenzende garageboxen. Op basis van deze bestemming zijn er geen bedrijfsfuncties mogelijk. Het gebruik van dit perceel vormt derhalve geen belemmering voor de gewenste woonfunctie.
Afbeelding 18: beoogde bestemmingen plangebied, perceel no. 2629 is bestemd als 'Verkeer' (grijs)
's-Gravendamseweg 2 – percelen no. 1101, 1298, 1299
Deze woonpercelen liggen ten oosten van het plangebied en omvatten burgerwoningen met tuin. De afstand van de gevel van de dichtstbijzijnde woning tot het woonperceel is 18 meter. Het perceel is tevens bestemd als 'Wonen' en 'Tuin' en wordt voor (burger)woondoeleinden gebruikt. Vanwege voornoemde bestemmingen en functies en gezien de beoogde bestemmingen en woonfunctie van de woningen aan de 's-Gravendamseweg 4-6 vormt dit woonperceel geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijziging.
Afbeelding 19: uitsnede verbeelding woonperceel no. 2126 (blauw kader) en gevels beoogde burgerwoningen (rood kader)
Leidsevaart 167-168 - Sporto Graszoden B.V.
Op dit perceel is het bedrijf Sporto Graszoden B.V. gevestigd (no. 167). Het bedrijf levert kant en klare grasmatten aan tuincentra en hoveniersbedrijven. De ingang van het bedrijf bevindt zich aan de voorzijde (Leidsevaart). Op grond van artikel 3.1, sub f van de planregels zijn ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 5' tevens bedrijfsactiviteiten toegestaan uit ten hoogste milieucategorie 3.1, met SBI-code 45a. Afgaande op de bedrijvenlijst behorende bij de planregels betreft dit bedrijven vallende onder de omschrijving 'bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. < = 2.000 m². De milieucategorie is 3.1. De bijbehorende richtafstanden voor een rustige woonwijk zijn: 10 meter vanwege geur, 30 meter vanwege stof en 50 meter vanwege geluid. Omdat er sprake is van een gemengd gebied kunnen voornoemde richtafstanden met één afstandstap worden teruggebracht naar respectievelijk: 0 meter (geur), 10 meter (stof) en 30 meter (geluid). Aan de rechterzijde op het perceel is een bedrijfswoning gevestigd (no. 168). Geheel rechts - direct aan de erfgrens van het bedrijfsperceel - zijn burgerwoningen gesitueerd die ook als zodanig zijn bestemd. Zie afbeelding 20.
Afbeelding 20: uitsnede verbeelding bedrijfsperceel Leidsevaart 167 – 168 (blauw kader) en plangebied beoogde burgerwoningen (rood kader)
De afstand tussen de achtergevel van de woningen – inclusief zone 4 meter vergunningvrij – en de grens van het bedrijfsperceel is 30 meter (zie groene pijl). Deze afstand voldoet aan de richtafstand van 30 meter. Verder bevinden de (roldeur)openingen van het bedrijfspand en de activiteiten die eventueel geluid veroorzaken zich aan de voorzijde van het pand (zijde Leidsevaart). Er is om die reden sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Aan de linkerzijde, op de grens van het bedrijfsperceel zijn burgerwoningen gesitueerd die ook als zodanig zijn bestemd. De grens tussen de zijgevel van de dichtst gelegen woning (no. 169) en het bedrijfsperceel is ongeveer 3 meter. Aangezien de gevels van de beoogde woningen aan de 's-Gravendamseweg op grotere afstand liggen, wordt het bedrijf niet in de bedrijfsvoering gehinderd. Verder geldt dat de om te zetten bedrijfswoningen niet behoren tot een bestaande inrichting. Dit betekent dat bedrijven al rekening moeten houden met deze woningen. Het omzetten naar een burgerwoning verandert hier niets aan.
afbeelding 21: illustratie met overzicht van afstanden tussen de gevels van alle burgerwoningen en bedrijfspercelen in de nabije omgeving
Omdat er sprake is van een gemengd gebied met een variatie van velerlei functies, kunnen de bijbehorende richtafstanden van de geldende milieucategorieën met 1 stap terug worden gebracht. Zoals gezegd is de afstand van de zuidelijke grens van het bestemmingsvlak van perceel met no. 2336 tot aan de achtergevel van de beide woningen 26 meter en voldoet het plan hiermee niet geheel aan de minimale richtafstand ingevolge de VNG-brochure.
Echter vanwege de reeds aanwezige en als zodanig bestemde burgerwoning op het adres 's-Gravendamseweg 6b, die op een kleinere afstand tot dit bedrijfsperceel is gevestigd (6 meter) worden deze bedrijven niet gehinderd in de bedrijfsvoering door de planologische transformatie van deze twee bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Verder geldt dat de om te zetten bedrijfswoningen niet behoren tot een bestaand bedrijf/inrichting. Dit betekent dat bedrijven al rekening moeten houden met deze woningen. Het omzetten naar een burgerwoning verandert hier niets aan. Zoals ook blijkt uit de foto bij afbeelding 16 vinden aan de achterzijde van het perceel geen bedrijfsactiviteiten plaats. In het pand bevinden zich uitsluitend raampartijen ten behoeve van de bedrijfsunits. Geheel rechts op het bedrijfsperceel bevinden zich - evenals aan de voorzijde - kleine bedrijfsunits. De auto's die er geparkeerd staan zijn van de ondernemers en van bezoekers. Dit betreft echter een relatief beperkt aantal auto's. Er vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats op het buitenterrein. De geluidbelasting - het aspect dat zorgt voor de grootste richtafstand - is derhalve beperkt.
Op grond van het voornoemde kan dan ook geconcludeerd worden dat er nabij het plangebied geen bedrijven aanwezig zijn die in hun bedrijfsvoering worden benadeeld door de planologisch wijziging van bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Daarnaast is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het plan voldoet ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering dan ook aan een goede ruimtelijke ordening: er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er worden geen ondernemers beperkt in hun bedrijfsvoering.
Landelijk beleid
In 2013 is het Energieakkoord ondertekend. Met dit akkoord willen partijen een besparing van jaarlijks 1,5 % van het finale energieverbruik realiseren. Volgens de richtlijn EPBD moeten lidstaten ervoor zorgen dat eind 2020 alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal zijn. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2015 aangescherpt van 0,6 naar 0,4 en wordt deze in 2020 verder verlaagd naar bijna energieneutraal (0 – 0,2).
GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Noordwijkerhout het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door de Omgevingsdienst West Holland (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt. De ambitie van de gemeente Noordwijkerhout is minimaal een 7 te scoren op het de thema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels verbonden over het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van hierop bevindende bouwwerken. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012).
De planregels zijn opgebouwd volgens de systematiek van de SVBP2012. Om de leesbaarheid te bevorderen is in de SVBP2012 gekozen voor een vaste volgorde in indeling van planregels. Onderhavig bestemmingsplan is hierop afgestemd en kent de volgende indeling in planregels:
De woningen zijn opgenomen als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Binnen deze bestemmingen worden, in ondergeschikte mate, andere gebruiksvormen toegestaan. Hierbij is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen direct mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie blijft prevaleren, mag ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden benut ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte.
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en gedeeltelijk de zijtuinen bij de burgerwoningen.
In het plangebied is een gasleiding gelegen. Deze heeft de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. Naast deze dubbelbestemming zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij wordt getoetst aan het belang van de leiding. Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan.
Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Het parkeerterrein in het plangebied is bestemd als Verkeer.
Conform het archeologiebeleid van de gemeente Noordwijkerhout worden twee afzonderlijke beschermingsregimes vastgelegd in het kader van te beschermen archeologische waarden. Deze twee bestemmingen fungeren als dubbelbestemmingen. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een verplichting opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Het onderscheid zit in het feit dat binnen Waarde - Archeologie 1 vanwege de hogere verwachtingswaarde eerder onderzoek nodig is (vanaf 100 m²) dan binnen Waarde - Archeologie 2 (vanaf 500 m²).
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is ook voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.
Ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad in beginsel een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen met bepaalde afmetingen, tenzij de kosten anderszins verzekerd zijn. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening staan de gevallen opgesomd. Voor gebouwen van tenminste 1.000 m² dient in voorkomende gevallen een exploitatieplan te worden opgesteld. In onderhavig bestemmingsplan wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Op grond hiervan is een exploitatieplan dan ook niet vereist. Aanvullend wordt nog opgemerkt dat onderhavig bestemmingsplan geheel wordt gefinancierd door de initiatiefnemers. Met de initiatiefnemers is een anterieure overeenkomst gesloten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 juni 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn drie zienswijzen ontvangen. Voor de beantwoording ervan wordt verwezen naar de Nota beantwoording zienswijzen die als bijlage in de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen.