direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Landgoed Offem en omgeving
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPOffemlandg-OH01

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de SVIR nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
    Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • In onderhavig plan moet rekening worden gehouden met de nationale belangen, zoals verwoord in de SVIR. Op welke wijze wordt omgegaan met nationale belangen, zoals de bescherming van archeologie, bodem, waterhuishouding en EHS, wordt omschreven in hoofdstuk 4, in de desbetreffende paragrafen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk en provincies houden zich voortaan uitsluitend bezig met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten het Rijk en de provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. De AMvB Ruimte is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) zoals bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in de AMvB Ruimte. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Voor het bestemmingsplan is van belang dat de volgende onderwerpen concreet in de AMvB Ruimte worden geregeld:

  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS): basisbescherming van bruto begrensde gebieden, netto begrenzing van de beschermde gebieden en het 'nee, tenzij'-regime (inclusief mitigeren, compenseren, salderen en herbegrenzen)

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • Ook vanuit de AMvB Ruimte wordt bepaald dat de waarden van de Ecologische Hoofdstructuur moeten worden beschermd en versterkt.
3.2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Visie op Zuid-Holland en Actualisering 2011
De structuurvisie, Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda zijn gezamenlijk op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Hierin is de visie die de provincie heeft op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland opgenomen en de manier waarop de provincie deze visie wil realiseren. Aangezien de structuurvisie actueel moet zijn om aangesloten te blijven op ontwikkelingen, actualiseert het provinciaal bestuur jaarlijks de structuurvisie, inclusief de Verordening Ruimte. De Actualisering 2011 is op 29 februari 2012 vastgesteld.

De provincie noemt in de structuurvisie vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven. Zij geeft voorrang aan programma’s of projecten die een bijdrage leveren aan deze opgaven. Die opgaven zijn:

  • 1. aantrekkelijk en concurrerend (internationaal) profiel;
  • 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • 5. stad en land verbonden.

Voor het plangebied zijn met name de punten 3, 4 en 5 van belang.

Divers en samenhangend stedelijk netwerk
Een aantrekkelijke leefomgeving en een gewild vestigingsmilieu voor mensen en bedrijven. Een goede bereikbaarheid door een efficiënte koppeling tussen stedelijke centra en (openbaar vervoer-) infrastructuur in combinatie met een divers aanbod aan woonmilieus binnen en buiten het stedelijk netwerk. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en identiteit van dorpen en steden wordt versterkt.

Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap
Behoud van de variatie in karakteristieke landschappen. Inspelen op demografische en sociaal-economische veranderingen. Optimale beleving van de gebiedseigen kwaliteiten van waardevolle cultuurlandschappen. Beeldbepalende cultuurhistorische structuren, elementen en ensembles behouden en versterken en gebruiken als inspiratiebron voor ontwikkelingen. Kwaliteiten als stilte en beleving van ruimte kenmerken deze luwe gebieden.

Stad en land verbonden
Versterken van de samenhang tussen stad en land door zowel fysieke, visuele als economische relaties en een aanzienlijke en duurzame versterking van de kwaliteit van de groene ruimte nabij de stad. Dit betekent een variatie aan toegankelijke landschappen en groengebieden in de nabijheid van de stad. Dit zijn zowel agrarische, recreatie- als natuurgebieden, waarbij de natuurlijke ondergrond, het landschapstype en de positie van het gebied in relatie tot de stad leidend zijn voor de verschijningsvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemlandg-OH01_0003.png"

Afbeelding - Functiekaart structuurvisie - Actualisering 2011 (globale plangrens in rood weergegeven)

De kwaliteitsambities die voortkomen uit de ruimtelijke hoofdopgaven zijn vertaald naar de kwaliteitskaart met haar 17 legenda-eenheden. Met elkaar vormen zij de provinciale kwaliteitsambities per locatie. Transformaties of (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen gaan uit van of dragen bij aan de ambities van de kwaliteitskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemlandg-OH01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemlandg-OH01_0005.png"

Afbeelding - Kwaliteitskaart structuurvisie - Actualisering 2011 (globale plangrens in blauw weergegeven)

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • Het bestemmingsplan dient het contrast tussen dorpskern en buitengebied te waarborgen.
  • Agrarische bedrijfsvoering moet gestimuleerd worden. Om daartoe te komen, moet agrarisch (mede)gebruik tot de mogelijkheden behoren op de aanwezige (agrarische) graslanden.
  • Voor zover mogelijk moeten stilte, de beleving van ruimte en behoud van cultuurhistorische structuren, elementen en ensembles zoveel mogelijk worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.
  • Groene ruimte buiten de bebouwde contour moet zoveel mogelijk (duurzaam) worden versterkt.
  • Eventuele toekomstige transformaties of (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen gaan uit van of dragen bij aan de ambities van de kwaliteitskaart.

Verordening Ruimte en Actualisering 2011
Net als de provinciale Structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld op 2 juli 2010. In de Verordening zijn regels opgenomen voor bestemmingsplannen. Zo zijn er regels opgenomen voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden buiten de bebouwingscontouren of in de ecologische hoofdstructuur. De Actualisering 2011 is ook van toepassing op de Verordening Ruimte; dit heeft geleid tot enkele tekstuele aanpassingen van de verordening.

Gelet op de kaart bij de verordening ligt het hele plangebied, met uitzondering van het Hofvennepark, buiten de bebouwingscontour. Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren moeten bestemmingen uitsluiten die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken. Onder stedelijke functies worden onder andere verstaan: woonfuncties en daaraan verbonden functies zoals parkeerplaatsen, sportvelden, maatschappelijke voorzieningen, horeca, volkstuinen, bedrijfsfuncties en de daarbij behorende infrastructuur en voorzieningen. Wel is het mogelijk om voorzieningen voor natuurbeheer, waterbeheer, veiligheid, hulpdiensten of de levering van gas, water of elektriciteit te realiseren.

In bestemmingsplannen waarin zich gronden bevinden voor natuur moeten bestemmingen worden opgenomen die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maken en beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd.

Het landgoed en een deel van de omgeving is op de kaart bij de verordening tevens aangewezen als onderdeel van de landgoedbiotoop. Bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken voor dergelijke gronden moeten de waarden van de landgoedbiotoop beschermen en waar mogelijk zich richten op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • Voor het gebied buiten de bebouwingscontour geldt dat geen nieuwe stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk mogen worden gemaakt.
  • Ontwikkelingen die nieuwe bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van natuurbeheer, waterbeheer, veiligheid, hulpdiensten, levering van gas, water, elektriciteit of kleinschalige voorzieningen voor het benutten van aardwarmte nodig hebben zijn wel toegestaan binnen het bestemmingsplan.
  • Bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding kunnen overeenkomstig het huidige gebruik worden bestemd.
  • De natuur van het landgoed moet adequaat bestemd te worden; functies die kunnen leiden tot significante aantasting moeten worden uitgesloten.
  • Het bestemmingsplan moet de waarden van de landgoedbiotoop beschermen en waar mogelijk versterken.
3.2.3 Regionaal beleid

Holland Rijnland is een samenwerkingsverband van de gemeenten Noordwijkerhout, Katwijk, Leiden, Hillegom, Lisse, Teylingen, Oegstgeest, Voorschoten, Leiderdorp, Zoeterwoude, Kaag en Braassem, Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop, Rijnwoude en Noordwijk. De regio werkt gezamenlijk aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Daarin wil men een goede balans vinden tussen de ontwikkeling en het behoud van het oorspronkelijke karakter met als doel dat de streek aantrekkelijk blijft voor bewoners, bedrijven en toeristen.

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland
Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen bestuur van Holland Rijnland de Regionale Structuurvisie 2020 (RSV) vastgesteld. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument met hoofdlijnen op het gebied van ruimtelijk beleid en te volgen procedures. Deze RSV verankert gemaakte afspraken en heeft een doorwerking naar 2020 en een doorkijk naar 2030. Sectorale thema's krijgen aandacht, evenals de integrale aanpak.

Naast deze visie werkt Holland Rijnland onder andere ook aan een woonvisie, bouwscenario, bedrijfsterreinenprogrammering, regionaal verkeer en vervoerplan en het Regionaal Investeringsfonds.

Op 1 april 2010 hebben de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Rijnwoude zich aangesloten bij Holland Rijnland. De RSV is hierop aangepast door middel van een eerste partiële herziening. Deze herziening is op 28 maart 2012 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de regio. De eerste partiële herziening RSV is niet als losstaand document, maar als integraal onderdeel van de RSV vastgesteld.

In de visie worden volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling;
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal;
  • Het Groene Hart, de Bollenstreek en Duin, Horst en Weide blijven open;
  • Kennis en Greenports;
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • In het kader van de groenblauwe kwaliteit moet in elk geval de groene verbinding, waar het plangebied toe behoort, behouden blijven en versterkt worden.
  • De hoeveelheid bollengrond blijft gelijk.
3.2.4 Gemeentelijk beleid

Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport
De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) kan worden gezien als een deeluitwerking van de Regionale StructuurVisie (RSV), die het intergemeentelijke samenwerkingsverband Holland Rijnland begin 2009 vaststelde.

De graslanden in de Duin- en Bollenstreek liggen sterk van elkaar verspreid. Ze herbergen veehouderijbedrijven, die samen als sector meer areaal nodig hebben om individueel bedrijfseconomisch goed te functioneren.

Als gevolg van ruimteclaims door stedelijke uitbreidingen, sport en recreatie en natuur(-compensatie), nam het areaal grasland in deze regio de afgelopen decennia voortdurend af. In het totale landschapsmozaïek hebben de graslanden echter een belangrijke onderscheidende functie door hun openheid en groene karakter. Juist de graslanden zorgen voor de beleving dat niet alle kernen aan elkaar zijn gegroeid. Daarmee geven ze letterlijk en figuurlijk ademruimte aan andere functies.

Een van de pijlers voor het ruimtelijk beleid tot 2030 is dan ook het faciliteren van de herstructurering, versterking en vernieuwing van het gehele bollen-, vaste planten- en bloemencomplet in combinatie met verbetering van het landschap. Strategische hoofdlijnen tot 2030 zijn onder andere het tegengaan van verdergaande verrommeling van het landschap en deels behoud van graslanden en deels omzetting naar bollengrond.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • De bollengrond en graslanden in het plangebied moeten behouden blijven.

Toekomstvisie Noordwijk 2025
Het beleid van de gemeente Noordwijk heeft als referentiekader de ‘Toekomstvisie Noordwijk 2025’ (vastgesteld 28 september 2004). Deze visie schetst de koers voor de toekomst en geeft houvast bij te maken beslissingen. Samen hebben gemeente, burgers en belanghebbenden gekozen voor kwaliteit. Kwaliteit als uitkomst van een goede afstemming tussen wonen, werken en verblijven. In verschillende visies is het streven naar kwaliteit een belangrijk uitgangspunt. Qua uitstraling en beleving dient Noordwijk zich te onderscheiden van andere plaatsen aan de Noordzeekust: ingetogen, stijlvol en charmant. Ook in de ruimtelijke visies op Noordwijk is de Toekomstvisie de achtergrond.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • De toekomstvisie bevat geen concrete uitspraken voor het bestemmingsplangebied, desondanks kan gesteld worden dat het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten.

Ruimtelijke Structuurvisie Noordwijk 2030
Op basis van de ‘Toekomstvisie Noordwijk 2025’ is op 2 september 2009 de ‘Ruimtelijke Structuurvisie Noordwijk 2030’ vastgesteld. De Structuurvisie vertaalt de uitgangspunten van de Toekomstvisie in een integraal ruimtelijk programmatisch kader voor de ontwikkeling van Noordwijk. De structuurvisie biedt de randvoorwaarden voor de integrale gebiedsontwikkelingen van Noordwijk en zijn deelgebieden Noordwijk aan Zee, Middengebied, Kern Noordwijk Binnen en Nieuw Oost. Naast de gebiedsontwikkelingen worden opgaven benoemd voor herstructurering, kwaliteitsverbetering van de buitenruimte en voor het landschap. Voorts worden de uitgangspunten van de structuurvisie de basis voor ruimtelijke keuzen in de toekomst op gemeentelijk en regionaal schaalniveau. Het centrale begrip van de Toekomstvisie en de Ruimtelijke Structuurvisie is kwaliteit en daarmee tevens het centrale thema van de ruimtelijke ontwikkeling van Noordwijk.

Het plangebied valt binnen zone 3: Strandwal - Landgoederen. De functies in dit gebied zijn vooral wonen, landgoederen en buitenplaatsen en de voorzieningen die horen bij een dorpskern. In de landgoederenzone worden nieuwe functies, in het bijzonder wonen en sporten, landschappelijk ingepast in de landgoederenstructuur van boskamers en bostongen. Op die manier wordt het karakter van de strandwal uitgebreid en versterkt.

Het landgoed Offem, inclusief de zone direct langs de N206, heeft een unieke kwaliteit als monumentaal landgoed dat in zijn totaliteit behouden moet blijven. Sportcomplex met voetbalvereniging SJC blijft hier gehandhaafd. De functie past in het principe om de afstand tussen de nieuwe woonbebouwing en de N206 zo groot mogelijk te houden, hoewel nog aandacht besteed kan worden aan de landschappelijke inpassing (beplanting).

Voetbalvereniging SJC heeft moeite om de groei op de huidige locatie op te kunnen vangen. In de visie is gekozen voor een evenwichtige spreiding van de organiseerde en ongeorganiseerde sportvoorzieningen over het dorp. SJC heeft met het draaien van de velden een efficiëntere indeling op de bestaande locatie gerealiseerd. De visie voorziet ook in een sportparkreservering in Nieuw Oost aan de Beeklaan.

Conclusie en aanbevelingen voor de planopzet

  • Het landgoed Offem, inclusief de zone direct langs de N206, heeft een unieke kwaliteit als monumentaal landgoed dat in zijn totaliteit behouden moet blijven.
  • Het bestemmingsplan dient verdere landschappelijke inpassing van Sportpark Lageweg toe te staan.