Plan: | Julianahof |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01 |
Ter plaatse van het perceel gelegen aan de Albertus van Velsenstraat in Noordwijk is een voormalig tuinbouwbedrijf gevestigd. Het voornemen bestaat uit de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing inclusief de kassen. Daarvoor in de plaats worden 15 woningen gerealiseerd. Dit plan wordt ook wel 'Julianahof' genoemd, zie ook paragraaf 2.2.
Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Noordwijk Binnen' ligt op de betreffende locatie al de bestemming Wonen, echter zijn voor het gebied geen bouwvlakken toegekend waardoor de bouw van woningen niet mogelijk is. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien. In dit geval is er gekozen voor het opstellen van een nieuw (project)bestemmingsplan (zie ook paragraaf 1.3).
Het plangebied betreft de locatie gelegen aan de Albertus van Velsenstraat te Noordwijk. Het gebied wordt omsloten door de bebouwing van de Pickéstraat, de Ruijgenhoeck, het Kerkhofpad en de Bronckhorststraat. De locatie van het plangebied kenmerkt zich door een gebied waar inmiddels vooral wordt gewoond. Daarnaast zijn in de omgeving enkele (zorg)functies aanwezig. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Locatie plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Noordwijk Binnen", dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Noordwijk op 27 juni 2013. Het bestemmingsplan is op 13 augustus 2014 geheel onherroepelijk geworden. Het plangebied kent volgens het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' en een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1'. Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor wonen, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, tuinen en erven, parkeervoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen als groen, water en paden. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De gronden met de dubbelbesteming "Waarde-Archeologie 1" zijn, behalve voor het wonen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische 'waarden. Daarnaast vigeert ter plaatse ook het bestemmingsplan "Paraplu Bestemmingsplan Parkeren", vastgesteld door de gemeenteraad van Noordwijk op 15 maart 2018. In dit plan is het gemeentelijk parkeerbeleid opgenomen en zijn de bijbehorende parkeernormen juridisch verankerd. Nieuwe ontwikkelingen dienen hieraan te voldoen. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Ter plaatse van het plangebied is geen bouwvlak aanwezig, waardoor bouwen niet is toegestaan. De beoogde ontwikkeling past daarom ook niet binnen het vigerende bestemmingsplan, daarom is een nieuw (project)bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan "Noordwijk Binnen" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Na hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt getoetst aan verschillende omgevingsaspecten. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Van oudsher was op de locatie een tuinbouwbedrijf gevestigd. Dit is nog terug te zien aan de aanwezige kassen en bedrijfsbebouwing. Het plangebied betreft de locatie gelegen aan de Albertus van Velsenstraat te Noordwijk in de provincie Zuid-Holland. Het gebied wordt omsloten door de bebouwing van de Pickéstraat, de Ruijgenhoeck, het Kerkhofpad en de Bronckhorststraat. De locatie van het plangebied kenmerkt zich door een gebied waar inmiddels vooral wordt gewoond.
Ter plaatse is de voormalige bedrijfsbebouwing van het tuinbouwbedrijf nog aanwezig. Het tuinbouwbedrijf heeft jarenlang nog goed kunnen functioneren op deze locatie. Nu het bedrijf beëindigd is, is het gebruik van het gebied momenteel niet optimaal. Vanaf 2012 is begonnen met de herinvulling van omliggende terreinen door bijvoorbeeld een sociaal-maatschappelijke voorziening te realiseren. De Albertus van Velsenstraat is in die periode aangelegd en ontsluit het gebied vanaf de Bronckhorststraat. Met de herinvulling van het gebied door het toevoegen van een sociaal-maatschappelijke voorziening en sanering van een deel van de kassen en de bedrijfsbebouwing is een begin gemaakt met het inpassen van dit gebied in de (woon)omgeving.
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied (Bron: Arcgis)
Het voornemen bestaat uit de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing inclusief de kassen en bestaande schuur. Daarvoor in de plaats worden 15 woningen gerealiseerd. Dit plan wordt 'Julianahof' genoemd.
Het huidige programma bestaat uit de realisatie van 10 sociale huurwoningen, 3 geschakelde woningen en 2 twee-onder-eenkapwoningen. De (sociale) huurwoningen worden als rug-aan-rugwoningen gebouwd. Stedenbouwkundig wordt aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur en hoogte. De twee-onder-eenkapwoningen en de geschakelde vrijstaande woningen krijgen twee bouwlagen met kap en worden gerealiseerd met een tuin. In figuur 2.2 is de boogde situatie weergegeven en in figuren 2.3 en 2.4 zijn 3D impressies opgenomen.
Figuur 2.2 Situatietekening beoogd plangebied (Bron: INENI Architectuur)
Figuur 2.3 Impressie vrijstaande woningen Julianahof (bron: INENI Architectuur)
Figuur 2.4 Impressie rug-aan-rugwoningen Julianahof (bron: INENI Architectuur)
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk is uiteengezet of het plan in overeenstemming is met dit ruimtelijk beleid.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang worden bekeken. De opgaven grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Toetsing
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt zoals opgenomen in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridisch bindende vertaling van de Omgevingsvisie naar lagere overheden. Onder de vlag van de Omgevingswet wordt dit Besluit vervangen door zogenoemde instructieregels, maar vooralsnog geldt het Barro.
Hiermee wordt de visie, waarmee op Rijksniveau een toekomstperspectief wordt geschetst, vertaald in bindende regels waar lagere overheden zich bij het opstellen en vergunnen van plannen aan te houden hebben. Voorbeelden van zaken die geregeld zijn in het Barro zijn Rijksvaarwegen, hoofdwegen, het 380 kV-netwerk, buisleidingen en militaire objecten.
Toetsing
Bij de toetsing aan het Barro is de ligging van het plangebied het uitgangspunt. De zaken die in het Barro geregeld c.q. beschermd zijn, zijn namelijk veelal locatiegebonden. Uit de kaarten behorend bij het Barro, komen ter plaatse van het plangebied geen beschermde objecten of structuren naar voren.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is dit bestemmingsplan in lijn met het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat in dit geval 15 woningen mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging midden in Noordwijk-Binnen. Het gebied is volledig omsloten door bebouwd gebied.
Beschrijving behoefte
Uit de actuele provinciale woningbehoefteprognose (WBR 2023) blijkt dat de woningbehoefte in de regio Holland Rijnland groot is. In de periode 2023 tot en met 2032 is er een gewenste woningvoorraadtoename van 28.860 woningen.
Regionale Realisatieagenda Wonen - Regio Holland Rijnland (regionale woondeal)
Op 14 maart 2023 ondertekenden bestuurders uit Zuid-Holland en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de regionale realisatieagenda's, of regionale woondeals. Zo ook voor de regio Holland Rijnland, waar de ambitie is om 30.500 woningen toe te voegen tot 2030, waarvan tweederde in het betaalbare segment. Uit het regionale programma blijkt dat er slechts harde plancapaciteit is voor 19.445 woningen.
Figuur 3.1 Woningbouwprogramma regio Holland-Rijnland 2022 (Bron: Realisatieagenda)
Gemeente Noordwijk werkt met netwerkpartijen samen om lokaal maatwerk te bieden en om de woningvoorraad uit te breiden. De gemeente zet zich er voor in om jaarlijks 190 woningen tot te voegen (+2080 woningen in 2030). Met name voor die woningzoekenden die zitten te springen om een woning. Twee belangrijke documenten wijzen de weg: de Woonvisie Noordwijk 2020-2030 (zie paragraaf 3.4.3) en de Prestatieafspraken 2022-2025 (zie paragraaf 3.4.4). Gemeente Noordwijk zet in op voldoende en betaalbare woningen. Voor de periode 2021 tot en met 2030 zijn er op dit moment (april 2023) woningbouwplannen voor ruim 4.000 woningen.
De gemeente werkt per project met een verdeling van woningen op basis van betaalbaarheid. Deze is vastgelegd in de Woonvisie Noordwijk 2020-2030. Het gaat om sociale huur, middenhuur en middenkoop. De gemeente wil zo stappen kunnen maken en het bouwen van betaalbare woningen bevorderen. Voor elk nieuw woningbouwplan van 3 woningen en meer geldt:
Daarmee zet gemeente Noordwijk in op 70% betaalbare woningen bij nieuwbouw. Deze 70% is een fors deel van elk project en betekent dat met 30% duurdere woningen een groot deel van de realisatiekosten gedekt moet worden.
In dit project zijn al eerder afspraken gemaakt over de segmentering. Er wordt vooralsnog uitgegaan van 10 sociale huurwoningen (66,7%) en vijf woningen in het middeldure/dure segment, waarmee het project haalbaar wordt.
Conclusie
Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat met deze ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Het binnenstedelijk toevoegen van woningen, waarvan een groot deel betaalbaar, voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.
De omgevingsvisie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer, energie, landschap en bodem en water.
Zuid-Holland staat voor de opgave om de komende jaren een fors aantal woningen te realiseren en om de woningvoorraad te verduurzamen. Opgaven die in Zuid-Holland om ingrijpende keuzes vragen. Daarvoor zijn sturende ruimtelijke concepten nodig. De uitdaging is om de stap te maken naar een gezonde, sociale en duurzame samenleving. De metropolitane ontwikkeling moet op die manier vorm krijgen. Om die vitale samenleving te realiseren is meer nodig dan woningbouw alleen. Het economisch potentieel kan beter benut worden door de steden met hun afzonderlijke kwaliteiten te verbinden tot één metropool. Het leef- en vestigingsklimaat daarin kan versterkt worden door stad en land goed te verbinden, door ruimte te bieden voor groen en water in de stad, door een evenwichtige woningvoorraad en passende werklocaties. De vitaliteit van de stad is ook gebaat bij cultuur, kenniscentra en aantrekkelijke binnensteden.
Opgaven omgevingskwaliteit
Voor het realiseren van de maatschappelijke belangen werkt de provincie vanuit de zes vernieuwingsambities en vanuit opgaven in het gebied. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die van provinciaal belang worden geacht. Ten aanzien van wonen heeft de provincie de opgaven 'Wonen' en 'Ruimte en verstedelijking' opgesteld. Onderstaande beleidskeuzes zijn relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.
Verstedelijking en wonen
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vragen om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen. De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt. In paragraaf 4.5 wordt hierop nader ingegaan.
Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de rijksladder. Uitgangspunt van de ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.
Risico's van klimaatverandering
De provincie Zuid-Holland streeft naar een klimaatbestendig en waterrobuuste provincie in 2050. De provincie wil dan voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering in de vorm van wateroverlast door overvloedige neerslag, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Daarnaast voert de provincie actief beleid om de maatschappelijke kosten van bodemdaling zoveel mogelijk te beperken. Dit heeft direct gevolgen voor locatiekeuze, ontwerp en inrichting van openbare ruimte en gebouwde omgeving. In de omgevingsvisie is vastgelegd dat de provincie ernaar streeft om bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen betrokken partijen de uitkomsten uit de klimaatstresstesten expliciet mee te laten wegen bij de locatiekeuze en inrichting van het gebied. Dit geldt voor alle risico's die gepaard gaan met klimaatverandering (in ieder geval wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte, en droogte). Deze risico's hebben naast lokale ook regionale aspecten.
Toetsing aan de Omgevingsvisie Zuid-Holland
Voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van 15 woningen in bestaand stads- en dorpsgebied. Het plan voorziet in de herontwikkeling van dit bestaande bebouwde gebied. In paragraaf 4 wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Daaruit blijkt dat er behoefte is en dat de voorgenomen ontwikkeling passend is. Tevens wordt in de ontwikkeling rekening gehouden met voldoende groen en parkeerplaatsen. De ruimtevraag voldoet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan lucht, geluid, externe veiligheid, bodem en klimaatverandering (zie hiervoor ook hoofdstuk 4).
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Leden 6 tot en met 12 zijn voor deze locatie niet van toepassing.
Toetsing
Relevante richtpunten voor deze locatie zijn:
Gelet op het karakter van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan in dit geval worden gesproken van inpassen. De herontwikkeling van een binnenterrein past binnen de beleidskeuze voor stedelijk gebied. Op een ingetogen wijze is gezocht naar een verankering met de bestaande structuur. Omliggende stedenbouwkundige patronen worden hierbij gerespecteerd. Door nieuwe doorsteekjes en (groene) plekken te maken past dit bij dit deel van Noordwijk.
De nieuwe woningen worden langs de Ruijgenhoek geplaatst. De overige woningen zijn te bereiken via een hof. Met het ontwerp wordt stedenbouwkundig aansluiting gezocht bij de omliggende bebouwing. Cultuurhistorische waardevolle gebouwen langs de Pickestraat, de Bronckhorststraat en de het Kerkhofpad worden gerespecteerd.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Artikel 6.10b Parkeernorm sociale huur
Artikel 6.10d Bereikbaarheid
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Artikel 6.10f Functiemenging
Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.
Artikel 6.10h Kansen voor biodiversiteit
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.
Toetsing
Voor de beschrijving van de behoefte (zie figuur 3.1) wordt verwezen naar de toetsing aan het rijksbeleid (paragraaf 3.2.3). De ontwikkeling is voorzien op een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft een binnenterrein dat wordt ingevuld met woningen. In dit geval is er gelet op de grote woningbehoefte en de ligging op een binnenterrein in een woonwijk voor gekozen het plangebied zo optimaal mogelijk te benutten, waarbij passende woningen worden gerealiseerd die aansluiten op de bestaande woningen. De woningbouwopgave is in regionaal verband afgestemd. De groene reststukken in het plangebied zullen ruimte maken voor tuinen behorend bij de woningen. Door te stimuleren dat de tuinen zoveel mogelijk groen wordt aangelegd en niet betegeld kan de biodiversiteit ten opzichte van de huidige situatie worden bevorderd. Wat betreft parkeren heeft de gemeente eigen parkeernormen. Dit onderdeel is getoetst in paragraaf 4.2. Voor de gevolgen voor bereikbaarheid van het plangebied kan op deze plaats eveneens worden verwezen naar paragraaf 4.2 Verkeer en parkeren. Het plan vormt geen belemmering voor de bereikbaarheid.
Artikel 6.27a risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Toetsing
Er dient nog een uitgebreide klimaattoets te worden opgesteld, omdat dit gebied een probleem kent wat betreft wateroverlast. Het gebied ligt namelijk lager en kent daardoor op dit moment al veel wateroverlast. Hiertoe is een advies opgesteld (zie bijlage 1). Uit de klimaattoets komen mogelijk nog extra maatregelen. Afhankelijk van de aard van de maatregelen zullen (privaatrechtelijke) afspraken worden gemaakt dan wel extra borging in het bestemmingsplan worden opgenomen.
Voor het onderdeel water wordt op deze plaats verwezen naar paragraaf 4.6. Door de aanleg van niet verharde tuinen te bevorderen zal er aan bijdragen dat overvloedige neerslag kan worden opgevangen in de aarde. Het 'groene' tuinoppervlak kan tevens in tijden van hitte voor verkoeling zorgen waarmee de buitentemperatuur in het plangebied zal dalen.
De regio Holland Rijnland zet stappen om de problemen op de woningmarkt op te lossen. De woningmarkt kenmerkt zich de afgelopen jaren door grote tekorten, hoge koopprijzen en lange wachttijden voor sociale huurwoningen. Steeds meer mensen hebben moeite bij het vinden van een passende woning. Hierbij spelen ook veranderende woonbehoeften een belangrijke rol. Met de Regionale Woonagenda 2023 en de Huisvestingsverordening 2024 probeert Holland Rijnland die tendensen om te buigen. De Regionale Woonagenda 2023 en Huisvestingsverordening 2024 zijn op 28 juni 2023 door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld.
Regionale woonagenda 2023
De Regionale Woonagenda beschrijft de afspraken over woningbouw in de regio. Die afspraken gaan over het aantal te bouwen woningen, waar deze moeten komen, wat voor soort woningen het zijn en voor wie. De dertien gemeenten in Holland Rijnland maken zich sterk om tot en met 2030 maar liefst 30.500 nieuwe woningen te bouwen, waarvan 30% een sociale huurwoning is en 35% een middeldure huurwoning of een betaalbare koopwoning. De nieuwbouw moet aansluiten bij de woonbehoeften. Uitgangspunten zijn:
Alle gemeenten leveren hieraan een bijdrage. De afspraken in de Woonagenda vormen de kaders waarbinnen gemeenten hun eigen ruimtelijke projecten kunnen realiseren. Noordwijk valt onder de subregio Noord samen met Lisse, Hillegom en Teylingen. Deze subregio heeft een woningbehoefte van 6.500 tot 7.500 woningen tot 2030. Waarbij door het vaststellen van de agenda extra aandacht is voor betaalbaar, middelduur en aandachtsgroepen.
Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2024
De Huisvestingsverordening omvat afspraken over woonruimteverdeling in de regio. De verordening bepaalt onder andere hoeveel woningen beschikbaar komen voor aandachtsgroepen, maar zorgt er ook voor dat dat er genoeg woningen beschikbaar blijven voor reguliere woningzoekenden. Door ontwikkelingen op de woningmarkt en veranderende woonbehoeften was het nodig de Huisvestingsverordening te herijken. Een belangrijk doel van de vernieuwde verordening is het bevorderen van de doorstroom. Dit wordt onder meer gerealiseerd doordat mensen die willen verhuizen naar een andere sociale huurwoning een deel van hun woonduur mogen meenemen.
Toetsing
Het binnenstedelijk toevoegen van woningen, waarvan een groot deel betaalbaar, sluit goed aan bij de uitgangspunten van de regionale woonagenda en de Huisvestingsverordening Holland Rijnland. Het is niet praktisch om alle regels uit de nieuwe huisvestingsverordening van toepassing te verklaren want deze ontwikkeling loopt al enige jaren. Het regionale beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.
De gemeente Noordwijk heeft in 2022 de Omgevingsvisie 1.0 vastgesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan een Omgevingsvisie 2.0. De Omgevingsvisie komt voort uit de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingsvisie is een complete visie op de leefomgeving, voor de lange termijn en voor de hele gemeente Noordwijk. De Omgevingsvisie komt in de plaats van de huidige gemeentelijke structuurvisies, verkeers-en vervoerplannen, delen van de natuurvisie en milieubeleidsplannen.
Deze Omgevingsvisie is aan de ene kant een uitnodiging aan alle inwoners van de gemeente om met ideeën en initiatieven te komen. Aan de andere kant is het een afwegingskader dat het college en de raad zullen gebruiken om alle ingediende initiatieven aan te toetsen. Het uitgangspunt van deze Omgevingsvisie is dat alle initiatieven binnen de gemeente Noordwijk worden getoetst aan een gebiedsgericht afwegingskader (hoofdstuk 3), aansluiten op de identiteit (hoofdstuk 4) en bijdragen aan de gewenste koers (hoofdstuk 5).
Voor wat betreft de Omgevingsvisie 1.0 geldt dat het plangebied valt binnen het gebiedsindeling Noordwijk Binnen. Hier bouwt de gemeente vooral onder andere voort op cultuurhistorie en een groene omgeving die wonen en leven prettig maakt, veelzijdigheid en verstedelijking. Met de herontwikkeling van het plangebied tot woongebied, draagt dit plan bij aan verstedelijking van (onbebouwde) locaties in Noordwijk Binnen.
In de omgevingsvisie is aangegeven hoe Noordwijk zich verder moet ontwikkelen richting 2030. In een grondig maatschappelijk debat werd dat bepaald. De uitkomst ervan is uiteindelijk vervat in het wenkend perspectief: Noordwijk Energieke 7-sterren kustplaats.
De Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is met name een uitnodiging aan inwoners, ondernemers en organisaties om vooral zelf vorm te geven aan de toekomst, daarin geleid door de 7 sterren, die stuk voor stuk gezien kunnen worden als belangrijke stippen op de horizon voor initiatiefnemers en plannenmakers. Daarnaast legt de visie de verbinding met de praktijk met concrete plannen die in co-creatie tot stand zijn gekomen.
Als een groene draad loopt duurzaamheid door de visie heen. Bij elke ster staan richtinggevende thema's benoemd. Want Noordwijk moet duurzamer. Geheel in lijn met de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 gaat de gemeente verplichtingen aan gericht op de rollout van duurzaamheidsprogramma's die bijdragen aan energietransitie, verduurzaming en energiebesparing.
Daarnaast besteed de visie expliciet aandacht aan 'vergroening'. Het groen versterkt ook de ecologische kwaliteit van Noordwijk. De biodiversiteit is in de afgelopen decennia afgenomen. Om deze trend te keren gaat Noordwijk de natuur in de buitengebieden versterken, maar ook de mogelijkheden benutten die de groenvoorziening in de bebouwde omgeving biedt. Natuur en groen zijn nadrukkelijk met elkaar verbonden. Het groen in de openbare ruimte versterkt de natuur, en een rijke natuur en mooi landschap dragen bij aan een groene leefomgeving.
De aanleg van groen hoeft niet beperkt te blijven tot de openbare ruimte. Groen bij woningen, groene schoolpleinen, groen bij bedrijven en stadslandbouw dragen bij aan een aantrekkelijke leefomgeving en ondersteunen het omliggende Natuurnetwerk.
Groen kan het imago van Noordwijk versterken. Met het leveren van extra inspanningen voor groen kunnen economische structuren versterkt worden.
Figuur 3.2 Uitsnede visiekaart (bron: gemeente Noordwijk)
Voor een aantal binnengebieden in Noordwijk Binnen zijn ideeën en plannen voor herontwikkeling: Losplaatsweg, terrein Van Eeden/ Buijze Pers en het terrein Pickéstraat-Ruijgenhoek-Kerkhofpad.
Nieuwe bebouwing moet aansluiten bij de maat en schaal van de aangrenzende bebouwing. Het is ook mogelijk om deze projecten een eigen karakter mee te geven, bijvoorbeeld in de vorm van hofjes, een landgoed, ouderenwoningen of kleinschalige dienstverlening. Daarbij wordt bijzondere aandacht gevraagd voor groen, cultuurhistorie en parkeren.
Beleidsaccenten voor duurzame gebiedsontwikkelingen:
Toetsing
Het plangebied is specifiek aangemerkt als herontwikkelingslocatie in Noordwijk Binnen. In het bouwplan zijn bovenstaande beleidsaccenten meegenomen.
De gemeenteraad heeft op 26 januari 2021 de woonvisie ‘Alle zeilen bij voor voldoende en juiste woningen’ vastgesteld. In de woonvisie staan twee prioriteiten voorop: zorg voor het toevoegen van voldoende woningen in de gemeente Noordwijk én zorg voor de juiste woningen in het bijzonder voor mensen die zonder onze aandacht geen huis kunnen krijgen. Daarnaast wordt ingezet op prettig zelfstandig thuis wonen en verduurzaming. De Woonvisie kent dan ook 4 belangrijke opgaven:
Volle inzet voor meer nieuwbouw
In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om volop op de bouw van voldoende woningen voor minimaal de lokale woningbehoefte in te zetten, te zoeken naar meer bouwmogelijkheden én om de druk op de woningmarkt te verlichten het toevoegen van tijdelijke woningen.
Juiste woningen toevoegen
In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om te zorgen dat groepen die nu moeilijk aan bod komen in Noordwijk extra huisvestingsmogelijkheden krijgen én om actief te sturen op meer passend woningaanbod voor lage en middeninkomens: en dan in het bijzonder jongeren en jonge gezinnen.
Mogelijkheden voor prettig thuis wonen
In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om ouderen en andere mensen met een ondersteuningsbehoefte of zorgvraag passende huisvesting te kunnen bieden én voor leefbare buurten met een sluitende woonzorginfrastructuur in onze kernen, waardoor mensen langer thuis kunnen wonen.
Op naar een klimaatneutraal Noordwijk
De gemeente wil in 2050 klimaatneutraal zijn. Hieraan levert een energiezuinige woningvoorraad een belangrijke bijdrage. Daarom worden in de woonvisie maatregelen voorgesteld om de energetische verbeteringen van bestaande huur- en koopwoningen te bevorderen én een klimaatbestendige woonomgeving. De maatregelen, prioriteitsstelling en actiehouders zijn gevat in een bijhorend uitvoeringsprogramma.
Toetsing
Met dit plan worden woningen toegevoegd, waarvan een fors deel betaalbaar. Dit geeft invulling aan de beleidsambities van de woonvisie.
De volkshuisvestingspartners in de gemeente Noordwijk werken op gelijkwaardige basis aan een gezamenlijke, integrale set prestatieafspraken, aansluitend bij de bedoeling van de Woningwet 2015. De ervaring is dat de volkshuisvestingsaanpak zich uitstrekt over meerdere jaren, en dat prestatieafspraken hierbij aan zouden moeten sluiten. Het zorgt ervoor dat we niet bezig zijn met jaarlijks nieuwe afspraken maken, maar dat de aandacht kan verschuiven naar de realisatie van de afspraken. Daarom maken de volkshuisvestingspartners in Noordwijk meerjarenafspraken, onder meer over de realisatie van voldoende sociale huurwoningen.
Toetsing
Julianahof is in de planning opgenomen met meer dan voldoende sociale huurwoningen.
De doelgroepenverordening biedt een wettelijke basis om uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid in nieuwe bestemmingsplannen en exploitatieplanen af te dwingen en hiermee de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middeldure huurwoningen aan preferente doelgroepen te kunnen toewijzen.
Toetsing
De sociale huurwoningen vallen onder dit toewijzingsbeleid.
De Nota Parkeernormen 2020 vervangt de Nota Parkeren en Stallen uit 2013 van de gemeente Noordwijk en de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente Noordwijkerhout. Hierin zijn de parkeernormen opgenomen waar ontwikkelingen aan dienen te voldoen. In beginsel dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
Toetsing
Voor nieuwbouw dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. Aangezien hier sprake is van herontwikkeling, is voor de beoogde ontwikkeling een parkeerbalans opgesteld. In paragraaf 4.2 wordt dit nader toegelicht.
In de welstandsnota wordt aangegeven welke criteria voor een bouwwerk van toepassing zijn; criteria voor veelvoorkomende kleine bouwwerken, criteria voor specifieke bouwwerken of gebiedsgerichte criteria.
Toetsing
Het plangebied is op de kaart behorend bij de welstandsnota aangewezen als gebied nummer 9, zie figuur 3.5. Voor dergelijke locaties geldt dat een goede inpassing in het landschap van belang is. Gezien de aanwezige kwaliteiten en de kwetsbaarheid door hoge dynamiek kent dit gebied een bijzonder welstandsniveau. Daarbij moet het kleinschalige, gevarieerde en compacte karakter behouden blijven. Op de binnenterreinen zijn de meeste bedrijven uitgeplaatst, waarmee er ruimte is voor vernieuwing. Deze enigszins verscholen terreinen bieden ruimte aan groene hoven omzoomd door nieuwe bebouwing. Op de binnenterreinen is juist plaats voor een iets afwijkende architectuur en een eigen sfeer zolang dit vanaf de linten niet direct zichtbaar is. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de kleinschaligheid en kwetsbaarheid van nabij gelegen historische bebouwing. Dus de afwijking mag niet veel te afwijkend of dominant worden. Dat is in dit geval niet aan de orde.
Bouwplannen worden beoordeeld aan de hand van criteria die gelden ten aanzien van de ligging, massa en vorm, gevelkarakteristiek alsmede materiaal- en kleurgebruik. Bij het ontwerp van de woningen is aandacht aan al deze elementen besteed, zie ook paragraaf 2.2. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de uitgangspunten van de welstandsnota.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart welstandsgebieden
Met de beoogde herontwikkeling wordt de uitstraling van het binnenterrein geoptimaliseerd. Dit gebeurt op een zodanige manier dat de bebouwing een eigentijdse uitstraling krijgt en tevens zoveel mogelijk aansluit bij de bij de maat en schaal van de aangrenzende bebouwing, zie ook paragraaf 2.2.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.
Ontsluiting
Het plangebied is gelegen aan de Albertus van Velsenstraat, die vanuit de Bronckhorststraat wordt doorgetrokken naar de Ruijgenhoeck. De Albertus van Velsenstraat wordt daarbij toegankelijk voor verkeer in twee richtingen en ingericht als woonerf. Via het Kerkhofpad en de Pickéstraat zijn via de omliggende éérichtingswegen de gebiedsontsluitingswegen te bereiken. Via de Beeklaan en N244 kan worden ontsloten op de N206. Het plangebied is te bereiken met Arriva buslijnen 20 (Noordwijk – Leiden Centraal) en 90 (Lisse – Den Haag Centraal). Buslijn 20 rijdt met een frequentie van vier keer per uur en buslijn 90 twee keer per uur. De bushalte Lijnbaanweg ligt op circa 400 meter loopafstand van het plangebied. De ontsluiting van het plangebied is goed.
Parkeren
De gemeente Noordwijk heeft het parkeerbeleid vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2020'. Op basis van de parkeernormen uit deze nota wordt de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bepaald. Voor Noordwijk wordt de stedelijkheidsgraad “matig stedelijk” gehanteerd. De ontwikkeling is gelegen in Noordwijk Binnen, dit valt binnen Zone A.
In het parkeerbeleid van de gemeente Noordwijk wordt gesteld dat bij het bepalen van de parkeerbehoefte van een functiewijziging de huidige parkeerbehoefte kan worden gesaldeerd. De huidige functie van het gebied bedraagt (aansluitend bij de functies in de parkeernota) een arbeidsextensief en bezoekersextensief bedrijf, met een oppervlakte van 665 m2. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zal de bestaande invulling van het plangebied worden gesloopt om plaats te maken voor de realisatie van 15 woningen (10 sociale huurwoningen en 5 niet-gestapelde woningen met een oppervlakte groter dan 150 m²). Aan de hand van de vigerende parkeernormen is in de tabel 4.1 de normatieve parkeerbehoefte berekend in de bestaande en beoogde situatie.
Tabel 4.1 de normatieve parkeerbehoefte in de bestaande en beoogde situatie.
Bestaande situatie | |||||
Functie | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte (pp) | ||
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief |
665 m² (bvo) | 0,65 per 100 m² bvo | 4,3 | ||
Beoogde ontwikkeling | |||||
Functie | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte (pp) | ||
Bewoners | Bezoekers | Totaal | |||
Woning, sociale huur/ goedkope huur | 10 woningen | 1,1 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers) | 8 | 3 | 11 |
Woning, niet-gestapeld, groter dan 150 m² | 5 woningen | 1,8 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers) | 7,5 | 1,5 | 9 |
15,5 | 4,5 | 20 |
In de bestaande situatie heeft het plangebied een normatieve parkeerbehoefte van 4,3 parkeerplaatsen. De beoogde ontwikkeling heeft een parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen. Conform het gemeentelijke parkeernormenbeleid dient bij het toepassen van saldering de parkeerbehoefte in de oude en nieuwe situatie vergeleken te worden per dagdeel. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte per dagdeel is gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages afkomstig uit het gemeentelijke parkeernormenbeleid. In tabel 4.2 is de parkeerbehoefte per dagdeel berekend voor de bestaande en beoogde situatie.
Tabel 4.2 Parkeerbehoefte per dagdeel in de bestaande en beoogde situatie
Bestaand | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Koop avond | Werkdag nacht | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag | |
Kantoor/bedrijven | % | 100% | 100% | 5% | 5% | 0% | 0% | 0% | 0% |
pp | 4,3 | 4,3 | 0,2 | 0,2 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Beoogd | Werkdag ochtend | Werkdag middag | Werkdag avond | Koop avond | Werkdag nacht | Zaterdag middag | Zaterdag avond | Zondag middag | |
Woningen bewoners | % | 50% | 50% | 90% | 80% | 100% | 60% | 80% | 70% |
pp | 7,8 | 7,8 | 14,0 | 12,4 | 15,5 | 9,3 | 12,4 | 10,9 | |
Woningen bezoekers | % | 10% | 20% | 80% | 70% | 0% | 60% | 100% | 70% |
pp | 0,5 | 0,9 | 3,6 | 3,2 | 0 | 2,7 | 4,5 | 3,2 | |
Totaal beoogd | 8,2 | 8,7 | 17,6 | 15,6 | 15,5 | 12,0 | 16,9 | 14,0 | |
Parkeerbehoefte toekomstige situatie (beoogd - bestaand) | 3,9 | 4,3 | 17,3 | 15,3 | 15,5 | 12,0 | 16,9 | 14,0 |
Het maatgevende moment voor de beoogde ontwikkeling is de werkdag avond. Na toepassing van saldering bedraagt de parkeerbehoefte van het plangebied afgerond 17 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Hieraan wordt voldaan.
Verkeersafwikkeling
De ontwikkeling van de woningen zorgt voor veranderingen op het gebied van de verkeersgeneratie. Op basis van CROW kencijfers (publicatie 381; Toekomstbestendig parkeren) is de toekomstige verkeersgeneratie berekend. Hierbij is uitgegaan van dezelfde uitgangspunten als bij parkeren namelijk stedelijkheidsgraad “matig stedelijk”, de ligging “centrum” en de gemiddelde norm. Met behulp van de CROW kencijfers is de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde weekdag berekend. Echter is voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde werkdag maatgevend. Conform CROW publicatie 381 wordt voor het omrekenen van weekdag naar werkdag voor woonfuncties een omrekenfactor van 1,11 toegepast en voor werkfuncties een omrekenfactor van 1,33. In tabel 4.3 is de verkeersgeneratie van het plangebied berekend in de bestaande en toekomstige situatie.
Tabel 4.3 De verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling
Bestaande situatie | ||||
Functie | Aantal | Kencijfer | Weekdag (mvt/etmaal) | Werkdag (mvt/etmaal) |
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief | 665 m² bvo | 3,5 per 100 m² bvo | 23,3 | 31,0 |
Beoogde ontwikkeling | ||||
Functie | Aantal | Kencijfer | Weekdag (mvt/etmaal) | Werkdag (mvt/etmaal) |
Huurhuis, sociale huur | 10 woningen | 4,3 per woning | 43 | 47,7 |
Koophuis, twee-onder-één-kap | 5 woningen | 7,3 per woning | 36,5 | 40,5 |
Totaal beoogde ontwikkeling | 79,5 | 88,2 | ||
Verkeerstoename toekomstige situatie (beoogd - bestaand) | 56,2 | 57,3 |
Ten opzichte van de bestaande situatie zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 56 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar werkdagintensiteiten leidt de beoogde ontwikkeling tot een verkeerstoename van 57 mvt/etmaal. Deze toename is van dergelijke omvang dat deze op zal gaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De ontwikkeling zal niet zorgen voor problemen op het gebied van verkeersveiligheid.
Conclusie
Door de ontwikkeling van de woningen neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitende wegen in beperkte mate toe, maar zullen geen problemen ontstaan in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg. Verder heeft Goudappel nog een aanvullend onderzoek gedaan (bijlage 2). Hieruit blijkt eveneens dat dat sprake is van een verkeersveilige verkeersdruk en situatie.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.
In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de geluidbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.
Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.
Resultaten en toetsing
Ter plaatse van het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is indien deze binnen de geluidzone van een gezoneerde weg conform de Wgh liggen. De geplande woningen vallen binnen de geluidzone van de gezoneerde Lijnbaanweg – Gladiolusstraat. Er is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3.
De nieuwe woningen zijn getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder: de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de gezoneerde wegen en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor de 30 km/uur wegen zijn deze waarden als richtwaarden gehanteerd.
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen niet wordt overschreden. Het laten vaststellen van hogere waarden is dan ook niet aan de orde. Als gevolg van het wegverkeer op de overige wegen wordt de richtwaarde van 48 dB eveneens niet overschreden. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat nader onderzoek ten aanzien van het bepalen van het binnenniveau niet noodzakelijk is.
Gezien de beperkte toename van de verkeersgeneratie neemt de verkeersomvang op omliggende wegen toe met minder dan 40%. Hierdoor is als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen sprake van een geluidtoename van meer dan 1 dB, wat voor het menselijk oor niet hoorbaar is. Ter plaatse van woningen gelegen aan omliggende wegen zijn geen nadelige geluidseffecten te verwachten.
Conclusie
Uit het onderzoek volgt dat de met de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de geldende normen uit de Wet geluidhinder. Daarnaast is de geluidsituatie acceptabel vanuit een goede ruimtelijke ordening; er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Er is vanuit het oogpunt van geluid dan ook geen belemmering om het plan te realiseren.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies , wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen aanwezig en kan gezien worden als een rustige woonwijk. Ten oosten van het plangebied is een gebied met een maatschappelijke functie met de aanduiding zorgwoning. Hier staan drie zorgwoningen en voor de dagbestedingen zijn vijf groepsruimten en een kantineruimte aanwezig. Omdat de zorgwoningen vergelijkbaar zijn met woningen, wordt vanuit deze functie geen hinder verwacht. De dagbesteding kan het best geclassificeerd worden als 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. De afstand tot het maatschappelijk gebied is 6,8 meter tot de gevel van de beoogde rug-aan-rugwoningen.. Dit voldoet niet aan de richtafstand van 10 meter. Op basis van BAG-viewer wordt het meest nabijgelegen deel van de maatschappelijk functie gevormd door woonfuncties (dit betreft Albertus van Velsenstraat 4 tot en met 8). De gezondheidszorgfunctie (met atelier en winkel) zit op Albertus van Velsenstraat 2 en dit is op circa 25 meter van de plangrens. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand en zodoende is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, zie tabel 4.4.
Tabel 4.4 Overzicht milieurelevante bedrijven in straal van 100 m rondom plangebied
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Tabel 4.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied worden maximaal 15 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022 (https://www.cimlk.nl/kaart) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Beeklaan. Uit het CIMLK blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg, overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap Rijnland nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Voor de planperiode 2022-2028 zal het Waterbeheerprogramma (WBP6) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar visie is voor de komende planperiode en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De visie van het hoogheemraadschap kan samengevat worden in: water wijst de weg. Het beheergebied van Rijnland en het watersysteem moeten veerkrachtiger en flexiber worden, er is een noodzaak om water meer leidend te maken in de ruimtelijke inrichting. Belangrijk is om te blijven investeren in waterbeheer. Het werken aan oplossingen om de leefomgeving toekomstbestendig te maken doet het hoogheemraadschap niet alleen, maar in samenwerking met andere partijen zoals het Rijk, provincies en gemeenten. Er zijn vijf maatschappelijke opgaves geformuleerd:
De thema's voor de strategische doelen bestaan uit waterveiligheid, voldoende water, schoon water, waterketen, Rijnland duurzaam en Rijnland klimaatadaptief. In het waterbeheerprogramma is beschreven hoe het hoogheemraadschap de gestelde taken wilt bereiken en hoe ze denken dat te gaan doen. Het Waterbeheerprogramma (WBP6) 2022-2028 van Rijnland is te vinden op de website: www.bp6rijnland.nl.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als hoogheemraadschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 13 mei 2020 heeft Rijnland een nieuwe Keur.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels-op-een-rij/keur-en-uitvoeringsregels.
Riolering en afkoppelen
Voor het plan is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
Onderzoek
Huidige situatie
De locatie werd voorheen gebruikt door een tuinbouwbedrijf. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd maar de bedrijfsbebouwing is nog aanwezig. Het plangebied is grotendeels verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Noordwijk ligt is de bodem en grondwatertrap van het plangebied niet gekarteerd.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige situatie
De beoogde situatie betreft 15 woningen met bijbehorende voorzieningen.
Waterkwantiteit
Bij een toename verhard oppervlak van 500 m² of meer geldt een compensatie eis vanuit het Hoogheemraadschap. In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard op een stuk grasveld na. Er is met de ontwikkeling geen sprake van een toename in verharding van meer dan 500 m2. Watercompensatie is voor dit plan dan ook niet vereist.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor de realisatie van de nieuwe woningen is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk project dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit plan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.2). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het NNN, een weidevogelgebied of van een strategisch gereserveerd natuurgebied van de provincie Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Coepelduynen, ligt op een afstand van circa 650 meter. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 500 meter (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1 Plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden. Bron: AERIUS Calculator
Figuur 4.2 Plangebied (rode cirkel) t.o.v NNN. Bron: Provincie Zuid-Holland
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 15 woningen. Gezien de afstand en ligging in stedelijk gebied zijn effecten als vernietiging/areaalverlies, versnippering verandering van de waterhuishouding of verstoring op voorhand uit te sluiten. Het enige mogelijk relevante ecologische effect betreft vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie. Om de toename van de depositie op de Natura 2000 gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wnb. Uit de berekening blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,00 mol N/ha/jr. Het plan is daarom in het kader van de Wnb uitvoerbaar.
In bijlage 4 wordt de Aerius berekening verder toegelicht. in bijlagen 5, 6 en 7 zijn de berekeningen opgenomen.
Soortenbescherming
Om de ecologische gevolgen van de beoogde ontwikkeling in kaart te brengen is een quick scan flora- en fauna uitgevoerd door ecologisch ondezoeks- en adviesbureau Van der Goes & Groot (juli 2023). De quickscan is toegevoegd in bijlage 8. Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied mogelijk broedvogels, de huismuis en vleermuizen aanwezig zijn. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de ontwikkeling kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Verder worden er de volgende zorgplichtmaatregelen meegenomen:
Aanvullend onderzoek
Negatieve effecten van de plannen op beschermde soort zijn niet uit te sluiten. Het gaat om de huismus.
Er is vervolgonderzoek noodzakelijk naar deze beschermde soorten. In onderstaande tabel staan de perioden aangegeven wanneer dit onderzoek dient te worden uitgevoerd. Tevens wordt het aantal bezoekrondes vermeld.
Tabel: periode voor uit te voeren vervolg-onderzoek naar beschermde soorten of soortgroepen die zijn aangetroffen of worden verwacht in het plangebied.
Conclusie
Er dient in het kader van de omgevingsvergunning rekening te worden gehouden met vervolgonderzoek naar de Huismus. Hierna vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In maart 2020 is voor de locatie een milieuhygiënisch vooronderzoek, een verkennend en aanvullend milieukundig bodemonderzoek en een verkennend asbest uitgevoerd (zie bijlage 9).
Bodem
Gelet op de onderzoeksresultaten kan de hypothese verdacht voor de onderzoekslocatie
worden gehandhaafd. Aanbevolen wordt om de verontreiniging met aldrin in de bovengrond af
te graven en weg te voeren bij toekomstige grondwerkzaamheden.
Asbest
Aangezien op de locatie visueel geen asbesthoudend materiaal is waargenomen en geen
analytisch aantoonbaar gehalte aan asbest is aangetoond wordt de hypothese verdacht ten
aanzien van asbest verworpen.
Conclusie
Er dient in het kader van de omgevingsvergunning rekening te worden gehouden met het verwijderen van de Aldrin verontreiniging in de bodem alvorens nieuwbouw kan worden gerealiseerd. Hierna vormt het aspect bodem geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.
Toetsingskader
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Gemeentelijk archeologiebeleid
In 2020 heeft op basis van het onderzoek 'Graven in archieven' een geactualiseerde van de waarden- en verwachtenkaart en de beleidsadvieskaart gemaakt. Op basis van de geactualiseerde beleidsadvieskaart gelden de waarden 'archeologie 1' (met een vrijstellingsgrens van 30 cm -Mv / 0 m2) en 'archeologie 5' (met een vrijstellingsgrens van 30 cm -Mv / 250 cm2). Zie figuur 4.3.
Figuur 4.3 Uitsnede beleidsadvieskaart met plangebied in blauw omlijnd
Cultuurhistorische waardenkaart
De cultuurhistorische waardenkaart van Noordwijk geeft een overzicht van waardevolle objecten, structuren en gebieden in gemeente Noordwijk. Enkel voor de objecten en structuren die op basis hiervan zijn aangewezen, zijn beschermende regels van toepasing. Voor andere objecten gelden geen beschermende regels.
Figuur 4.4 Uitsnede cultuurhistorische waardekaart (met indicatie plangebied)
Beoordeling en conclusie
Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente kent het plangebied een archeologische verwachtingswaarde. Volgens de geactualiseerde beleidsadvieskaart gelden de waarden Archeologie - 1 en - 5. Dit betekent dat bij werkzaamheden die dieper reiken dan 30 cm en een grotere oppervlakte beslaan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Aangezien met de beoogde herinrichting voornoemde drempelwaarden worden overschreden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 10). Uit het onderzoek blijkt dat indien de bodemverstoringen ten behoeve nieuwbouw dieper gaan dan 1,0 m-mv dat vervolgonderzoek noodzakelijk is. Om dit te voorkomen is geadviseerd archeologisch vriendelijk te bouwen.
De handreiking Archeologie-vriendelijk bouwen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft als richtlijn dat paalfunderingen minimaal 4 meter uiteen moeten staan en dat er maximaal 2% van het totale plangebied verstoord mag worden. Het bouwplan voldoet deels niet aan deze criteria, omdat de paalfunderingen dichter opeen staan dan 4 meter.
Daar tegenover staat dat er geen sprake is van een vindplaats met een hoge sporen/vondstendichtheid. De verwachting is dat er een middeleeuwse wetering met sporen van oeverconstructies en oevergebruik aanwezig is. Deze structuur zal als gevolg van de paalfunderingen naar verwachting niet dusdanig verstoord worden dat er informatieverlies optreedt.
Het eerder opgestelde palenplan is geaccordeerd. Bij het opstellen van het nieuwe palenplan is dezelfde systematiek aangehouden. Het (nieuwe) palenplan ligt op het moment van terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan voor akkoord bij de gemeenten en zal te zijner tijd worden bijgevoegd in bijlage 11.
Het plangebied ligt buiten het beschermde gezichten en waardevolle gebieden van Noordwijk (zie figuur 4.4). Langs de Pickéstraat zijn enkele panden met architectonische en/of bouwhistorische waarde. In de architectonische uitwerking van de woningbouw wordt hiermee rekening gehouden. Tevens wordt de groene strook langs de Ruijgenhoeck opgenomen in de uitwerking van het ontwerp.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
De risicobronnen in de omgeving zijn geïnventariseerd aan de hand van de risicokaart. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of vervoerstrajecten van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water aanwezig waarvan het invloedsgebied over het plangebied komt.
Ten zuidwesten ligt op een afstand van circa 190 meter de aardgasleiding W-535-03. Deze buisleiding heeft geen PR 10-6 contour en het een invloedsgebied van het groepsrisico is 70 meter. Het plangebied valt dan ook buiten het invloedsgebied van de buisleiding en heeft hierdoor geen invloed op het groepsrisico.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Door het plangebied loopt van oorsprong een overkluizing. Deze overkluizing zal niet worden overbouwd. Deze zal wel binnen het plan een klein stuk worden verlegd. Op deze locatie wordt niet gebouwd.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Er is voor de volledigheid advies uitgebracht omtrent drainage, bemaling en riolering. Deze adviezen zijn opgenomen in bijlagen 12, 13 en 14 .
Toetsingskader
Gemeente Noordwijk vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde leefomgeving. Noordwijk streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen op een zo hoog mogelijk niveau brengen. In de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is vastgelegd om in 2030 energie neutraal en klimaat bestendig te zijn. Alle huidige en toekomstige ontwikkelingen zullen daar aan bij moeten dragen. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2030. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw. Alle bouwwerken (oud en nieuw) zullen een bijdrage moeten leveren aan deze doelstelling door energie te besparen en/of duurzaam op te wekken. Het advies is om toekomstige ontwikkelingen energie neutraal te realiseren. Op stedenbouwkundig, landschappelijk en sociaal niveau wil de gemeente hoogwaardige en duurzame plannen realiseren. Er dient daarbij o.a. aandacht besteed te worden aan de inpassing in de omgeving, oriëntatie, flora en fauna en waterhuishouding. Hieronder volgt daarop een toelichting
Onderzoek
Stedenbouw
Het plan is in harmonie ontworpen met de omgeving door de bebouwing zoveel mogelijk te laten aansluiten op bestaande schaal, structuur, karakter en architectuur van de reeds aanwezige bebouwing.
Omgevingskwaliteit
Aandacht voor maatschappelijk, sociaal en veilig wonen, met logische aansluitingen tussen openbaar en privé. Er wordt (deels) een nieuw ontsluitingsstructuur gerealiseerd waarmee een duidelijke ingang wordt gerealiseerd voor (langzaam) bestemmingsverkeer welke herkenbaar is voor iedereen.
Waterhuishouding
Het hemelwater wordt lokaal opgevangen en is gescheiden door afkoppeling van het vuilwaterriool.
Ten behoeve van het plan zijn diverse aanvullende adviezen opgesteld, te weten; een drainageadvies (zie bijlage 12), een bemalingsadvies (zie bijlage 13) en een advies over de wateroverlast (zie bijlage 14). Een simulatie bij neerslag met en zonder klimaatadaptieve maatregelen zullen later worden uitgevoerd.
Bebouwing
Als het gaat om de bebouwing dan wordt gestreefd naar het realiseren van een duurzame ontwikkeling waar mensen veilig kunnen wonen. De woningen worden dan ook goed toegankelijk en functioneel alsmede veilig gemaakt. Het plan past zich zoveel mogelijk aan op de bestaande bebouwingsstructuren. Bij de (technische) uitwerking van de gebouwen zal nader inzichtelijk worden gemaakt welke maatregelen ten aanzien van duurzaamheid toegepast worden.
De woningen zullen gasloos worden uitgevoerd door middel van het toepassen van een warmtepomp. Voor de woningen is de intentie om BENG te hanteren. Er worden zonnepanelen geplaatst. De woningen zullen minimaal voldoen aan het vigerende Bouwbesluit.
Gevolgen voor water ten gevolge van het project
De ontwikkeling van het plangebied heeft gevolgen voor het watersysteem in het gebied. Het huidige maaiveld van het projectgebied heeft een lage ligging ten opzichte van de aangrenzende percelen rondom het projectgebied. Bij ontwikkeling van het gebied ontstaan hierdoor de volgende uitdagingen:
Ambitieniveau
Bij het ontwerpen van waterhuishoudkundige maatregelen in het projectgebied wordt gericht op een klimaatrobuuste inrichting. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de gemeente beschreven in het iWKp. Om dit te bereiken wordt met het volgende rekening gehouden:
Voor de volledigheid is voor de ontwikkeling een bezonningsstudie uitgevoerd. Zie bijlage 15. Daarmee is de impact van de ontwikkeling op dat punt voor de omgeving inzichtelijk gemaakt. De meeste Nederlandse gemeenten hanteren de TNO-norm om aan te toetsen. De gemeente Noordwijk heeft geen eigen beleid op het gebied van bezonning. Hierdoor wordt in voorliggende ontwikkeling ook getoetst aan de TNO-norm. Uit de bezonningsstudie blijkt dat voldaan wordt aan de TNO-norm. Opgemerkt dient te worden dat de al bestaande bebouwing op de betreffende percelen aan het Kerkhofpad eveneens voor een deel van de beschaduwing zorgt.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
De omgevingsdienst heeft onderhavig plan beoordeeld en is tot de conclusie gkeomen dat het realiseren van 15 nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied, zoals in dit plan, gegeven de voornoemde omstandigheden, geen stedelijke ontwikkeling is zoals bedoeld onder D 11.2 van de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r. Om die reden is het opstellen van een aanmeldnotitie voor een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit niet langer aan de orde.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
In dit hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen.
Begrippen (artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die behoren bij de verschillende bestemmingen in het plangebied.
Verkeer (artikel 3)
De voor de bestemming ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden, bruggen en viaducten, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Ook nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, zijn ondergebracht in de bestemming ‘Verkeer’.
Wonen (artikel 4)
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en erven. Onder deze bestemming worden grondgebonden woningen verstaan, zowel vrijstaand als aaneengebouwd. Bij deze bestemming is de situering van het hoofdgebouw (de woning) met een bouwvlak op de verbeelding vastgelegd. Daarnaast zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan. Bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.
Waarde - Archeologie 1 (artikel 5)
In het plangebied zijn de archeologische waarden beschermd door een dubbelbestemming. Voor deze gronden geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden waarbij de grond wordt verstoord dieper dan 30 cm. De regeling en de nummering van de verschillende archeologische bestemmingen sluit aan bij de categorieën archeologische beleidsadviesgebieden van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.
Dit hoofdstuk (artikel 6 t/m 10) bevat een antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In artikel 11 is de overgangsregel opgenomen. In de slotregel (artikel 12) wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zal de initiatiefnemer met de gemeente afspraken maken omtrent de kosten voor de begeleiding van het bestemmingsplan en om de daarbij behorende procedures te verzekeren. De verantwoordelijkheid en het risico van de exploitatie ligt volledig bij de initiatiefnemer. Het vaststellen van een exploitatieplan is gezien voorgaande niet noodzakelijk en de economische uitvoerbaarheid is voldoende gewaarborgd.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan (zie Hoofdstuk 1). Daarom is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.
Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat de ontwikkeling reeds zorgvuldig met de gemeente is afgestemd. Het thans voorliggende plan voor het zogenoemde Julianahof is het resultaat van een gezamenlijke ontwikkeling door Van Rhijn Projectontwikkeling en Stek. Over de plannen is veelvuldig en bij herhaling zowel bestuurlijk als ambtelijk contact en overleg geweest.
Ook omwonenden zijn bij de ontwikkeling betrokken. In juli 2018 heeft de initiatiefnemer omwonenden van de volgende straten geinformeerd over de organisatie van een inloopavond: Pickéstraat, Albertus van Velsenstraat, Ruijgenhoeck, een deel van de Vinkenlaan, deel van Bronckhorststraat, Kerkhofpad en een deel van de Lijnbaanweg. Vervolgens is in september 2018 wederom een brief verzonden aan dezelfde omwonenden met de uitnodiging voor de inloopavond op 10 oktober 2018. Tijdens de avond is er een aantal toekomstige verkeersvarianten (vijf varianten) getoond en impressies van het nieuwbouwplan. Na deze inloopavond is de projectwebsite gelanceerd (www.woneninjulianahof.nl). Via deze website kunnen mensen kennis nemen van het bouwplan en de verkeersvarianten. Zowel op de inloopavond als op de website konden de mensen formulieren invullen waarbij ze een reactie konden geven op de verkeersvarianten en/of het plan. Dit was in eerste instantie mogelijk tot en met 17 oktober 2018. Gezien het aantal reacties en de genoemde argumenten is besloten om deze termijn te verlengen tot en met maandag 26 november 2018. Middels deze verlenging wilden de initiatiefnemers meer mensen in de gelegenheid stellen om een reactie te geven.
Gelet op de binnengekomen reacties is besloten om ten aanzien van de verkeersvarianten te kiezen voor variant 5. Dat is tweerichtingsverkeer tussen de Bronckhorststraat en de Ruijgenhoeck, zie ook paragraaf 2.2.
In 2019 is een voorontwerpbestemmingsplan opgesteld en ter visie gelegd. Naar aanleiding hiervan zijn er inspraakreacties vanuit de buurt binnengekomen. Vervolgens is in 2020 een ontwerpbestemmingsplan, nota van inspraakreacties en een omgevingsvergunning ingediend. Hiervoor is gebruik gemaakt van de coördinatieregeling. Naar aanleiding van de inspraakreacties, de raadsvergadering (rondetafel gesprekken/commissie) in 2020 maar met name de veranderende marktomstandigheden (denk aan aanzienlijke stijging bouwkosten) moest er door de ontwikkelende partijen opnieuw en kritisch naar het ontwerp en businesscase gekeken worden. Zowel de marktomstandigheden als de reacties vanuit de omgeving op het plan hebben ertoe geleid dat het ontwerp is aangepast.
De doorgevoerde wijzigingen betreffen onderstaande punten. Hierbij hebben de initiatiefnemers getracht om zo goed mogelijk de reacties vanuit de omgeving te verwerken in het aangepaste plan. Wel is altijd aangegeven dat niet alles mogelijk is.
Meerdere malen is door omwonenden ook zorgen geuit over de verkeersveiligheid en -afwikkeling in het bestaande gebied. Op basis hiervan hebben initiatiefnemers besloten een extra verkeersonderzoek uit te laten voeren door Goudappel B.V. Uit deze studie is gebleken dat sprake is van een verkeersveilige verkeersdruk en situatie.
De initiatiefnemers hebben vervolgens op 11 oktober 2023 een informatieavond georganiseerd voor de buurt om de gewijzigde plannen toe te lichten . In de bijlage is de presentatie terug te vinden. Tevens kunnen geïnteresseerden/belanghebbenden middels de website www.woneninjulianahof.nl ook aangeven wat zij van het bijgestelde ontwerp vinden. Ook kunnen ze eventuele overige op-/aanmerkingen over het plan doorgeven.
Daarnaast zijn er dit jaar (2023) een aantal overleggen geweest met vertegenwoordigers van de Stichting Burgerbelang Julianahof om over dit plan en de zorgen vanuit de buurt te praten.
Het voorontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van zes weken tussen 5 juni 2019 en 16 juli 2019 voor inspraak ter inzage gelegen. Zowel in het gemeentehuis van Noordwijk als via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl bestond de mogelijkheid het plan te raadplegen. Tijdens deze inspraakperiode hebben inwoners, bedrijven, bestuurlijke partners en instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, de gelegenheid gekregen om op het voorontwerp een reactie in te dienen. Op het voorontwerp zijn 17 inspraakreacties binnengekomen (zie bijlage 16). Deze inspraakreacties gaven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. Desalniettemin zijn er enkele aanpassingen doorgevoerd, zoals besproken in paragraaf 6.2.2.
Het ter inzage leggen van het voorontwerpbestemmingsplan volgt uit de Inspraakverordening van de gemeente Noordwijk.
Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken zal gedurende een periode van 6 weken ter inzage liggen. Gedurende deze periode is het voor eenieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. De zienswijzen worden behandeld in deze paragraaf.
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor een ieder, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het plan treedt in werking direct na de beroepstermijn, mits tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend.