direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Julianahof
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van het perceel gelegen aan de Albertus van Velsenstraat in Noordwijk is een voormalig tuinbouwbedrijf gevestigd. Het voornemen bestaat uit de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing inclusief de kassen. Daarvoor in de plaats worden 15 woningen gerealiseerd. Dit plan wordt ook wel 'Julianahof' genoemd, zie ook paragraaf 2.2.

Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Noordwijk Binnen' ligt op de betreffende locatie al de bestemming Wonen, echter zijn voor het gebied geen bouwvlakken toegekend waardoor de bouw van woningen niet mogelijk is. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien. In dit geval is er gekozen voor het opstellen van een nieuw (project)bestemmingsplan (zie ook paragraaf 1.3).

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft de locatie gelegen aan de Albertus van Velsenstraat te Noordwijk. Het gebied wordt omsloten door de bebouwing van de Pickéstraat, de Ruijgenhoeck, het Kerkhofpad en de Bronckhorststraat. De locatie van het plangebied kenmerkt zich door een gebied waar inmiddels vooral wordt gewoond. Daarnaast zijn in de omgeving enkele (zorg)functies aanwezig. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 Locatie plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Noordwijk Binnen", dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Noordwijk op 27 juni 2013. Het bestemmingsplan is op 13 augustus 2014 geheel onherroepelijk geworden. Het plangebied kent volgens het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' en een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1'. Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor wonen, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, tuinen en erven, parkeervoorzieningen en bij de bestemming behorende voorzieningen als groen, water en paden. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De gronden met de dubbelbesteming "Waarde-Archeologie 1" zijn, behalve voor het wonen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische 'waarden. Daarnaast vigeert ter plaatse ook het bestemmingsplan "Paraplu Bestemmingsplan Parkeren", vastgesteld door de gemeenteraad van Noordwijk op 15 maart 2018. In dit plan is het gemeentelijk parkeerbeleid opgenomen en zijn de bijbehorende parkeernormen juridisch verankerd. Nieuwe ontwikkelingen dienen hieraan te voldoen. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Ter plaatse van het plangebied is geen bouwvlak aanwezig, waardoor bouwen niet is toegestaan. De beoogde ontwikkeling past daarom ook niet binnen het vigerende bestemmingsplan, daarom is een nieuw (project)bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan "Noordwijk Binnen" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Na hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt getoetst aan verschillende omgevingsaspecten. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Van oudsher was op de locatie een tuinbouwbedrijf gevestigd. Dit is nog terug te zien aan de aanwezige kassen en bedrijfsbebouwing. Het plangebied betreft de locatie gelegen aan de Albertus van Velsenstraat te Noordwijk in de provincie Zuid-Holland. Het gebied wordt omsloten door de bebouwing van de Pickéstraat, de Ruijgenhoeck, het Kerkhofpad en de Bronckhorststraat. De locatie van het plangebied kenmerkt zich door een gebied waar inmiddels vooral wordt gewoond.

Ter plaatse is de voormalige bedrijfsbebouwing van het tuinbouwbedrijf nog aanwezig. Het tuinbouwbedrijf heeft jarenlang nog goed kunnen functioneren op deze locatie. Nu het bedrijf beëindigd is, is het gebruik van het gebied momenteel niet optimaal. Vanaf 2012 is begonnen met de herinvulling van omliggende terreinen door bijvoorbeeld een sociaal-maatschappelijke voorziening te realiseren. De Albertus van Velsenstraat is in die periode aangelegd en ontsluit het gebied vanaf de Bronckhorststraat. Met de herinvulling van het gebied door het toevoegen van een sociaal-maatschappelijke voorziening en sanering van een deel van de kassen en de bedrijfsbebouwing is een begin gemaakt met het inpassen van dit gebied in de (woon)omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied (Bron: Arcgis)

2.2 Voorgenomen initiatief

Het voornemen bestaat uit de sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing inclusief de kassen en bestaande schuur. Daarvoor in de plaats worden 15 woningen gerealiseerd. Dit plan wordt 'Julianahof' genoemd.

Het huidige programma bestaat uit de realisatie van 10 sociale huurwoningen, 3 geschakelde woningen en 2 twee-onder-eenkapwoningen. De (sociale) huurwoningen worden als rug-aan-rugwoningen gebouwd. Stedenbouwkundig wordt aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur en hoogte. De twee-onder-eenkapwoningen en de geschakelde vrijstaande woningen krijgen twee bouwlagen met kap en worden gerealiseerd met een tuin. In figuur 2.2 is de boogde situatie weergegeven en in figuren 2.3 en 2.4 zijn 3D impressies opgenomen.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0004.png"

Figuur 2.2 Situatietekening beoogd plangebied (Bron: INENI Architectuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressie vrijstaande woningen Julianahof (bron: INENI Architectuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0006.png"

Figuur 2.4 Impressie rug-aan-rugwoningen Julianahof (bron: INENI Architectuur)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk is uiteengezet of het plan in overeenstemming is met dit ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang worden bekeken. De opgaven grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.
    Hierbij is Nederland opgedeeld in verschillende gebieden. Het plangebied is gelegen in het landsdeel Zuidwest (Zuid-Holland en Zeeland). Dit bestaat uit de hoogdynamische Zuidvleugel en een laagdynamische Groene Hart en Zuidwestelijke Delta. Het landsdeel wordt gekarakteriseerd door een internationaal transportknooppunt, met goederenstromen vanuit de havens en industrieclusters van Rotterdam en de North Sea Port en producten vanuit de land- en tuinbouw die de hele wereld over gaan. Karakteristieke landschappen van internationaal belang zoals de Zuidwestelijke Delta en het Groene Hart. Waterrijke landschappen waar productie voor de wereldmarkt, hoge natuurlijke en recreatieve waarden en cultuurhistorische iconen samengaan. Een hoogdynamisch stedelijk gebied in de Zuidvleugel dat zich ontwikkelt rond de kennisas en anderzijds een geheel eigen hoogwaardige vorm van stedelijkheid in de Delta. De grensoverschrijdende samenhang met Vlaanderen is van groot belang.

  • 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Toetsing

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt zoals opgenomen in de NOVI.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridisch bindende vertaling van de Omgevingsvisie naar lagere overheden. Onder de vlag van de Omgevingswet wordt dit Besluit vervangen door zogenoemde instructieregels, maar vooralsnog geldt het Barro.

Hiermee wordt de visie, waarmee op Rijksniveau een toekomstperspectief wordt geschetst, vertaald in bindende regels waar lagere overheden zich bij het opstellen en vergunnen van plannen aan te houden hebben. Voorbeelden van zaken die geregeld zijn in het Barro zijn Rijksvaarwegen, hoofdwegen, het 380 kV-netwerk, buisleidingen en militaire objecten.

Toetsing

Bij de toetsing aan het Barro is de ligging van het plangebied het uitgangspunt. De zaken die in het Barro geregeld c.q. beschermd zijn, zijn namelijk veelal locatiegebonden. Uit de kaarten behorend bij het Barro, komen ter plaatse van het plangebied geen beschermde objecten of structuren naar voren.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is dit bestemmingsplan in lijn met het Barro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (2012, actualisering 2017)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Stedelijke ontwikkeling

Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat in dit geval 15 woningen mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging midden in Noordwijk-Binnen. Het gebied is volledig omsloten door bebouwd gebied.

Beschrijving behoefte

Uit de actuele provinciale woningbehoefteprognose (WBR 2023) blijkt dat de woningbehoefte in de regio Holland Rijnland groot is. In de periode 2023 tot en met 2032 is er een gewenste woningvoorraadtoename van 28.860 woningen.

Regionale Realisatieagenda Wonen - Regio Holland Rijnland (regionale woondeal)

Op 14 maart 2023 ondertekenden bestuurders uit Zuid-Holland en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de regionale realisatieagenda's, of regionale woondeals. Zo ook voor de regio Holland Rijnland, waar de ambitie is om 30.500 woningen toe te voegen tot 2030, waarvan tweederde in het betaalbare segment. Uit het regionale programma blijkt dat er slechts harde plancapaciteit is voor 19.445 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0007.png"

Figuur 3.1 Woningbouwprogramma regio Holland-Rijnland 2022 (Bron: Realisatieagenda)

Gemeente Noordwijk werkt met netwerkpartijen samen om lokaal maatwerk te bieden en om de woningvoorraad uit te breiden. De gemeente zet zich er voor in om jaarlijks 190 woningen tot te voegen (+2080 woningen in 2030). Met name voor die woningzoekenden die zitten te springen om een woning. Twee belangrijke documenten wijzen de weg: de Woonvisie Noordwijk 2020-2030 (zie paragraaf 3.4.3) en de Prestatieafspraken 2022-2025 (zie paragraaf 3.4.4). Gemeente Noordwijk zet in op voldoende en betaalbare woningen. Voor de periode 2021 tot en met 2030 zijn er op dit moment (april 2023) woningbouwplannen voor ruim 4.000 woningen.

De gemeente werkt per project met een verdeling van woningen op basis van betaalbaarheid. Deze is vastgelegd in de Woonvisie Noordwijk 2020-2030. Het gaat om sociale huur, middenhuur en middenkoop. De gemeente wil zo stappen kunnen maken en het bouwen van betaalbare woningen bevorderen. Voor elk nieuw woningbouwplan van 3 woningen en meer geldt:

  • Minimaal 30% sociale huur tot € 808,06 (prijspeil 2023).
  • Minimaal 15% middenhuur van € 808,06 tot € 1.000, – op basis van de nieuwe Regionale woonagenda en nieuwe Rijkswetgeving en de Doelgroepenverordening Noordwijk 2022.
  • Minimaal 25% middenkoop vastgesteld op de NHG grens tot € 355.000,- (prijspeil 2022 aangehouden op basis van regionale woonvisie en rijksbeleid) en € 376.300,- inclusief energiebesparende maatregelen (prijspeil 2022).


Daarmee zet gemeente Noordwijk in op 70% betaalbare woningen bij nieuwbouw. Deze 70% is een fors deel van elk project en betekent dat met 30% duurdere woningen een groot deel van de realisatiekosten gedekt moet worden.

In dit project zijn al eerder afspraken gemaakt over de segmentering. Er wordt vooralsnog uitgegaan van 10 sociale huurwoningen (66,7%) en vijf woningen in het middeldure/dure segment, waarmee het project haalbaar wordt.

Conclusie

Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat met deze ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Het binnenstedelijk toevoegen van woningen, waarvan een groot deel betaalbaar, voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerd april 2023)

De omgevingsvisie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer, energie, landschap en bodem en water.

Zuid-Holland staat voor de opgave om de komende jaren een fors aantal woningen te realiseren en om de woningvoorraad te verduurzamen. Opgaven die in Zuid-Holland om ingrijpende keuzes vragen. Daarvoor zijn sturende ruimtelijke concepten nodig. De uitdaging is om de stap te maken naar een gezonde, sociale en duurzame samenleving. De metropolitane ontwikkeling moet op die manier vorm krijgen. Om die vitale samenleving te realiseren is meer nodig dan woningbouw alleen. Het economisch potentieel kan beter benut worden door de steden met hun afzonderlijke kwaliteiten te verbinden tot één metropool. Het leef- en vestigingsklimaat daarin kan versterkt worden door stad en land goed te verbinden, door ruimte te bieden voor groen en water in de stad, door een evenwichtige woningvoorraad en passende werklocaties. De vitaliteit van de stad is ook gebaat bij cultuur, kenniscentra en aantrekkelijke binnensteden.

Opgaven omgevingskwaliteit

Voor het realiseren van de maatschappelijke belangen werkt de provincie vanuit de zes vernieuwingsambities en vanuit opgaven in het gebied. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die van provinciaal belang worden geacht. Ten aanzien van wonen heeft de provincie de opgaven 'Wonen' en 'Ruimte en verstedelijking' opgesteld. Onderstaande beleidskeuzes zijn relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verstedelijking en wonen

De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vragen om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen. De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt. In paragraaf 4.5 wordt hierop nader ingegaan.

Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de rijksladder. Uitgangspunt van de ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.

Risico's van klimaatverandering

De provincie Zuid-Holland streeft naar een klimaatbestendig en waterrobuuste provincie in 2050. De provincie wil dan voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering in de vorm van wateroverlast door overvloedige neerslag, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Daarnaast voert de provincie actief beleid om de maatschappelijke kosten van bodemdaling zoveel mogelijk te beperken. Dit heeft direct gevolgen voor locatiekeuze, ontwerp en inrichting van openbare ruimte en gebouwde omgeving. In de omgevingsvisie is vastgelegd dat de provincie ernaar streeft om bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen betrokken partijen de uitkomsten uit de klimaatstresstesten expliciet mee te laten wegen bij de locatiekeuze en inrichting van het gebied. Dit geldt voor alle risico's die gepaard gaan met klimaatverandering (in ieder geval wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte, en droogte). Deze risico's hebben naast lokale ook regionale aspecten.

Toetsing aan de Omgevingsvisie Zuid-Holland

Voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van 15 woningen in bestaand stads- en dorpsgebied. Het plan voorziet in de herontwikkeling van dit bestaande bebouwde gebied. In paragraaf 4 wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Daaruit blijkt dat er behoefte is en dat de voorgenomen ontwikkeling passend is. Tevens wordt in de ontwikkeling rekening gehouden met voldoende groen en parkeerplaatsen. De ruimtevraag voldoet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan lucht, geluid, externe veiligheid, bodem en klimaatverandering (zie hiervoor ook hoofdstuk 4).

3.3.2 Omgevingsverordening Zuid Holland (geconsolideerde versie april 2023)

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
  • 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
  • 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
  • 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
    • a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
    • b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
  • 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en houdt rekening met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, zodanig dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
    • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
    • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.

Leden 6 tot en met 12 zijn voor deze locatie niet van toepassing.

Toetsing

Relevante richtpunten voor deze locatie zijn:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van het dorpsgebied.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.

Gelet op het karakter van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan in dit geval worden gesproken van inpassen. De herontwikkeling van een binnenterrein past binnen de beleidskeuze voor stedelijk gebied. Op een ingetogen wijze is gezocht naar een verankering met de bestaande structuur. Omliggende stedenbouwkundige patronen worden hierbij gerespecteerd. Door nieuwe doorsteekjes en (groene) plekken te maken past dit bij dit deel van Noordwijk.

De nieuwe woningen worden langs de Ruijgenhoek geplaatst. De overige woningen zijn te bereiken via een hof. Met het ontwerp wordt stedenbouwkundig aansluiting gezocht bij de omliggende bebouwing. Cultuurhistorische waardevolle gebouwen langs de Pickestraat, de Bronckhorststraat en de het Kerkhofpad worden gerespecteerd.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • b. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
  • 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van een regionaal woningbouwprogramma aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen, mits het regionaal woningbouwprogramma past in de regionale woonvisie en de regionale woonvisie een uitwerking bevat van de in de provinciale omgevingsvisie genoemde doelstellingen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie en het regionale woningbouwprogramma bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 6.10b Parkeernorm sociale huur

  • 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe sociale huurwoningen hanteert een parkeernorm van maximaal 0,7 autoparkeerplaats per sociale huurwoning.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere parkeernorm worden gehanteerd, als de gemeente op de lokale situatie afgestemde regels of beleid voor parkeren heeft vastgesteld.

Artikel 6.10d Bereikbaarheid

Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.

Artikel 6.10f Functiemenging

Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.

Artikel 6.10h Kansen voor biodiversiteit

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, betrekt daarbij de mogelijkheden voor het bevorderen van de biologische diversiteit.

Toetsing

Voor de beschrijving van de behoefte (zie figuur 3.1) wordt verwezen naar de toetsing aan het rijksbeleid (paragraaf 3.2.3). De ontwikkeling is voorzien op een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft een binnenterrein dat wordt ingevuld met woningen. In dit geval is er gelet op de grote woningbehoefte en de ligging op een binnenterrein in een woonwijk voor gekozen het plangebied zo optimaal mogelijk te benutten, waarbij passende woningen worden gerealiseerd die aansluiten op de bestaande woningen. De woningbouwopgave is in regionaal verband afgestemd. De groene reststukken in het plangebied zullen ruimte maken voor tuinen behorend bij de woningen. Door te stimuleren dat de tuinen zoveel mogelijk groen wordt aangelegd en niet betegeld kan de biodiversiteit ten opzichte van de huidige situatie worden bevorderd. Wat betreft parkeren heeft de gemeente eigen parkeernormen. Dit onderdeel is getoetst in paragraaf 4.2. Voor de gevolgen voor bereikbaarheid van het plangebied kan op deze plaats eveneens worden verwezen naar paragraaf 4.2 Verkeer en parkeren. Het plan vormt geen belemmering voor de bereikbaarheid.

Artikel 6.27a risico’s van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:

  • a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
  • b. overstroming;
  • c. hitte;
  • d. droogte;

alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.

Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.

Toetsing

Er dient nog een uitgebreide klimaattoets te worden opgesteld, omdat dit gebied een probleem kent wat betreft wateroverlast. Het gebied ligt namelijk lager en kent daardoor op dit moment al veel wateroverlast. Hiertoe is een advies opgesteld (zie bijlage 1). Uit de klimaattoets komen mogelijk nog extra maatregelen. Afhankelijk van de aard van de maatregelen zullen (privaatrechtelijke) afspraken worden gemaakt dan wel extra borging in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Voor het onderdeel water wordt op deze plaats verwezen naar paragraaf 4.6. Door de aanleg van niet verharde tuinen te bevorderen zal er aan bijdragen dat overvloedige neerslag kan worden opgevangen in de aarde. Het 'groene' tuinoppervlak kan tevens in tijden van hitte voor verkoeling zorgen waarmee de buitentemperatuur in het plangebied zal dalen.

3.3.3 Woonagenda en Huisvestingsverordening Holland Rijnland

De regio Holland Rijnland zet stappen om de problemen op de woningmarkt op te lossen. De woningmarkt kenmerkt zich de afgelopen jaren door grote tekorten, hoge koopprijzen en lange wachttijden voor sociale huurwoningen. Steeds meer mensen hebben moeite bij het vinden van een passende woning. Hierbij spelen ook veranderende woonbehoeften een belangrijke rol. Met de Regionale Woonagenda 2023 en de Huisvestingsverordening 2024 probeert Holland Rijnland die tendensen om te buigen. De Regionale Woonagenda 2023 en Huisvestingsverordening 2024 zijn op 28 juni 2023 door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld.

Regionale woonagenda 2023

De Regionale Woonagenda beschrijft de afspraken over woningbouw in de regio. Die afspraken gaan over het aantal te bouwen woningen, waar deze moeten komen, wat voor soort woningen het zijn en voor wie. De dertien gemeenten in Holland Rijnland maken zich sterk om tot en met 2030 maar liefst 30.500 nieuwe woningen te bouwen, waarvan 30% een sociale huurwoning is en 35% een middeldure huurwoning of een betaalbare koopwoning. De nieuwbouw moet aansluiten bij de woonbehoeften. Uitgangspunten zijn:

  • het verbeteren van de doorstroom;
  • het versnellen van de woningbouw;
  • het realiseren van betaalbare woningen, en
  • het geven van ruimte aan aandachtsgroepen, dat zijn mensen met specifieke zorg- en ondersteuningsbehoeften.

Alle gemeenten leveren hieraan een bijdrage. De afspraken in de Woonagenda vormen de kaders waarbinnen gemeenten hun eigen ruimtelijke projecten kunnen realiseren. Noordwijk valt onder de subregio Noord samen met Lisse, Hillegom en Teylingen. Deze subregio heeft een woningbehoefte van 6.500 tot 7.500 woningen tot 2030. Waarbij door het vaststellen van de agenda extra aandacht is voor betaalbaar, middelduur en aandachtsgroepen.

Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2024

De Huisvestingsverordening omvat afspraken over woonruimteverdeling in de regio. De verordening bepaalt onder andere hoeveel woningen beschikbaar komen voor aandachtsgroepen, maar zorgt er ook voor dat dat er genoeg woningen beschikbaar blijven voor reguliere woningzoekenden. Door ontwikkelingen op de woningmarkt en veranderende woonbehoeften was het nodig de Huisvestingsverordening te herijken. Een belangrijk doel van de vernieuwde verordening is het bevorderen van de doorstroom. Dit wordt onder meer gerealiseerd doordat mensen die willen verhuizen naar een andere sociale huurwoning een deel van hun woonduur mogen meenemen.

Toetsing

Het binnenstedelijk toevoegen van woningen, waarvan een groot deel betaalbaar, sluit goed aan bij de uitgangspunten van de regionale woonagenda en de Huisvestingsverordening Holland Rijnland. Het is niet praktisch om alle regels uit de nieuwe huisvestingsverordening van toepassing te verklaren want deze ontwikkeling loopt al enige jaren. Het regionale beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie 1.0 Samen maken we de toekomst voor Noordwijk! (2022)

De gemeente Noordwijk heeft in 2022 de Omgevingsvisie 1.0 vastgesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan een Omgevingsvisie 2.0. De Omgevingsvisie komt voort uit de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingsvisie is een complete visie op de leefomgeving, voor de lange termijn en voor de hele gemeente Noordwijk. De Omgevingsvisie komt in de plaats van de huidige gemeentelijke structuurvisies, verkeers-en vervoerplannen, delen van de natuurvisie en milieubeleidsplannen.

Deze Omgevingsvisie is aan de ene kant een uitnodiging aan alle inwoners van de gemeente om met ideeën en initiatieven te komen. Aan de andere kant is het een afwegingskader dat het college en de raad zullen gebruiken om alle ingediende initiatieven aan te toetsen. Het uitgangspunt van deze Omgevingsvisie is dat alle initiatieven binnen de gemeente Noordwijk worden getoetst aan een gebiedsgericht afwegingskader (hoofdstuk 3), aansluiten op de identiteit (hoofdstuk 4) en bijdragen aan de gewenste koers (hoofdstuk 5).

Voor wat betreft de Omgevingsvisie 1.0 geldt dat het plangebied valt binnen het gebiedsindeling Noordwijk Binnen. Hier bouwt de gemeente vooral onder andere voort op cultuurhistorie en een groene omgeving die wonen en leven prettig maakt, veelzijdigheid en verstedelijking. Met de herontwikkeling van het plangebied tot woongebied, draagt dit plan bij aan verstedelijking van (onbebouwde) locaties in Noordwijk Binnen.

3.4.2 Omgevingsvisie Noordwijk 2030 (2018)

In de omgevingsvisie is aangegeven hoe Noordwijk zich verder moet ontwikkelen richting 2030. In een grondig maatschappelijk debat werd dat bepaald. De uitkomst ervan is uiteindelijk vervat in het wenkend perspectief: Noordwijk Energieke 7-sterren kustplaats.

De Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is met name een uitnodiging aan inwoners, ondernemers en organisaties om vooral zelf vorm te geven aan de toekomst, daarin geleid door de 7 sterren, die stuk voor stuk gezien kunnen worden als belangrijke stippen op de horizon voor initiatiefnemers en plannenmakers. Daarnaast legt de visie de verbinding met de praktijk met concrete plannen die in co-creatie tot stand zijn gekomen.

Als een groene draad loopt duurzaamheid door de visie heen. Bij elke ster staan richtinggevende thema's benoemd. Want Noordwijk moet duurzamer. Geheel in lijn met de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 gaat de gemeente verplichtingen aan gericht op de rollout van duurzaamheidsprogramma's die bijdragen aan energietransitie, verduurzaming en energiebesparing.

Daarnaast besteed de visie expliciet aandacht aan 'vergroening'. Het groen versterkt ook de ecologische kwaliteit van Noordwijk. De biodiversiteit is in de afgelopen decennia afgenomen. Om deze trend te keren gaat Noordwijk de natuur in de buitengebieden versterken, maar ook de mogelijkheden benutten die de groenvoorziening in de bebouwde omgeving biedt. Natuur en groen zijn nadrukkelijk met elkaar verbonden. Het groen in de openbare ruimte versterkt de natuur, en een rijke natuur en mooi landschap dragen bij aan een groene leefomgeving.

De aanleg van groen hoeft niet beperkt te blijven tot de openbare ruimte. Groen bij woningen, groene schoolpleinen, groen bij bedrijven en stadslandbouw dragen bij aan een aantrekkelijke leefomgeving en ondersteunen het omliggende Natuurnetwerk.

Groen kan het imago van Noordwijk versterken. Met het leveren van extra inspanningen voor groen kunnen economische structuren versterkt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0008.png"

Figuur 3.2 Uitsnede visiekaart (bron: gemeente Noordwijk)

Voor een aantal binnengebieden in Noordwijk Binnen zijn ideeën en plannen voor herontwikkeling: Losplaatsweg, terrein Van Eeden/ Buijze Pers en het terrein Pickéstraat-Ruijgenhoek-Kerkhofpad.

Nieuwe bebouwing moet aansluiten bij de maat en schaal van de aangrenzende bebouwing. Het is ook mogelijk om deze projecten een eigen karakter mee te geven, bijvoorbeeld in de vorm van hofjes, een landgoed, ouderenwoningen of kleinschalige dienstverlening. Daarbij wordt bijzondere aandacht gevraagd voor groen, cultuurhistorie en parkeren.

Beleidsaccenten voor duurzame gebiedsontwikkelingen:

  • Energiebesparing en duurzame energievoorziening.
  • Verbetering verblijfsklimaat voor de voetganger.
  • Stimulering fietsgebruik en duurzame mobiliteit (waaronder collectief vervoer, elektrisch rijden/infrastructuur oplaadpunten).
  • Hoge kwaliteit openbare ruimte.
  • Bij herontwikkelingslocaties aandacht voor groen, cultuurhistorie en parkeren.
  • Daar waar milieutechnisch mogelijk, meer kansen benutten voor functiemenging van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving.
  • Dichter bij elkaar brengen van wonen en werken, met minder vervoersbewegingen.

Toetsing

Het plangebied is specifiek aangemerkt als herontwikkelingslocatie in Noordwijk Binnen. In het bouwplan zijn bovenstaande beleidsaccenten meegenomen.

3.4.3 Woonvisie 2020-2030

De gemeenteraad heeft op 26 januari 2021 de woonvisie ‘Alle zeilen bij voor voldoende en juiste woningen’ vastgesteld. In de woonvisie staan twee prioriteiten voorop: zorg voor het toevoegen van voldoende woningen in de gemeente Noordwijk én zorg voor de juiste woningen in het bijzonder voor mensen die zonder onze aandacht geen huis kunnen krijgen. Daarnaast wordt ingezet op prettig zelfstandig thuis wonen en verduurzaming. De Woonvisie kent dan ook 4 belangrijke opgaven:

Volle inzet voor meer nieuwbouw

In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om volop op de bouw van voldoende woningen voor minimaal de lokale woningbehoefte in te zetten, te zoeken naar meer bouwmogelijkheden én om de druk op de woningmarkt te verlichten het toevoegen van tijdelijke woningen.


Juiste woningen toevoegen

In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om te zorgen dat groepen die nu moeilijk aan bod komen in Noordwijk extra huisvestingsmogelijkheden krijgen én om actief te sturen op meer passend woningaanbod voor lage en middeninkomens: en dan in het bijzonder jongeren en jonge gezinnen.


Mogelijkheden voor prettig thuis wonen

In de woonvisie worden maatregelen voorgesteld om ouderen en andere mensen met een ondersteuningsbehoefte of zorgvraag passende huisvesting te kunnen bieden én voor leefbare buurten met een sluitende woonzorginfrastructuur in onze kernen, waardoor mensen langer thuis kunnen wonen.


Op naar een klimaatneutraal Noordwijk

De gemeente wil in 2050 klimaatneutraal zijn. Hieraan levert een energiezuinige woningvoorraad een belangrijke bijdrage. Daarom worden in de woonvisie maatregelen voorgesteld om de energetische verbeteringen van bestaande huur- en koopwoningen te bevorderen én een klimaatbestendige woonomgeving. De maatregelen, prioriteitsstelling en actiehouders zijn gevat in een bijhorend uitvoeringsprogramma.

Toetsing

Met dit plan worden woningen toegevoegd, waarvan een fors deel betaalbaar. Dit geeft invulling aan de beleidsambities van de woonvisie.

3.4.4 Meerjaren Prestatieafspraken 2022-2025

De volkshuisvestingspartners in de gemeente Noordwijk werken op gelijkwaardige basis aan een gezamenlijke, integrale set prestatieafspraken, aansluitend bij de bedoeling van de Woningwet 2015. De ervaring is dat de volkshuisvestingsaanpak zich uitstrekt over meerdere jaren, en dat prestatieafspraken hierbij aan zouden moeten sluiten. Het zorgt ervoor dat we niet bezig zijn met jaarlijks nieuwe afspraken maken, maar dat de aandacht kan verschuiven naar de realisatie van de afspraken. Daarom maken de volkshuisvestingspartners in Noordwijk meerjarenafspraken, onder meer over de realisatie van voldoende sociale huurwoningen.

Toetsing

Julianahof is in de planning opgenomen met meer dan voldoende sociale huurwoningen.

3.4.5 Verordening Bestemmingsreserve ter bevordering van sociale huurwoningen te Noordwijk 2022

De doelstelling van de verordening is om de 70% segmentering uit de woonvisie bij nieuwe woningbouwplannen te realiseren. Dit betekent dat bij nieuwe bouwprojecten van drie woningen of meer, die niet in het bestemmingsplan passen, minimaal 30% sociale huur, minimaal 15% middeldure huur en minimaal 25% middeldure koop gebouwd moet worden. Wordt deze segmentering bij uitzondering niet gehaald? Dan moet er een geldbedrag gestort worden in de Bestemmingsreserve. Het niet halen van de segmentering kan volgens de verordening alleen in uitzonderingsgevallen waarbij het nooit een financiële reden kan zijn. Worden er in een bouwproject meer dan 70% betaalbare woningen gebouwd? Dan kan er uit de Bestemmingsreserve geld beschikbaar gesteld worden om het project te realiseren. Een storting en een uitname uit de Bestemmingsreserve zijn vastgestelde bedragen per woning en wordt altijd met een raadsbesluit vastgesteld.

Toetsing

Conform het huidige programma is de verdeling van het plan als volgt:

66,67% betreft sociale huur;

33,33% betreft vrije sector.

Alhoewel dit niet volledig voldoet aan de gewenste segmentering, 70/30 zoals opgenomen in de Woonvisie, vinden de ontwikkelende partijen en de gemeente de ontwikkeling van sociale huurwoningen in Noordwijk-Binnen van toegevoegde waarde. Gebleken is dat de gemeente Noordwijk aan de onderkant zit in de regio qua aandeel sociale huurwoningen en dat de druk hoog is. Door juist meer van dit type toe te voegen, kan hier een substantiële bijdrage aan worden geleverd.

Over de bestemmingsreserve sociale huur is een bijdrage op basis van eerdere raadsbesluiten toegezegd op basis van het vorige plan. Vooralsnog zijn de eerdere raadsbesluiten ook van toepassing op het huidige plan en dat de bijdrage uit de Bestemmingsreserve voor extra sociale huurwoningen op basis van de segmentering, bepaald is. Hierover moet nog een raadsbesluit worden genomen.

3.4.6 Verordening doelgroepen woningbouw Noordwijk 2022

De doelgroepenverordening biedt een wettelijke basis om uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid in nieuwe bestemmingsplannen en exploitatieplanen af te dwingen en hiermee de sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middeldure huurwoningen aan preferente doelgroepen te kunnen toewijzen.

Toetsing

De sociale huurwoningen vallen onder dit toewijzingsbeleid.

3.4.7 Nota Parkeernormen 2020

De Nota Parkeernormen 2020 vervangt de Nota Parkeren en Stallen uit 2013 van de gemeente Noordwijk en de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente Noordwijkerhout. Hierin zijn de parkeernormen opgenomen waar ontwikkelingen aan dienen te voldoen. In beginsel dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.

Toetsing

Voor nieuwbouw dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. Aangezien hier sprake is van herontwikkeling, is voor de beoogde ontwikkeling een parkeerbalans opgesteld. In paragraaf 4.2 wordt dit nader toegelicht.

3.4.8 Welstandsnota (2019)

In de welstandsnota wordt aangegeven welke criteria voor een bouwwerk van toepassing zijn; criteria voor veelvoorkomende kleine bouwwerken, criteria voor specifieke bouwwerken of gebiedsgerichte criteria.

Toetsing

Het plangebied is op de kaart behorend bij de welstandsnota aangewezen als gebied nummer 9, zie figuur 3.5. Voor dergelijke locaties geldt dat een goede inpassing in het landschap van belang is. Gezien de aanwezige kwaliteiten en de kwetsbaarheid door hoge dynamiek kent dit gebied een bijzonder welstandsniveau. Daarbij moet het kleinschalige, gevarieerde en compacte karakter behouden blijven. Op de binnenterreinen zijn de meeste bedrijven uitgeplaatst, waarmee er ruimte is voor vernieuwing. Deze enigszins verscholen terreinen bieden ruimte aan groene hoven omzoomd door nieuwe bebouwing. Op de binnenterreinen is juist plaats voor een iets afwijkende architectuur en een eigen sfeer zolang dit vanaf de linten niet direct zichtbaar is. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de kleinschaligheid en kwetsbaarheid van nabij gelegen historische bebouwing. Dus de afwijking mag niet veel te afwijkend of dominant worden. Dat is in dit geval niet aan de orde.

Bouwplannen worden beoordeeld aan de hand van criteria die gelden ten aanzien van de ligging, massa en vorm, gevelkarakteristiek alsmede materiaal- en kleurgebruik. Bij het ontwerp van de woningen is aandacht aan al deze elementen besteed, zie ook paragraaf 2.2. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de uitgangspunten van de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0009.png"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart welstandsgebieden

Met de beoogde herontwikkeling wordt de uitstraling van het binnenterrein geoptimaliseerd. Dit gebeurt op een zodanige manier dat de bebouwing een eigentijdse uitstraling krijgt en tevens zoveel mogelijk aansluit bij de bij de maat en schaal van de aangrenzende bebouwing, zie ook paragraaf 2.2.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Het plangebied is gelegen aan de Albertus van Velsenstraat, die vanuit de Bronckhorststraat wordt doorgetrokken naar de Ruijgenhoeck. De Albertus van Velsenstraat wordt daarbij toegankelijk voor verkeer in twee richtingen en ingericht als woonerf. Via het Kerkhofpad en de Pickéstraat zijn via de omliggende éérichtingswegen de gebiedsontsluitingswegen te bereiken. Via de Beeklaan en N244 kan worden ontsloten op de N206. Het plangebied is te bereiken met Arriva buslijnen 20 (Noordwijk – Leiden Centraal) en 90 (Lisse – Den Haag Centraal). Buslijn 20 rijdt met een frequentie van vier keer per uur en buslijn 90 twee keer per uur. De bushalte Lijnbaanweg ligt op circa 400 meter loopafstand van het plangebied. De ontsluiting van het plangebied is goed.

Parkeren

De gemeente Noordwijk heeft het parkeerbeleid vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2020'. Op basis van de parkeernormen uit deze nota wordt de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bepaald. Voor Noordwijk wordt de stedelijkheidsgraad “matig stedelijk” gehanteerd. De ontwikkeling is gelegen in Noordwijk Binnen, dit valt binnen Zone A.

In het parkeerbeleid van de gemeente Noordwijk wordt gesteld dat bij het bepalen van de parkeerbehoefte van een functiewijziging de huidige parkeerbehoefte kan worden gesaldeerd. De huidige functie van het gebied bedraagt (aansluitend bij de functies in de parkeernota) een arbeidsextensief en bezoekersextensief bedrijf, met een oppervlakte van 665 m2. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zal de bestaande invulling van het plangebied worden gesloopt om plaats te maken voor de realisatie van 15 woningen (10 sociale huurwoningen en 5 niet-gestapelde woningen met een oppervlakte groter dan 150 m²). Aan de hand van de vigerende parkeernormen is in de tabel 4.1 de normatieve parkeerbehoefte berekend in de bestaande en beoogde situatie.

Tabel 4.1 de normatieve parkeerbehoefte in de bestaande en beoogde situatie.

Bestaande situatie  
Functie   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte (pp)  
Bedrijf arbeidsextensief/
bezoekersextensief  
665 m² (bvo)   0,65 per 100 m² bvo   4,3  
Beoogde ontwikkeling  
Functie   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte (pp)  
      Bewoners   Bezoekers   Totaal  
Woning, sociale huur/ goedkope huur   10 woningen   1,1 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   8   3   11  
Woning, niet-gestapeld, groter dan 150 m²   5 woningen   1,8 per woning (incl. 0,3 voor bezoekers)   7,5   1,5   9  
      15,5   4,5   20  

In de bestaande situatie heeft het plangebied een normatieve parkeerbehoefte van 4,3 parkeerplaatsen. De beoogde ontwikkeling heeft een parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen. Conform het gemeentelijke parkeernormenbeleid dient bij het toepassen van saldering de parkeerbehoefte in de oude en nieuwe situatie vergeleken te worden per dagdeel. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte per dagdeel is gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages afkomstig uit het gemeentelijke parkeernormenbeleid. In tabel 4.2 is de parkeerbehoefte per dagdeel berekend voor de bestaande en beoogde situatie.

Tabel 4.2 Parkeerbehoefte per dagdeel in de bestaande en beoogde situatie

Bestaand   Werkdag ochtend   Werkdag middag   Werkdag avond   Koop avond   Werkdag nacht   Zaterdag middag   Zaterdag avond   Zondag middag  
Kantoor/bedrijven   %   100%   100%   5%   5%   0%   0%   0%   0%  
  pp   4,3   4,3   0,2   0,2   0   0   0   0  
Beoogd   Werkdag ochtend   Werkdag middag   Werkdag avond   Koop avond   Werkdag nacht   Zaterdag middag   Zaterdag avond   Zondag middag  
Woningen bewoners   %   50%   50%   90%   80%   100%   60%   80%   70%  
  pp   7,8   7,8   14,0   12,4   15,5   9,3   12,4   10,9  
Woningen bezoekers   %   10%   20%   80%   70%   0%   60%   100%   70%  
  pp   0,5   0,9   3,6   3,2   0   2,7   4,5   3,2  
Totaal beoogd   8,2   8,7   17,6   15,6   15,5   12,0   16,9   14,0  
Parkeerbehoefte toekomstige situatie (beoogd - bestaand)   3,9   4,3   17,3   15,3   15,5   12,0   16,9   14,0  

Het maatgevende moment voor de beoogde ontwikkeling is de werkdag avond. Na toepassing van saldering bedraagt de parkeerbehoefte van het plangebied afgerond 17 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Hieraan wordt voldaan.

Verkeersafwikkeling

De ontwikkeling van de woningen zorgt voor veranderingen op het gebied van de verkeersgeneratie. Op basis van CROW kencijfers (publicatie 381; Toekomstbestendig parkeren) is de toekomstige verkeersgeneratie berekend. Hierbij is uitgegaan van dezelfde uitgangspunten als bij parkeren namelijk stedelijkheidsgraad “matig stedelijk”, de ligging “centrum” en de gemiddelde norm. Met behulp van de CROW kencijfers is de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde weekdag berekend. Echter is voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de verkeersgeneratie gedurende een gemiddelde werkdag maatgevend. Conform CROW publicatie 381 wordt voor het omrekenen van weekdag naar werkdag voor woonfuncties een omrekenfactor van 1,11 toegepast en voor werkfuncties een omrekenfactor van 1,33. In tabel 4.3 is de verkeersgeneratie van het plangebied berekend in de bestaande en toekomstige situatie.

Tabel 4.3 De verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling

Bestaande situatie  
Functie   Aantal   Kencijfer   Weekdag (mvt/etmaal)   Werkdag (mvt/etmaal)  
Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief   665 m² bvo   3,5 per 100 m² bvo   23,3   31,0  
Beoogde ontwikkeling  
Functie   Aantal   Kencijfer   Weekdag (mvt/etmaal)   Werkdag (mvt/etmaal)  
Huurhuis, sociale huur   10 woningen   4,3 per woning   43   47,7  
Koophuis, twee-onder-één-kap   5 woningen   7,3 per woning   36,5   40,5  
Totaal beoogde ontwikkeling       79,5   88,2  
Verkeerstoename toekomstige situatie (beoogd - bestaand)       56,2   57,3  

Ten opzichte van de bestaande situatie zorgt de beoogde ontwikkeling voor een verkeerstoename van 56 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar werkdagintensiteiten leidt de beoogde ontwikkeling tot een verkeerstoename van 57 mvt/etmaal. Deze toename is van dergelijke omvang dat deze op zal gaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De ontwikkeling zal niet zorgen voor problemen op het gebied van verkeersveiligheid.

Conclusie

Door de ontwikkeling van de woningen neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitende wegen in beperkte mate toe, maar zullen geen problemen ontstaan in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt opgevangen binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg. Verder heeft Goudappel nog een aanvullend onderzoek gedaan (bijlage 2). Hieruit blijkt eveneens dat dat sprake is van een verkeersveilige verkeersdruk en situatie.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.

In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de geluidbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.

Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.

Resultaten en toetsing

Ter plaatse van het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is indien deze binnen de geluidzone van een gezoneerde weg conform de Wgh liggen. De geplande woningen vallen binnen de geluidzone van de gezoneerde Lijnbaanweg – Gladiolusstraat. Er is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3.

De nieuwe woningen zijn getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder: de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de gezoneerde wegen en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor de 30 km/uur wegen zijn deze waarden als richtwaarden gehanteerd.

Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen niet wordt overschreden. Het laten vaststellen van hogere waarden is dan ook niet aan de orde. Als gevolg van het wegverkeer op de overige wegen wordt de richtwaarde van 48 dB eveneens niet overschreden. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat nader onderzoek ten aanzien van het bepalen van het binnenniveau niet noodzakelijk is.

Gezien de beperkte toename van de verkeersgeneratie neemt de verkeersomvang op omliggende wegen toe met minder dan 40%. Hierdoor is als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen sprake van een geluidtoename van meer dan 1 dB, wat voor het menselijk oor niet hoorbaar is. Ter plaatse van woningen gelegen aan omliggende wegen zijn geen nadelige geluidseffecten te verwachten.

Conclusie

Uit het onderzoek volgt dat de met de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de geldende normen uit de Wet geluidhinder. Daarnaast is de geluidsituatie acceptabel vanuit een goede ruimtelijke ordening; er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Er is vanuit het oogpunt van geluid dan ook geen belemmering om het plan te realiseren.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies , wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen aanwezig en kan gezien worden als een rustige woonwijk. Ten oosten van het plangebied is een gebied met een maatschappelijke functie met de aanduiding zorgwoning. Hier staan drie zorgwoningen en voor de dagbestedingen zijn vijf groepsruimten en een kantineruimte aanwezig. Omdat de zorgwoningen vergelijkbaar zijn met woningen, wordt vanuit deze functie geen hinder verwacht. De dagbesteding kan het best geclassificeerd worden als 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter. De afstand tot het maatschappelijk gebied is 6,8 meter tot de gevel van de beoogde rug-aan-rugwoningen.. Dit voldoet niet aan de richtafstand van 10 meter. Op basis van BAG-viewer wordt het meest nabijgelegen deel van de maatschappelijk functie gevormd door woonfuncties (dit betreft Albertus van Velsenstraat 4 tot en met 8). De gezondheidszorgfunctie (met atelier en winkel) zit op Albertus van Velsenstraat 2 en dit is op circa 25 meter van de plangrens. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand en zodoende is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, zie tabel 4.4.

Tabel 4.4 Overzicht milieurelevante bedrijven in straal van 100 m rondom plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0010.png"

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Tabel 4.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied worden maximaal 15 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit 2022 (https://www.cimlk.nl/kaart) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Beeklaan. Uit het CIMLK blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat

4.6 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg, overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap Rijnland nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Voor de planperiode 2022-2028 zal het Waterbeheerprogramma (WBP6) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar visie is voor de komende planperiode en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De visie van het hoogheemraadschap kan samengevat worden in: water wijst de weg. Het beheergebied van Rijnland en het watersysteem moeten veerkrachtiger en flexiber worden, er is een noodzaak om water meer leidend te maken in de ruimtelijke inrichting. Belangrijk is om te blijven investeren in waterbeheer. Het werken aan oplossingen om de leefomgeving toekomstbestendig te maken doet het hoogheemraadschap niet alleen, maar in samenwerking met andere partijen zoals het Rijk, provincies en gemeenten. Er zijn vijf maatschappelijke opgaves geformuleerd:

  • bijdragen aan klimaatbestendige woningbouw
  • tegengaan van bodemdaling
  • versterking van de biodiversiteit
  • energieneutraal werken
  • Nederland circulair in 2050.

De thema's voor de strategische doelen bestaan uit waterveiligheid, voldoende water, schoon water, waterketen, Rijnland duurzaam en Rijnland klimaatadaptief. In het waterbeheerprogramma is beschreven hoe het hoogheemraadschap de gestelde taken wilt bereiken en hoe ze denken dat te gaan doen. Het Waterbeheerprogramma (WBP6) 2022-2028 van Rijnland is te vinden op de website: www.bp6rijnland.nl.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als hoogheemraadschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 13 mei 2020 heeft Rijnland een nieuwe Keur.

Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.

  • De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico.
  • In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
  • In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico.

De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels-op-een-rij/keur-en-uitvoeringsregels.

Riolering en afkoppelen

Voor het plan is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

Onderzoek

Huidige situatie

De locatie werd voorheen gebruikt door een tuinbouwbedrijf. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd maar de bedrijfsbebouwing is nog aanwezig. Het plangebied is grotendeels verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Noordwijk ligt is de bodem en grondwatertrap van het plangebied niet gekarteerd.

Waterkwantiteit

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde situatie betreft 15 woningen met bijbehorende voorzieningen.

Waterkwantiteit

Bij een toename verhard oppervlak van 500 m² of meer geldt een compensatie eis vanuit het Hoogheemraadschap. In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard op een stuk grasveld na. Er is met de ontwikkeling geen sprake van een toename in verharding van meer dan 500 m2. Watercompensatie is voor dit plan dan ook niet vereist.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor de realisatie van de nieuwe woningen is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.7 Ecologie

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk project dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit plan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) en,
  • Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden  beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.

In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.2). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het NNN, een weidevogelgebied of van een strategisch gereserveerd natuurgebied van de provincie Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Coepelduynen, ligt op een afstand van circa 650 meter. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 500 meter (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0011.png"

Figuur 4.1 Plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden. Bron: AERIUS Calculator

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0012.png"

Figuur 4.2 Plangebied (rode cirkel) t.o.v NNN. Bron: Provincie Zuid-Holland

De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 15 woningen. Gezien de afstand en ligging in stedelijk gebied zijn effecten als vernietiging/areaalverlies, versnippering verandering van de waterhuishouding of verstoring op voorhand uit te sluiten. Het enige mogelijk relevante ecologische effect betreft vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie. Om de toename van de depositie op de Natura 2000 gebieden te bepalen is met het programma AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wnb. Uit de berekening blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan de drempelwaarde van 0,00 mol N/ha/jr. Het plan is daarom in het kader van de Wnb uitvoerbaar.

In bijlage 4 wordt de Aerius berekening verder toegelicht. in bijlagen 5, 6 en 7 zijn de berekeningen opgenomen.

Soortenbescherming

Om de ecologische gevolgen van de beoogde ontwikkeling in kaart te brengen is een quick scan flora- en fauna uitgevoerd door ecologisch ondezoeks- en adviesbureau Van der Goes & Groot (juli 2023). De quickscan is toegevoegd in bijlage 8. Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied mogelijk broedvogels, de huismuis en vleermuizen aanwezig zijn. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de ontwikkeling kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Verder worden er de volgende zorgplichtmaatregelen meegenomen:

  • (niet-jaarrond beschermde nesten) Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden, dus niet van grofweg 15 maart tot 15 juli. Deze periode is afhankelijk van bijvoorbeeld het weer en de aanwezige soorten. Als onverhoopt buiten deze periode broedende vogels aanwezig zijn, dienen werkzaamheden plaatselijk te worden uitgesteld. Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten wordt de periode van februari t/m augustus gezien als de gevoelige periode.
  • (jaarrond beschermden nesten) Bij het kappen en rooien van het groen in het plangebied kan essentieel leefgebied van de Huismus beschadigd of vernield worden. Het leefgebied van deze soort is jaarrond beschermd. Het is derhalve noodzakelijk om vervolgonderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van deze soort. Hierbij dient ook de naaste omgeving van het plangebied betrokken te worden. Als uit het vervolgonderzoek blijkt dat vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn dient vervangend leefgebied te worden aangeboden. Er dient een ontheffing te worden aangevraagd waarbij in een, op te stellen 'Activiteitenplan', deze maatregelen worden uitgewerkt.
  • Aangetroffen dieren krijgen de gelegenheid om te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden. Dieren die zichzelf niet in veiligheid kunnen brengen worden onder begeleiding van een ecoloog in veiligheid gebracht en buiten het werkgebied uitgezet.

Aanvullend onderzoek

Negatieve effecten van de plannen op beschermde soort zijn niet uit te sluiten. Het gaat om de huismus.

Er is vervolgonderzoek noodzakelijk naar deze beschermde soorten. In onderstaande tabel staan de perioden aangegeven wanneer dit onderzoek dient te worden uitgevoerd. Tevens wordt het aantal bezoekrondes vermeld.

Tabel: periode voor uit te voeren vervolg-onderzoek naar beschermde soorten of soortgroepen die zijn aangetroffen of worden verwacht in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0013.png"

Conclusie

Er dient in het kader van de omgevingsvergunning rekening te worden gehouden met vervolgonderzoek naar de Huismus. Hierna vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

4.8 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In maart 2020 is voor de locatie een milieuhygiënisch vooronderzoek, een verkennend en aanvullend milieukundig bodemonderzoek en een verkennend asbest uitgevoerd (zie bijlage 9).

Bodem

  • In de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met metselpuin, baksteen en plaatselijk slakken waargenomen.
  • De grond is licht verontreinigd met enkele zware metalen, PAK en/of OCB’s.
  • De bovengrond van boring 02 is sterk verontreinigd met Aldrin.
  • De omvang van het in de bovengrond aangetoonde gehalte Aldrin is kleiner dan 25 m3, er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
  • Op basis van een toetsing van de PFAS analyses aan het tijdelijk handelingskader van 29 november 2019. Blijkt de grond voor PFAS te voldoen aan de klasse “Landbouw en Natuur”.

Gelet op de onderzoeksresultaten kan de hypothese verdacht voor de onderzoekslocatie

worden gehandhaafd. Aanbevolen wordt om de verontreiniging met aldrin in de bovengrond af

te graven en weg te voeren bij toekomstige grondwerkzaamheden.

Asbest

  • In de grond is geen asbestverdacht materiaal (grove fractie) aangetroffen.
  • Op basis van de asbestbepalingen (fijne fractie) blijkt in de bodem geen asbest te zijn aangetoond.

Aangezien op de locatie visueel geen asbesthoudend materiaal is waargenomen en geen

analytisch aantoonbaar gehalte aan asbest is aangetoond wordt de hypothese verdacht ten

aanzien van asbest verworpen.

Conclusie

Er dient in het kader van de omgevingsvergunning rekening te worden gehouden met het verwijderen van de Aldrin verontreiniging in de bodem alvorens nieuwbouw kan worden gerealiseerd. Hierna vormt het aspect bodem geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Gemeentelijk archeologiebeleid

In 2020 heeft op basis van het onderzoek 'Graven in archieven' een geactualiseerde van de waarden- en verwachtenkaart en de beleidsadvieskaart gemaakt. Op basis van de geactualiseerde beleidsadvieskaart gelden de waarden 'archeologie 1' (met een vrijstellingsgrens van 30 cm -Mv / 0 m2) en 'archeologie 5' (met een vrijstellingsgrens van 30 cm -Mv / 250 cm2). Zie figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0014.png"

Figuur 4.3 Uitsnede beleidsadvieskaart met plangebied in blauw omlijnd

Cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waardenkaart van Noordwijk geeft een overzicht van waardevolle objecten, structuren en gebieden in gemeente Noordwijk. Enkel voor de objecten en structuren die op basis hiervan zijn aangewezen, zijn beschermende regels van toepasing. Voor andere objecten gelden geen beschermende regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01_0015.png"

Figuur 4.4 Uitsnede cultuurhistorische waardekaart (met indicatie plangebied)

Beoordeling en conclusie

Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente kent het plangebied een archeologische verwachtingswaarde. Volgens de geactualiseerde beleidsadvieskaart gelden de waarden Archeologie - 1 en - 5. Dit betekent dat bij werkzaamheden die dieper reiken dan 30 cm en een grotere oppervlakte beslaan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Aangezien met de beoogde herinrichting voornoemde drempelwaarden worden overschreden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 10). Uit het onderzoek blijkt dat indien de bodemverstoringen ten behoeve nieuwbouw dieper gaan dan 1,0 m-mv dat vervolgonderzoek noodzakelijk is. Om dit te voorkomen is geadviseerd archeologisch vriendelijk te bouwen.

De handreiking Archeologie-vriendelijk bouwen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft als richtlijn dat paalfunderingen minimaal 4 meter uiteen moeten staan en dat er maximaal 2% van het totale plangebied verstoord mag worden. Het bouwplan voldoet deels niet aan deze criteria, omdat de paalfunderingen dichter opeen staan dan 4 meter.

Daar tegenover staat dat er geen sprake is van een vindplaats met een hoge sporen/vondstendichtheid. De verwachting is dat er een middeleeuwse wetering met sporen van oeverconstructies en oevergebruik aanwezig is. Deze structuur zal als gevolg van de paalfunderingen naar verwachting niet dusdanig verstoord worden dat er informatieverlies optreedt.

Het eerder opgestelde palenplan is geaccordeerd. Bij het opstellen van het nieuwe palenplan is dezelfde systematiek aangehouden. Het (nieuwe) palenplan ligt op het moment van terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan voor akkoord bij de gemeenten en zal te zijner tijd worden bijgevoegd in bijlage 11.

Het plangebied ligt buiten het beschermde gezichten en waardevolle gebieden van Noordwijk (zie figuur 4.4). Langs de Pickéstraat zijn enkele panden met architectonische en/of bouwhistorische waarde. In de architectonische uitwerking van de woningbouw wordt hiermee rekening gehouden. Tevens wordt de groene strook langs de Ruijgenhoeck opgenomen in de uitwerking van het ontwerp.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

De risicobronnen in de omgeving zijn geïnventariseerd aan de hand van de risicokaart. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of vervoerstrajecten van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water aanwezig waarvan het invloedsgebied over het plangebied komt.

Ten zuidwesten ligt op een afstand van circa 190 meter de aardgasleiding W-535-03. Deze buisleiding heeft geen PR 10-6 contour en het een invloedsgebied van het groepsrisico is 70 meter. Het plangebied valt dan ook buiten het invloedsgebied van de buisleiding en heeft hierdoor geen invloed op het groepsrisico.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.11 Planologisch relevante leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Door het plangebied loopt van oorsprong een overkluizing. Deze overkluizing zal niet worden overbouwd. Deze zal wel binnen het plan een klein stuk worden verlegd. Op deze locatie wordt niet gebouwd.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Er is voor de volledigheid advies uitgebracht omtrent drainage, bemaling en riolering. Deze adviezen zijn opgenomen in bijlagen 12, 13 en 14 .

4.12 Duurzaamheid

Toetsingskader

Gemeente Noordwijk vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde leefomgeving. Noordwijk streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen op een zo hoog mogelijk niveau brengen. In de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is vastgelegd om in 2030 energie neutraal en klimaat bestendig te zijn. Alle huidige en toekomstige ontwikkelingen zullen daar aan bij moeten dragen. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2030. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw. Alle bouwwerken (oud en nieuw) zullen een bijdrage moeten leveren aan deze doelstelling door energie te besparen en/of duurzaam op te wekken. Het advies is om toekomstige ontwikkelingen energie neutraal te realiseren. Op stedenbouwkundig, landschappelijk en sociaal niveau wil de gemeente hoogwaardige en duurzame plannen realiseren. Er dient daarbij o.a. aandacht besteed te worden aan de inpassing in de omgeving, oriëntatie, flora en fauna en waterhuishouding. Hieronder volgt daarop een toelichting

Onderzoek

Stedenbouw
Het plan is in harmonie ontworpen met de omgeving door de bebouwing zoveel mogelijk te laten aansluiten op bestaande schaal, structuur, karakter en architectuur van de reeds aanwezige bebouwing.


Omgevingskwaliteit
Aandacht voor maatschappelijk, sociaal en veilig wonen, met logische aansluitingen tussen openbaar en privé. Er wordt (deels) een nieuw ontsluitingsstructuur gerealiseerd waarmee een duidelijke ingang wordt gerealiseerd voor (langzaam) bestemmingsverkeer welke herkenbaar is voor iedereen.


Waterhuishouding
Het hemelwater wordt lokaal opgevangen en is gescheiden door afkoppeling van het vuilwaterriool.

Ten behoeve van het plan zijn diverse aanvullende adviezen opgesteld, te weten; een drainageadvies (zie bijlage 12), een bemalingsadvies (zie bijlage 13) en een advies over de wateroverlast (zie bijlage 14). Een simulatie bij neerslag met en zonder klimaatadaptieve maatregelen zullen later worden uitgevoerd.

Bebouwing

Als het gaat om de bebouwing dan wordt gestreefd naar het realiseren van een duurzame ontwikkeling waar mensen veilig kunnen wonen. De woningen worden dan ook goed toegankelijk en functioneel alsmede veilig gemaakt. Het plan past zich zoveel mogelijk aan op de bestaande bebouwingsstructuren. Bij de (technische) uitwerking van de gebouwen zal nader inzichtelijk worden gemaakt welke maatregelen ten aanzien van duurzaamheid toegepast worden.

De woningen zullen gasloos worden uitgevoerd door middel van het toepassen van een warmtepomp. Voor de woningen is de intentie om BENG te hanteren. Er worden zonnepanelen geplaatst. De woningen zullen minimaal voldoen aan het vigerende Bouwbesluit.

Gevolgen voor water ten gevolge van het project

De ontwikkeling van het plangebied heeft gevolgen voor het watersysteem in het gebied. Het huidige maaiveld van het projectgebied heeft een lage ligging ten opzichte van de aangrenzende percelen rondom het projectgebied. Bij ontwikkeling van het gebied ontstaan hierdoor de volgende uitdagingen:

  • In het gebied moet een gescheiden riolering aangelegd worden waarbij op de juiste hoogte moet worden aangesloten op bestaande riolering in de nabijheid van het projectgebied. Hierbij moet genoeg verhang in de leidingen worden aangebracht (aan te houden volgens de richtlijnen uit de Kennisbank Riolering) en ook genoeg gronddekking aanwezig zijn boven de nieuw aan te leggen leidingen. Het bestaand gebied dient hiervoor (gedeeltelijk) te worden opgehoogd.
  • In de huidige situatie is er door het lage maaiveld in het projectgebied een natuurlijke waterberging aanwezig. Het regenwater dat valt kan het gebied niet uit en van aangrenzende percelen stroomt regenwater juist naar het lager gelegen maaiveld van het projectgebied.
  • Ontwikkeling van het projectgebied mag geen nadelige gevolgen hebben voor de aangrenzende percelen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met behouden/realiseren van (nieuwe) afvoermogelijkheden van regenwater voor de aangrenzende bestaande percelen.
  • Door het projectgebied loopt een kadastraal perceel dat eigendom was van de gemeente Noordwijk. De extra natuurlijke waterberging die dit perceel opleverde dient te worden gecompenseerd.
  • Vanwege het veranderende klimaat is alleen de aanleg van riolering niet voldoende. Naast een rioolstelsel dienen aanvullende waterbergende maatregelen te worden getroffen om wateroverlast en nadelige gevolgen van ontwikkeling van het gebied op de waterhuishouding in de omgeving te voorkomen.

Ambitieniveau

Bij het ontwerpen van waterhuishoudkundige maatregelen in het projectgebied wordt gericht op een klimaatrobuuste inrichting. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de gemeente beschreven in het iWKp. Om dit te bereiken wordt met het volgende rekening gehouden:

  • Het hemelwaterriool wordt ontworpen op een afvoercapaciteit die overeenkomt met een bui met een herhalingstijd van 2 jaar (bui 08) of 5 jaar (bui 09) uit de kennisbank riolering van Riodesk.
  • In het plan worden maatregelen genomen waarmee een bui van 70 mm over het afvoerend verhard oppervlak in het projectgebied [2200 m2] kan worden geborgen en uiteindelijk vertraagd kan worden afgevoerd. Bij het ontwerpen van waterhuishoudkundige maatregelen in het projectgebied hoeft geen rekening te worden gehouden met het hemelwater dat door de perceeleigenaren zelf dient te worden verwerkt.
  • Om regenwater goed te kunnen afvoeren uit het projectgebied wordt een verbinding gemaakt tussen het bestaande rioolsysteem in de Pickestraat en het nieuwe gescheiden rioolsysteem in het projectgebied. De exacte locatie van dit riool wordt in overleg met de gemeente en eigenaren van het perceel.

4.13 Bezonning

Voor de volledigheid is voor de ontwikkeling een bezonningsstudie uitgevoerd. Zie bijlage 15. Daarmee is de impact van de ontwikkeling op dat punt voor de omgeving inzichtelijk gemaakt. De meeste Nederlandse gemeenten hanteren de TNO-norm om aan te toetsen. De gemeente Noordwijk heeft geen eigen beleid op het gebied van bezonning. Hierdoor wordt in voorliggende ontwikkeling ook getoetst aan de TNO-norm. Uit de bezonningsstudie blijkt dat voldaan wordt aan de TNO-norm. Opgemerkt dient te worden dat de al bestaande bebouwing op de betreffende percelen aan het Kerkhofpad eveneens voor een deel van de beschaduwing zorgt.

4.14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

De omgevingsdienst heeft onderhavig plan beoordeeld en is tot de conclusie gkeomen dat het realiseren van 15 nieuwe woningen in binnenstedelijk gebied, zoals in dit plan, gegeven de voornoemde omstandigheden, geen stedelijke ontwikkeling is zoals bedoeld onder D 11.2 van de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r. Om die reden is het opstellen van een aanmeldnotitie voor een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit niet langer aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen.


Begrippen (artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.


Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die behoren bij de verschillende bestemmingen in het plangebied.

Verkeer (artikel 3)

De voor de bestemming ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden, bruggen en viaducten, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Ook nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, zijn ondergebracht in de bestemming ‘Verkeer’.

Wonen (artikel 4)

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en erven. Onder deze bestemming worden grondgebonden woningen verstaan, zowel vrijstaand als aaneengebouwd. Bij deze bestemming is de situering van het hoofdgebouw (de woning) met een bouwvlak op de verbeelding vastgelegd. Daarnaast zijn aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan. Bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.

Waarde - Archeologie 1 (artikel 5)

In het plangebied zijn de archeologische waarden beschermd door een dubbelbestemming. Voor deze gronden geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden waarbij de grond wordt verstoord dieper dan 30 cm. De regeling en de nummering van de verschillende archeologische bestemmingen sluit aan bij de categorieën archeologische beleidsadviesgebieden van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.

5.4 Algemene regels

Dit hoofdstuk (artikel 6 t/m 10) bevat een antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.

5.5 Overgangs- en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In artikel 11 is de overgangsregel opgenomen. In de slotregel (artikel 12) wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zal de initiatiefnemer met de gemeente afspraken maken omtrent de kosten voor de begeleiding van het bestemmingsplan en om de daarbij behorende procedures te verzekeren. De verantwoordelijkheid en het risico van de exploitatie ligt volledig bij de initiatiefnemer. Het vaststellen van een exploitatieplan is gezien voorgaande niet noodzakelijk en de economische uitvoerbaarheid is voldoende gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan (zie Hoofdstuk 1). Daarom is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.

Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat de ontwikkeling reeds zorgvuldig met de gemeente is afgestemd. Het thans voorliggende plan voor het zogenoemde Julianahof is het resultaat van een gezamenlijke ontwikkeling door Van Rhijn Projectontwikkeling en Stek. Over de plannen is veelvuldig en bij herhaling zowel bestuurlijk als ambtelijk contact en overleg geweest.

6.2.1 Participatie

Ook omwonenden zijn bij de ontwikkeling betrokken. In juli 2018 heeft de initiatiefnemer omwonenden van de volgende straten geinformeerd over de organisatie van een inloopavond: Pickéstraat, Albertus van Velsenstraat, Ruijgenhoeck, een deel van de Vinkenlaan, deel van Bronckhorststraat, Kerkhofpad en een deel van de Lijnbaanweg. Vervolgens is in september 2018 wederom een brief verzonden aan dezelfde omwonenden met de uitnodiging voor de inloopavond op 10 oktober 2018. Tijdens de avond is er een aantal toekomstige verkeersvarianten (vijf varianten) getoond en impressies van het nieuwbouwplan. Na deze inloopavond is de projectwebsite gelanceerd (www.woneninjulianahof.nl). Via deze website kunnen mensen kennis nemen van het bouwplan en de verkeersvarianten. Zowel op de inloopavond als op de website konden de mensen formulieren invullen waarbij ze een reactie konden geven op de verkeersvarianten en/of het plan. Dit was in eerste instantie mogelijk tot en met 17 oktober 2018. Gezien het aantal reacties en de genoemde argumenten is besloten om deze termijn te verlengen tot en met maandag 26 november 2018. Middels deze verlenging wilden de initiatiefnemers meer mensen in de gelegenheid stellen om een reactie te geven.

Gelet op de binnengekomen reacties is besloten om ten aanzien van de verkeersvarianten te kiezen voor variant 5. Dat is tweerichtingsverkeer tussen de Bronckhorststraat en de Ruijgenhoeck, zie ook paragraaf 2.2.

6.2.2 Raadsbehandeling

In 2019 is een voorontwerpbestemmingsplan opgesteld en ter visie gelegd. Naar aanleiding hiervan zijn er inspraakreacties vanuit de buurt binnengekomen. Vervolgens is in 2020 een ontwerpbestemmingsplan, nota van inspraakreacties en een omgevingsvergunning ingediend. Hiervoor is gebruik gemaakt van de coördinatieregeling. Naar aanleiding van de inspraakreacties, de raadsvergadering (rondetafel gesprekken/commissie) in 2020 maar met name de veranderende marktomstandigheden (denk aan aanzienlijke stijging bouwkosten) moest er door de ontwikkelende partijen opnieuw en kritisch naar het ontwerp en businesscase gekeken worden. Zowel de marktomstandigheden als de reacties vanuit de omgeving op het plan hebben ertoe geleid dat het ontwerp is aangepast.

De doorgevoerde wijzigingen betreffen onderstaande punten. Hierbij hebben de initiatiefnemers getracht om zo goed mogelijk de reacties vanuit de omgeving te verwerken in het aangepaste plan. Wel is altijd aangegeven dat niet alles mogelijk is.

  • Twee woningen minder namelijk van 17 naar 15 woningen;
  • Betere aansluiting met de bestaande stedelijk omgeving qua hoogte en typologie. Ook is er meer afstand tot de bestaande bebouwing gecreëerd;
  • Geen doorgaande verkeersroute tussen de Bronckhorststraat en Ruijgenhoeck. Hierdoor wordt het plan als het ware gescheiden van elkaar waarbij de vrije sector woningen worden ontsloten aan de Ruijgenhoeck en de overige woningen middels de Albertus van Velsenstraat. Dit heeft als voordeel dat het verkeer op deze wijze wordt verdeeld over twee straten, de (bestaande) woonerven intact blijven en er geen sprake zal zijn van doorgaand verkeer wat mogelijk een gunstig effect heeft op de verkeersveiligheid;
  • Door de aangepaste situatie schijnen ook geen koplampen meer op de gevels van de bestaande woningen;  
  • Een keermogelijkheid is opgenomen in het plangebied om het bestaande deel van de Albertus van Velsenstraat te ontlasten. Hierdoor kunnen eventuele busjes en auto's gemakkelijker keren wat een bijdrage levert aan verkeersveiligheid.  

Meerdere malen is door omwonenden ook zorgen geuit over de verkeersveiligheid en -afwikkeling in het bestaande gebied. Op basis hiervan hebben initiatiefnemers besloten een extra verkeersonderzoek uit te laten voeren door Goudappel B.V. Uit deze studie is gebleken dat sprake is van een verkeersveilige verkeersdruk en situatie.

De initiatiefnemers hebben vervolgens op 11 oktober 2023 een informatieavond georganiseerd voor de buurt om de gewijzigde plannen toe te lichten . In de bijlage is de presentatie terug te vinden. Tevens kunnen geïnteresseerden/belanghebbenden middels de website www.woneninjulianahof.nl ook aangeven wat zij van het bijgestelde ontwerp vinden. Ook kunnen ze eventuele overige op-/aanmerkingen over het plan doorgeven.

Daarnaast zijn er dit jaar (2023) een aantal overleggen geweest met vertegenwoordigers van de Stichting Burgerbelang Julianahof om over dit plan en de zorgen vanuit de buurt te praten.  

6.2.3 Inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van zes weken tussen 5 juni 2019 en 16 juli 2019 voor inspraak ter inzage gelegen. Zowel in het gemeentehuis van Noordwijk als via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl bestond de mogelijkheid het plan te raadplegen. Tijdens deze inspraakperiode hebben inwoners, bedrijven, bestuurlijke partners en instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, de gelegenheid gekregen om op het voorontwerp een reactie in te dienen. Op het voorontwerp zijn 17 inspraakreacties binnengekomen (zie bijlage 16). Deze inspraakreacties gaven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. Desalniettemin zijn er enkele aanpassingen doorgevoerd, zoals besproken in paragraaf 6.2.2.

Het ter inzage leggen van het voorontwerpbestemmingsplan volgt uit de Inspraakverordening van de gemeente Noordwijk.

6.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken zal gedurende een periode van 6 weken ter inzage liggen. Gedurende deze periode is het voor eenieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. De zienswijzen worden behandeld in deze paragraaf.

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor een ieder, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het plan treedt in werking direct na de beroepstermijn, mits tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend.