direct naar inhoud van Regels
Plan: Julianahof
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Julianahof met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPNBJulianahof-ON01 van de gemeente Noordwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aan- en uitbouw

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 achtergevel

de gevel van het hoofdgebouw die tegenover de voorgevel is gelegen.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep zoals op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, geen detailhandel en prostitutie zijnde, dat in  een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning  in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze beroepen  een ruimtelijke  uitstraling hebben  die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bed & Breakfast

Een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend toeristisch verblijf met het serveren van een ontbijt als nevenfunctie van de permanente bewoning van een woning. .

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

  • a. vrijstaande woning: een hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen dat niet verbonden is met andere hoofdgebouwen of aan- of uitbouwen;
  • b. geschakelde woningen: een hoofdgebouw wat enkel door aan- of uitbouwen aan een ander hoofdgebouw verbonden is;
  • c. twee-onder-een-kapwoningen: maximaal 2 hoofdgebouwen aaneen;
  • d. rijwoningen: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen.
1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (al dan niet) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.27 dakvoet

het laagste punt van een schuin dak.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 evenement

een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • 1. Kleine evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 500 of minder bedraagt;
  • 2. Middelgrote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 en 5.000 bedraagt;
  • 3. Grote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 5.000 of meer bedraagt.
1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 Huishouden

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een op duurzaamheid gerichte onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.33 nutsvoorzieningen

infrastructurele voorzieningen, zoals water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van afvalverzameling.

1.34 ondergeschikte detailhandel

een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie.

1.35 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.36 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.37 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 prostitutiebedrijf

een seksinrichting of een escortbedrijf.

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.40 voorerfgebied

een erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.41 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.42 Wonen

Permanente bewoning van een woning door maximaal één huishouden, al dan niet in combinatie met de volgende nevenfuncties:

  • d. bed & breakfast;
  • e. vakantieverhuur;
  • f. kamergewijze verhuur.
1.43 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor wonen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bed & breakfast

een voorziening gericht op het, binnen een woning en door de bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteiten aan maximaal 4 personen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel/

2.7 Huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.11 Wonen

het gehuisvest zijn in een woning / wooneenheid of ander daartoe bedoeld object;

2.12 Woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen in de vorm van begeleid wonen voor mensen met dementie maar geen bedrijfsmatige kamergewijze verhuur.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. straten en paden;
  • c. bruggen en viaducten;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. evenementen;
  • i. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, waaronder lichtmasten, terreinafscheidingen, terrasafschermingen en (horizontale) zonweringen.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bergingen, erven, parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.

4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen ter plaatse van het bestemmingsplangebied bedraagt in totaal maximaal 15;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan staat aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en maximum bouwhoogte (m)'.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van een aan- of uitbouw aan de achter- of zijgevel is maximaal 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel mag niet meer bedragen dan 3 m gerekend vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 4,5 m.

4.2.4 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. bij meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn de dakkapellen gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar;
  • b. de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,4 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
  • c. de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok. Uitzondering mogelijk voor plaatsing in het achterdakvlak;
  • d. op het voordakvlak geldt dat:
    • 1. niet meer dan één dakkapel per woning;
    • 2. de zijkanten van een dakkapel bij geschakelde woningen zijn meer dan 0,2 m uit het hart van de woning-scheidende bouwmuur of meer dan 0,5 m vanaf de buitenzijde van de zijgevel;
    • 3. de zijkanten van een dakkapel bij twee-onder-één-kap woningen zijn meer dan 0,8 m uit het hart van de woning-scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de zijgevel.
    • 4. de hoogte van een dakkapel in een dakvlak met dakhelling > 45º is maximaal 2,00 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeiboord of de daktrim;
    • 5. de hoogte van een dakkapel in een dakvlak met dakhelling < 45º is maximaal 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeiboord of de daktrim;
    • 6. de breedte van een dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of buitenzijde van de gevels;
  • e. op het zijdakvlak geldt dat:
    • 1. de zijkanten van een dakkapel zijn meer dan 0,50 m uit het hart van de scheidende bouwmuur of vanaf de buitenzijde van de gevel;
    • 2. de hoogte van een dakkapel is maximaal 2,00 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim;
    • 3. de breedte van een dakkapel is maximaal de breedte van het dakvlak gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of de buitenzijde van de gevels verminderd met 1,00 m.

4.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 4.2.3 ten behoeve van het realiseren van een dakterras bovenop een éénlaagse uitbouw, waarbij:

  • a. de boeiboordhoogte niet meer bedraagt dan 0,5m;
  • b. de hoogte van terrashekjes en (dak)terrasafscheidingen niet meer bedraagt dan 1,5 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in het lid 4.1 genoemde gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:
    • 1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
    • 2. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
    • 3. maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m2;
    • 4. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
    • 5. bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;
    • 6. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan
    • 7. lichtreclame is niet toegestaan;
    • 8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan het bevoegd gezag, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in lid 5.2.1. blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

5.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

Lid 5.2.1, 5.2.2, en 5.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien lid 5.2.3 onder c van toepassing is, dat wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

5.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 21.3 van toepassing is;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. niet dieper komen dan 30 cm onder het maaiveld.

5.3.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 nadat de aanvragen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

5.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 5.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigingsbevoegdheid 1

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 5.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

5.4.2 Wijzigingsbevoegdheid 2

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in 5.1 genoemde gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande maten c.q. bebouwing

Daar waar een hoofdgebouw, aan,- uit- of bijgebouw of overkapping niet voldoet aan de gestelde regels in de voorgaande artikelen gelden de bestaande maten, afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke vergunning is verleend ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor automatenhallen, een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1,5 m ten behoeve van balkons;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de regels ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
9.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Het bevoegd gezag verleent slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeernormen
10.1.1 Nota parkeernormen

Het gebruiken en / of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals die zijn neergelegd in 'Nota Parkeernormen 2020', dan wel de opvolger daarvan. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

10.1.2 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in ‘Nota Parkeernormen 2020’ dan wel de opvolger daarvan, indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie geborgd is.

10.1.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 10 lid 1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in ‘Nota Parkeernormen 2020' dan wel de opvolger daarvan, ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen indien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Julianahof'.