direct naar inhoud van 6.14 Water
Plan: Duinrand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPDuinrand-VA02

6.14 Water

Waterbeheer en watertoets

Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater en het beheer en onderhoud van waterkeringen is in handen van het Hoogheemraadschap Rijnland. Het beheer van het grondwater wordt gevoerd door de provincie Zuid-Holland. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering.

In het kader van de watertoets is over dit bestemmingsplan op 5 januari 2006 overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. De resultaten van dit overleg en de daarbij aangeleverde informatie zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf en op de plankaart/in de regels. Vervolgens is de ontwikkeling van het plan vertraagd, waarna in 2008 een herstart heeft plaatsgevonden. Bij die herstart is een aantal ontwikkelingen opgenomen in het plan. Om die reden is deze waterparagraaf nogmaals schriftelijk overlegd met de waterbeheerder, waarna hun opmerkingen zijn verwerkt.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Nota Regels voor Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan 4 (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Huidige situatie

Hydrologie en grondwater

Het plangebied betreft hydrologisch zogenaamd intermediair gebied, dat wil zeggen het ligt op de overgang tussen de hoog gelegen duinen (NAP +10 à 15 m) en het laag gelegen poldergebied ter hoogte van Noordwijkerhout (rond NAP 0 m) in het zuidoosten. De hoofdstroomrichting van het grondwater is gericht van de duinen, waar het regenwater de bodem inzijgt naar de lager gelegen poldergebieden waar het omhoog kwelt. Het kwelwater is in het algemeen van goede kwaliteit. Omdat het intermediair gebied ertussen ligt is geen duidelijke grondwatersituatie: in natte perioden kan sprake zijn van kwel, in droge perioden van infiltratie en wegzijging.

Het meest noordelijke gedeelte van het plangebied (Ruigenhoek) maakt onderdeel uit van het grondwaterbeschermingsgebied van een grondwateronttrekking voor drinkwaterbereiding in de duinen. Dit plangebiedsdeel is echter zuiver consoliderend bestemd.

Bodem en afwatering

De ondergrond van de bodem wordt bepaald door de zogenaamde Oude Duinen (strandwalgronden). Het plangebied ligt als het ware ingeklemd tussen de Jonge Duinen (het huidige duingebied in het westen) en de Oude Duinen ofwel strandwalgronden in het oosten, onder meer de fundering van Noordwijkerhout. Door de lagere ligging is het gehalte klei en veen in de zandbodem wat hoger. Het bodemtype betreft dan ook voornamelijk kleiig of lemig fijn zand (strandvlaktegronden).

Wat betreft hoogteligging is onderscheid te maken tussen de drie deelgebieden in het noorden die rond NAP +3 à 4 m liggen en de overige plangebiedsdelen die lager liggen tussen NAP +0,5 à 1 m. De twee noordelijkste deelgebieden (de campings Ruigenhoek en De Bijl) behoren tot de hogere gronden die vrij afwateren en waarvoor de waterpeilen niet gereguleerd worden. De rest van het plangebied ligt vrijwel geheel in poldergebied:

  • camping de Noordwijkse Duinen in de Polder Langeveld met een zomerpeil van NAP +3,9 m en een winterpeil van NAP +3,8 m;
  • camping de Noordwijkse Duinen in de Polder Langeveld met een zomerpeil van NAP +0,45 m en een winterpeil van NAP +0,35 m;
  • in de Noordzijderpolder met een aantal verschillende peilvakken.

Beide polders wateren via een stelsel van hoofdwatergangen af naar poldergemalen, die overtollig water door neerslag en kwel uitslaan op het boezemwaterstelsel. De hoofdstroomrichting van het oppervlaktewater is, net als die van het grondwater, gericht van het noordwesten naar het zuidoosten. Het waterbeheer is hoofdzakelijk afgestemd op de functies van verblijfsrecreatie, agrarische belangen en op natuur (met name drie noordelijkere deelgebieden).

Waterkwaliteit

Meetgegevens van een meetpunt ter hoogte van de Kraaierslaan laten zien dat de oppervlaktewaterkwaliteit hier zeer matig tot slecht is voor met name de gehalten aan stikstof en fosfaat. De MTR-waarde (Maximaal Toelaatbaar Risico) wordt vele malen overschreden. Ook de zuurstofconcentratie daalt in zomerperioden tot vrijwel nul, en kan zich in winterperioden net herstellen. Op andere meetpunten (oude meetgegevens) lijkt de waterkwaliteit enigszins beter. Door de aanvoer van schone kwel vanuit de duinen zou de waterkwaliteit nog redelijk gehandhaafd kunnen worden. Over het algemeen is de verwachting dat de waterkwaliteit ter hoogte van de Duinweg/Randweg nog redelijk goed is en sterk afneemt in zuidoostelijke richting naar de recreatiegebieden en agrarische percelen.

De oorzaken liggen in de bemesting door recreatieve en agrarische functies en in diffuse verontreinigingen zoals zware metalen en PAK's door het gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest, afspoeling van wegen, etc. Daarnaast is een belangrijke factor dat de watergangen niet robuust zijn en soms slecht of niet toegankelijk voor beheer en onderhoud. Ten slotte is een derde belangrijke oorzaak het gebrek aan doorspoelmogelijkheden met (schoon) inlaatwater: water kan alleen worden ingelaten uit het minder schone boezemwaterstelsel (buiten plangebied) en tevens kunnen niet alle watergangen goed worden doorgespoeld. De aanvoer van schone kwel blijkt niet voldoende te zijn om de waterkwaliteit te waarborgen.

Al deze aspecten leiden ertoe dat de waterkwaliteit in vooral de wat kleinere watergangen vaak te wensen overlaat.

Riolering

Alle recreatieterreinen en overige percelen met afvalwaterlozingen in het plangebied zijn aangesloten op de gemeentelijke vuilwaterriolering. Het stelsel bestaat deels uit vrijvervalriool en deels uit drukriolering. Het vuilwater wordt over grotere afstanden getransporteerd middels rioolpompen en persleidingen. Huishoudelijk en bedrijfsafvalwater wordt in dit stelsel geloosd en uiteindelijk via een lange transportpersleiding afgevoerd naar de awzi te Noordwijkerhout. Uitgangspunt is dat schoon hemelwater niet op de riolering wordt geloosd, maar op oppervlaktewater of in de bodem.

Door de toekomstige aanleg van diverse bergbezinkbassins en overige stelselverbeteringen voldoet de gemeente aan de zogenaamde basisinspanning. Deze voorzieningen zijn niet geprojecteerd binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. Binnen het bestemmingsplangebied zijn geen riooloverstorten aanwezig. Wel zijn er bij de putten met grote transportpompen nooduitlaten voor calamiteiten.

Waterkeringen

In het plangebied bevinden zich diverse waterscheidingen, maar geen daadwerkelijke waterkeringen.

Consequenties beleid water voor het bestemmingsplan

Ontwikkelingen

De gemeente en de waterbeheerder streven naar een integraal en duurzaam waterbeheer in het plangebied. In geval van ruimtelijke ontwikkelingen kan dit geconcretiseerd worden. De ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, zijn de volgende:

  • extra verharding door het toestaan van grotere recreatiewoningen;
  • uitbreiding recreatiepark Witte Raaf;
  • één nieuwe recreatiewoning aan de Duinweg 95.

Om wateroverlast te voorkomen is het van belang dat er voldoende ruimte is voor waterberging in het gebied. Op grond van Rijnlands beleid dient 15% van de toename van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden in de vorm van open water. De toename van verharding is vergunningplichting. Tevens dient een vergunning aangevraagd te worden voor het graven van water ter compensatie van de verharding.

Duurzaamheidsprincipes

Zowel in het geval van bovenstaande ontwikkelingen als in het geval van eventuele toekomstige ontwikkelingen dienen, naast compensatie, een aantal duurzaamheidsbeginselen te worden gevolgd. Deze worden hieronder besproken.

Bij herinrichtingen dient gestreefd te worden naar het aanpakken en verbeteren van de bestaande knelpunten in het oppervlaktewatersysteem (geen robuust stelsel, gebrek aan doorstroming en slechte onderhoudsmogelijkheden).

Daarbij wordt gestreefd naar de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Deze geven de ecologische potenties van de watergangen een positieve impuls, alsmede het zelfreinigend vermogen, waardoor deze oevers kunnen bijdragen in een verbetering van de waterkwaliteit. Bovendien vergroten natuurvriendelijke oevers het waterbergend vermogen.

Voor alle aanpassingen aan het watersysteem dient een Keurvergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Verder is het belangrijk om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

Ook geniet het de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater of te infiltreren in de bodem. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Keurzone

Langs hoofdwatergangen bevindt zich een keurzone van 5 m waarbinnen de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van kracht is. Voor de overige watergangen geldt een keurzone van 2 m. Graven, bouwen en opslaan is hier in principe verboden, tenzij hiervoor een vergunning is verleend. Deze keurzone wordt niet in de bestemmingsplanregeling opgenomen, daar deze reeds via de Keur is beschermd.

Conclusie

Het Hoogheemraadschap van Rijnland kan instemmen met dit bestemmingsplan, aangezien het geen nadelige gevolgen heeft voor het watersysteem.