Plan: | Duinrand |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0575.BPDuinrand-VA02 |
In deze paragraaf worden de huidige agrarische situatie en het toekomstperspectief van de agrarische sector in het onderhavige plangebied beschreven. Dit gebeurt aan de hand van CBS-cijfers en op basis van de rapporten 'Regiovisie Duin- en Bollenstreek (2003)' dat is opgesteld door de WLTO kring Zuid-Holland West en de KAVB Duin- en Bollenstreek en 'Open Geest' (2004) dat is opgesteld door Samenwerkingsorgaan Duin- en Bollenstreek en Vista. Het CBS maakt in haar cijfers geen onderscheid in deelgebieden binnen een gemeente. Het is dan ook van belang er rekening mee te houden dat de gehanteerde getallen gelden voor het gehele buitengebied van Noordwijk en niet enkel voor het noordelijke deel van het plangebied.
Huidige situatie
Op basis van luchtfoto's van het plangebied, blijkt dat de agrarische gronden vrijwel in zijn geheel in gebruik genomen worden voor de bollenteelt. In het plangebied zijn 10 agrarische bedrijven gevestigd die gezamenlijk (binnen het plangebied) circa 36 ha in gebruik hebben. De totale oppervlakte aan cultuurgrond in de gemeente Noordwijk bedraagt 475 ha (CBS, 2008).
Uit gegevens van het CBS blijkt dat meer dan de helft van de bedrijfshoofden in Noordwijk 55 jaar of ouder is. Daarnaast blijkt uit het rapport Duin- en Bollenstreek dat in 2000 meer dan 82% van de agrarische bedrijven geen opvolger had of er bestond nog onzekerheid over.
Trends
Om aan de gevolgen van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie het hoofd te kunnen bieden en aan de steeds strengere milieunormen te kunnen voldoen, is verdere kostenverlaging en schaalvergroting noodzakelijk. Door de beperkte beschikbaarheid van cultuurgrond, is schaalvergroting enkel mogelijk indien een agrariër, die zijn bedrijf beëindigt, zijn gronden beschikbaar stelt. Dit proces speelt zich momenteel ook af in Noordwijk. In 2003 waren in Noordwijk volgens het CBS 110 agrarische bedrijven aanwezig waarvan er 100 bij wijze van hoofdberoep werden gevoerd. In de afgelopen jaren is het aantal agrarische bedrijven steeds afgenomen. Naar verwachting zal dit proces zich verder voortzetten vanwege de onzekere toekomstperspectieven en vanwege het ontbreken van een opvolger bij een aantal bedrijven. Door de WLTO is in het rapport Regiovisie Duin- en Bollenstreek opgenomen dat een bollenbedrijf een minimale omvang van 12 ha moet hebben om te spreken van een bedrijfseconomisch rendabele eenheid. Gezien de oppervlakte van de cultuurgronden in het plangebied betekent dit dat er ruimte is voor slechts 3 bollenbedrijven om naar een dergelijke oppervlakte te groeien (schaalvergroting). Door de beperkte ruimte zijn de grondprijzen hoog. De WLTO stelt in haar rapport dat veel bedrijven, ondanks de hoge grondprijzen, nog wel goed kunnen renderen, mits de ondernemer kiest voor schaalvergroting en investeringen in kennis en speciale soorten gewassen.
Bij bedrijfsbeëindiging dient te worden nagedacht over het hergebruik van de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (vervolgfuncties). In deze vrijkomende gebouwen dienen alleen functies te worden toegelaten die geen nadelige gevolgen hebben voor de omringende agrariërs die hun bedrijf blijven uitoefenen. Bij overlast kan enerzijds gedacht worden aan extra verkeer, lawaai en andere milieubelasting waar de agrarische bedrijven hinder van ondervinden. Anderzijds kan de overlast ook bestaan uit extra beperkingen voor de overblijvende agrarische bedrijven als voormalige agrarische bedrijfswoningen door niet-agrariërs worden bewoond. Dit kan leiden tot een belemmering van de bedrijfsontwikkeling en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.
Ter versterking van de bedrijfsvoering is het mogelijk dat een aantal agrariërs inkomen gaat genereren uit een andere dan de agrarische hoofdfunctie (verbreding). Verbreding is aantrekkelijk voor bedrijven die, bijvoorbeeld om milieutechnische redenen, beperkte mogelijkheden hebben voor schaalvergroting. Verbreding kan betrekking hebben op onder andere natuur- en landschapsbeheer, recreatie en toerisme, educatie en zorg.
Ondanks dat het CBS en het rapport Regiovisie Duin- en Bollenstreek geen concrete gegevens bieden over verbreding, onderkent het rapport wel de mogelijkheden daarvoor. Daarbij worden met name kansen gezien voor het ontwikkelen van nieuwe, kleinschalige agro-toeristische producten. Dit vanwege de ligging tegen de kust en de unieke verschijningsvorm (kleurrijke bollenvelden). Daarnaast speelt de ligging van de Keukenhof en steden als Den Haag en Leiden in de nabijheid van het plangebied een rol. Agrotoerisme kan zowel betrekking hebben op dagrecreatieve voorzieningen (bijvoorbeeld het verhuren van fietsen), als op de huisverkoop van streekeigen producten. Daarnaast kunnen bollentelers hun bedrijf openstellen voor toeristen.
Belangrijk bij de vormen van verbreding is dat ervoor gewaakt wordt dat kansen voor de één omslaan in bedreigingen voor de ander, zoals bijvoorbeeld verkeersoverlast, milieubeperkingen, overlast van fietsende en wandelende recreanten, enz.
Agrarische ondernemers kunnen ook besluiten om elders arbeid tegen betaling te verrichten. Het inkomen hoeft dan niet meer alleen uit het agrarisch bedrijf gehaald te worden. Deze vorm van inkomensverbreding biedt overigens ook mogelijkheden voor een extensievere bedrijfsvoering en voor het verweven van landbouw en natuur. De ligging van het plangebied ten opzichte van Leiden en (op wat grotere afstand maar goed ontsloten) Den Haag en Amsterdam met veel werkgelegenheid, maakt deze optie reëel. Vaak blijkt dit zelfs financieel aantrekkelijker dan verbreding van de bedrijfsvoering.
Specialisatie (verdieping) in de vorm van het produceren van kwaliteits- en/of biologische producten, kan eveneens voor enkele bedrijven een mogelijkheid zijn het inkomen aan te vullen. Daarnaast is het kweken van deze bijzondere producten een reële optie indien schaalvergroting niet tot de mogelijkheden behoort.
Sectoraal wensbeeld
Dit wensbeeld geeft weer wat vanuit de agrarische functie wenselijke uitgangspunten zijn voor het ruimtelijk beleid voor het plangebied en de daarop afgestemde bestemmingsregelingen. Voor het behoud en de ontwikkeling van een duurzame landbouw zijn de volgende uitgangspunten van belang: