direct naar inhoud van 4.7 Flora en fauna
Plan: De Verwondering
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0569.bpNWVverwondering-va01

4.7 Flora en fauna

Wettelijk kader

Voorafgaand aan ruimtelijke inrichting van gebieden moet door middel van een natuurtoets worden vastgesteld of beschermde natuurwaarden in het geding zijn. Indien er beschermde natuurwaarden worden geschaad is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor aanvang van de werkzaamheden noodzakelijk. Het is daarbij van belang om te weten tot welke beschermingscategorie de aanwezige soorten behoren. De beschermde soorten zijn momenteel ingedeeld in drie categorieën:

  • algemene soorten waarvoor geen ontheffingsplicht geldt wegens een algehele vrijstelling (licht beschermde soorten)
  • strikt beschermde soorten waarvoor een ontheffingsplicht geldt voor werkzaamheden die leiden tot verstoring van deze soorten of vernietiging van het leefgebied
  • overige soorten ('middengroep') waarvoor een vrijstelling geldt indien wordt gewerkt volgens een goedgekeurde Gedragscode. Deze zijn nog slechts ten dele vastgesteld en goedgekeurd.

Werkzaamheden kunnen in het algemeen soepel doorgang vinden indien er geen 'strikt beschermde soorten' worden aangetroffen.

Ten behoeve van het plan is een Natuurtoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 6 bij de toelichting. Een samenvatting van de uitkomsten van de natuurtoets is opgenomen in deze paragraaf.

Situatie plangebied

Het gebied bestaat momenteel uit akkerland. Rond en door het plangebied liggen enkele smalle watergangen met steile oevers.

Gebieden (Natura 2000 / Ecologische Hoofdstructuur)

In figuur 4.3 is de ligging van het plangebied (rood) ten opzichte van natuurgebieden in de directe omgeving weergegeven. Ten noorden van Nieuwveen bevindt zich binnen een straal van 3 kilometer van het plangebied het natuurgebied Geerpolder en de Ecologische Hoofdstructuur. Er zijn geen natuurgebieden of beschermde structuren aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0569.bpNWVverwondering-va01_0014.jpg"

Figuur 4.3 Ecologische Hoofdstructuur nabij het plangebied (bron: Alterra).

Flora en fauna

Bronnenonderzoek

In de Nationale Dababank Flora en Fauna (NDFF) is een globale rapportage opgevraagd van de kilometerhokken 111-466 en 111-467. Uit deze rapportage blijkt dat vrijwel alle soortgroepen niet tot slecht zijn onderzocht, met uitzondering van de groep mossen in kilometerhok 111-467.

Zoogdieren

Volgens het NDFF zijn de zoogdieren in het gehele plangebied niet tot slecht onderzocht. Uit data van de website Telmee.nl blijkt dat de meervleermuis voorkomt in de omgeving van het plangebied. Ook de watervleermuis, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis en de gewone dwergvleermuis komen voor in of in de directe omgeving van het plangebied volgens Telmee.nl. In de wijdere omgeving komt tevens de waterspitsmuis voor (Peereboom, 2011).

Vogels

Volgens NDFF komen respectievelijk 69 en 71 vogelsoorten voor in de kilometerhokken 111-466 en 111 467. Deze database maakt geen onderscheid tussen vogelsoorten met een vaste rust- of verblijfplaats en overige soorten.

Uit de database van Waarneming.nl blijkt dat de volgende vogelsoorten zijn waargenomen in Nieuwveen: Ooievaar, Lepelaar, Purperreiger, Boomvalk, Kerkuil, Bosuil, Ransuil, Ijsvogel, Groen Specht.

Van deze soorten heeft de ijsvogel in 2008 een territorium gehad ten noordoosten van het plangebied. Circa 500 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich een territorium van de steenuil.

Reptielen

Er zijn geen waarnemingen uit de NDFF bekend van reptielen in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied zijn enkele populaties bekend van de ringslang. Deze komt voor rond Amstelveen, uithoorn, de Nieuwkoopse plassen en rond de Zegerplas te Alphen aan den Rijn (Peereboom, 2011).

Amfibieën

Volgens het NDFF komt er een amfibieënsoort voor van tabel 2/3 van de Flora- en faunawet. Afgaand op verspreidingskaarten van amfibieën betreft dit de rugstreeppad. Deze soort komt ook voor in de aangrenzende polder ten zuiden van het plangebied volgens waarneming.nl.

Vissen

Er zijn geen waarnemingen bekend in de NDFF database van beschermde vissoorten in de omgeving van het plangebied. Uit overige bronnen is het voorkomen bekend in de ruimere omgeving van het plangebied van de rivierdonderpad, de kleine modderkruiper en de bittervoorn (Peereboom, 2011).

Ongewervelden

Er zijn geen waarnemingen bekend van beschermde ongewervelden in de omgeving van het plangebied.

Flora

Volgens de NDFF komen er twee soorten voor van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet in kilometerhok 111-467. Er zijn verder geen waarnemingen bekend van beschermde of bijzondere vaatplanten rond het plangebied.

Effecten

Effectenten aanzien van de plannen

De voorgenomen plannen kunnen effect hebben op zwaarder beschermde diersoorten.

Ten aanzien van vleermuizen zijn geen significante effecten te verwachten. Langs de oostzijde is mogelijk foerageergebied aanwezig boven de tuinen en langs begroeiing. Door de aanleg van de nieuwe woonwijken zal dit foerageergebied in oppervlak toenemen. Aanwezige foerageergebieden en vliegroutes worden niet aangetast. Er bevinden zich geen beschermde elementen voor vleermuizen in het plangebied.

Ten aanzien van de kleine modderkruiper is een toename van het leefgebied te verwachten als gevolg van de aanleg van bredere waterpartijen met natuurvriendelijke oevers. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op de kleine modderkruiper. Ten tijde van de werkzaamheden van het vergraven van de watergangen kunnen individuen van de kleine modderkruiper echter wel worden verstoord of worden gedood. Door te werken conform enkele eenvoudig toe te passen maatregelen kunnen deze negatieve effecten echter goed worden voorkomen. Deze maatregelen omvatten bijvoorbeeld bij het verbreden van watergangen; altijd werken in één richting en richting open water. Bij het dempen van watergangen; Watergang droogpompen en de achtergebleven vis handmatig overzetten naar nabijgelegen wateren. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Zodra er meer details zijn over de methode van werken dient hiervoor een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld conform de gedragscode voor de Bouw- en Ontwikkelingssector onder begeleiding van een ter zake kundige.

Ten aanzien van de rugstreeppad zijn negatieve effecten te verwachten door de verbreding van watergangen. Door deze verbreding worden de watergangen beter geschikt voor (roof)vis, waardoor de mogelijke functie als voortplantingswater van de rugstreeppad verloren gaat. Op de landhabitat en overwinterhabitat langs de randen en de Hogendijk zijn geen effecten te verwachten. Door de aanleg van tuinen zal deze habitat aanwezig blijven. Ook vinden er geen werkzaamheden plaats aan de Hogendijk.

Ten tijde van de werkzaamheden zal er door het aanbrengen van zand echter ook zeer geschikt leefgebied voor de rugstreeppad ontstaan. Vanwege de hoge verspreidingscapaciteit kan deze soort tijdens de werkzaamheden het plangebied betrekken en vervolgens door de werkzaamheden worden vernietigd.

Effecten ten aanzien van Flora- en faunawet

Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op vogels, vleermuizen of andere zoogdieren. Voor deze soortgroepen is zijn geen maatregelen ten aanzien van de Flora- en faunawet vereist.

De kleine modderkruiper is beschermd middels tabel 2 van de flora- en faunawet. Door te werken conform een goedgekeurde gedragscode van het Ministerie van EL&I voldoet men aan de eisen voor een vrijstelling van de Flora- en faunawet voor deze soort. Deze gedragscode eist de implementatie van een locatie- en soortspecifiek ecologisch werkprotocol.

De rugstreeppad is beschermd middels tabel 3 van de flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit houdt in dat er geen negatieve effecten op deze soort plaats mogen vinden. Er is geen ontheffingsmogelijkheid van de Flora- en faunawet voor de rugstreeppad in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat de werkzaamheden zodanig dienen te worden uitgevoerd dat er geen schade aan individuen of populaties van deze soort mag ontstaan. Doordat momenteel niet bekend is of er in de huidige situatie rugstreeppadden van het plangebied gebruik maken, is niet duidelijk of er leefgebied van deze soort verloren gaat, en of dit dus gecompenseerd moet worden. Het is aan te bevelen een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden een inventarisatie van de rugstreeppad uit te voeren.

Ten tijde van de werkzaamheden dient ook te worden voorkomen dat de rugstreeppad alsnog (of weer) het plangebied betrekt. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.

Conclusie

Flora- en faunawet

De volgende streng beschermde soorten komen (mogelijk) voor in het plangebied en kunnen door de plannen negatief worden beïnvloed:

  • Kleine modderkruiper;
  • Rugstreeppad.

Ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet dienen de volgende maatregelen te worden uitgevoerd:

  • Werkzaamheden aan watergangen dienen conform een goedgekeurde gedragscode plaats te vinden;
  • Het voorkomen van de rugstreeppad dient een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart te worden gebracht;
  • Afhankelijk van de resultaten van bovenstaande inventarisatie dienen mogelijk aanvullende mitigerende of compenserende maatregelen plaats te vinden;
  • Ten tijde van de werkzaamheden dient te worden voorkomen dat de rugstreeppad het plangebied betrekt.

Bovenstaande punten dienen te worden verwerkt in een ecologisch werkprotocol conform een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode.

Aanbevelingen ter bevordering van natuur in de stad

Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in de stad versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. Hiervoor worden voor dit plan de volgende aanbevelingen gedaan;

  • Verbreden wateren rondom het perceel en de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
  • Plaatsing vleermuiskasten of geschikt maken van spouwmuren van nieuwbouw voor vleermuizen, huismussen en zwaluwen;
  • Plaatsing (steen)uilen kasten aan de randen van het plangebied;
  • Behouden en aanleggen van inheemse groenstructuren.

Dergelijke maatregelen bevorderen de leefbaarheid van een woonwijk aanzienlijk. Ook dragen deze maatregelen sterk bij aan een versnelling van het natuurlijk evenwicht in een nieuwbouwwijk. Dit kan typische problemen als spinnenoverlast of muizenplagen van nieuwbouwwijken voorkomen.