9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
-
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
-
d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
-
e. seksinrichting;
-
f. prostitutie;
-
g. growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
9.5.1 Voorwaardelijke verplichting: landschappelijke inpassing
Gelijktijdig met de aanleg of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van woningen, zoals bedoeld in artikel 9.1, onder a, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - landschappelijke inpassing', dienen, met het oog op een goede landschappelijke inpassing, op de grens met de bestemming Groen hagen met een hoogte van minimaal 1 meter en een breedte van minimaal 0,5 meter te worden geplant en in stand gehouden.
9.5.2 Voorwaardelijke verplichting: erfafscheiding door middel van hagen
Gelijktijdig met de aanleg of in ieder geval voorafgaand aan de ingebruikname van woningen, zoals bedoeld in artikel 9.1, onder a, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
-
a. het bouwperceel dient aan de voor- en achterzijde voorzien te worden van een erfafscheiding (haag) volgens de regels van het beeldkwaliteitplan, met dien verstande dat deze verplichting niet van toepassing is op de voor- en achterzijde van het bouwperceel dat direct grenst aan de functie-aanduiding 'Steiger'.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
-
a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
-
b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
-
1. niet wordt afgeweken voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
-
2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
-
3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
-
c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
-
d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
-
f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan bedrijf aan huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
9.6.2 Kamerbewoning
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.5 lid c. teneinde medegebruik van woningen en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van kamerbewoning toe te staan, mits:
-
a. maximaal 75 m2 van een woning gebruikt wordt voor kamerbewoning;
-
b. geen combinatie van kamerbewoning met de uitoefening van beroepen aan huis als bedoeld in artikel 9.1 en artikel 9.5 lid b plaats vindt;
-
c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt.