Plan: | Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0569.bpNKPkernNieuwkoop-va01 |
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (o.a. Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet). Deze wet beschermt Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Daarnaast moeten activiteiten ook getoetst worden aan het EHS- (Ecologische Hoofdstructuur) en weidevogelbeleid.
Natura 2000
Voor het uitvoeren van projecten en handelingen die negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied, is een vergunning nodig. Het bevoegd gezag hiervoor zijn Gedeputeerde Staten, tenzij de Nbwet-procedure aanhaakt bij de omgevingsvergunning. In dat geval zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag, maar is er een verklaring van geen bedenkingen van GS nodig.
Instandhoudingsdoelstellingen beschrijven de doelen voor natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten om een gunstige staat van instandhouding te waarborgen.
Bij besluiten om een plan (bijvoorbeeld een bestemmingsplan) vast te stellen moet op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied zelf kunnen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt 'externe werking' genoemd.
Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, een habitattype verslechtert of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig.
Beschermde Natuurmonumenten
Bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is het mogelijk dat (delen van) Beschermde Natuurmonumenten binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied vallen. Indien dit het geval is, worden over het algemeen de waarden, uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument, verwerkt in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Als niet alle waarden van een Beschermd Natuurmonument zijn opgenomen in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied, dient er ook toetsing plaats te vinden aan de hand van de waarden uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument.
Ecologische Hoofdstructuur
Het voormalige ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. De EHS wordt beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.
Het in de Nota Ruimte vastgelegde rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS, is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat per provincie is uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.
Gemeenten dienen het in deze verordeningen vastgelegde beschermingsregime voor EHS te verankeren in bestemmingsplannen en ook de naleving daarvan te borgen bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken van ruimtelijke regels. De bescherming van EHS-gebieden is alleen van toepassing op projecten, plannen en handelingen binnen de EHS.
Een gebied kan tegelijk een Natura 2000-gebied zijn en onderdeel zijn van de EHS. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het Natura 2000-beschermingsregime leidend. De specifieke waarden en kwaliteiten van een EHS bepalen of ruimtelijke initiatieven doorgang kunnen vinden. Iedere provincie heeft deze voorwaarden in een zogeheten compensatiebeginsel 'vastgelegd'. Over het algemeen geldt dat er geen bestemmingswijzigingen mogelijk zijn als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag (de gemeente) erop toezien dat hiernaar in het geval van een bestemmingsplanwijziging door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Weidevogelgebied
In de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland is ook de bescherming van belangrijke provinciale weidevogelgebieden vastgelegd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in de weidevogelgebieden geldt (net zoals bij de EHS-gebieden) het 'nee, tenzij-principe': er zijn geen bestemmingswijzigingen mogelijk als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Als dat het geval is en de ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden, dan geldt dat er compensatie toegepast moet worden. Voor weidevogelgebieden in Zuid-Holland geldt hiervoor het provinciale compensatiebeginsel van 1997.
Soortenbescherming
Soortenbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende soorten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, ongewervelden, et cetera) en ongeveer 100 plantensoorten zijn te vinden in tabellen, die deel uitmaken van de Ffw. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd.
Het uitgangspunt van de Ffw is dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten verboden is, zoals bijvoorbeeld het verstoren, verontrusten, doden, vangen, plukken, vernielen, verwonden van soorten of het wegnemen, vernielen of verstoren van hun verblijfplaats. Van het verbod kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Ffw noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EZ. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Naast de verbodsbepalingen staat in de Ffw dat voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht geldt. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Enkele (water)percelen aan de zuidkant van het plangebied maken onderdeel uit van het plangebied en liggen in het Natura 2000-gebied. Dit gebied maakt tevens onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland. In figuur 11 is het plangebied omkaderd.
Figuur 11a. Ligging plangebied ten opzichte van Nieuwkoopse plassen & De Haeck (bron: Google ©, ministerie van LNV)
Het plangebied is niet gelegen in de het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck', maar de zuidzijde van het plangebied grenst hier wel aan.
In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur weergegeven.
Figuur 11b Ligging plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur
Feitelijk grenst de gehele zuidzijde van het plangebied van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' dus aan de Ecologische Hoofdstructuur. Enkele (water)percelen aan de zuidkant van het plangebied maken onderdeel uit van het plangebied en liggen in de Ecologische Hoofdstructuur. De provinciale Verordening geeft aan dat de gronden behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur een bestemming moeten krijgen die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maakt en beschermt tegen aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Om die reden is er gekozen voor de bestemming 'Water-Plassengebied', daar waar de Ecologische Hoofdstructuur binnen het bestemmingsplangebied van 'Kern Nieuwkoop' ligt.
Figuur 11c Ligging plangebied ten opzichte van belangrijk weidevogelgebied
Het gehele bestemmingsplangebied grenst op diverse locaties aan het weidevogelgebied, maar het plangebied ligt niet in het weidevogelgebied.
In dit bestemmingsplan zijn de onderstaande ontwikkelingen relevant voor ecologie. Geen van de ontwikkellocaties is gelegen in het provinciaal weidevogelgebied of de ecologische hoofdstructuur, zodat deze gebieden geen planologische belemmering vormen. Toetsing aan de natuurbeschermingswet is per initiatief hieronder beschreven. De toetsing aan de Flora- en faunawet wordt voor alle ontwikkelingen beschreven in paragraaf 6.10.4.
Dorpsstraat 63
In het bestemmingsplan wordt de bouw van 7 extra woning mogelijk gemaakt. Op het te bebouwen perceel zal één woning verdwijnen, alsmede een meubelbedrijf 'Garant meubel'. Uit de goede ruimtelijke onderbouwing van juni 2012, opgesteld door Buro, blijkt dat de verkeersintensiteit van dit initiatief licht zal afnemen door het verdwijnen van vervoerbewegingen als gevolg van het meubelbedrijf. De ontwikkeling heeft daarom geen invloed op het Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 29
De huidige agrarische bestemming zal in het nieuwe bestemmingsplan worden gewijzigd in de bestemming wonen en bedrijven categorie 1. Er wordt een caravanstalling gerealiseerd voor ongeveer 30 caravans. Omdat de agrarische activiteiten veranderen in lichte bedrijfsactiviteiten, heeft deze ontwikkeling geen invloed op het nabijgelegen Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 39a
Uit de ruimtelijke onderbouwing van februari 2012 behorend bij deze ontwikkeling blijkt dat op dit perceel diverse ontwikkelingen via de voormalige artikel 19-procedure zijn gereguleerd. De wijziging in dit bestemmingsplan betreft een verruiming van het gebruik van de sporthal. Het betreft het organiseren van sportlessen voor scholieren in de daluren van het sportcentrum, sportlessen voor basisschoolleerlingen na schooltijd, tenniskampen voor jeugdgroepen, en een verruiming van horecacategorie 1 naar 2, zodat de horecavoorziening kan worden geëxploiteerd als sportbar. Een partycentrum wordt niet toegestaan, omdat daarvoor horecacategorie 3 noodzakelijk is.
Omdat slechts incidenteel (maximaal 12 keer per jaar) sprake is van een evenement met enige verkeersaantrekkende werking, en vanwege een afstand van ruim 1 kilometer tot het Natura 2000-gebied, is deze ontwikkeling niet van invloed op het nabijgelegen Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 7
Op dit adres wordt de bestemming wonen en bedrijven categorie 3.1 gewijzigd in de bestemming kantoor/showroom. Aangezien de ontwikkeling op ongeveer 400 meter afstand ligt van de Nieuwkoopse Plassen & De Haeck, heeft deze geen significante invloed op het Natura 2000-gebied.
Buytewech-Oost
Op deze locatie wordt een nieuwe woninglocatie ontwikkeld voor maximaal 189 woningen. Het gebied ligt ten noorden van de provinciale weg N231 en de woningen worden geprojecteerd rondom een bestaand scholencomplex.
Voor deze locatie is een 'Beoordeling beschermde soorten Buytewech-Oost, Nieuwkoop' opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect zal hebben op beschermde natuurgebieden in de omgeving.
Lindelaan 2
Voor deze locatie worden hoogtematen voor het scholencomplex in het bestemmingsplan gewijzigd, zodat een extra bouwlaag gerealiseerd kan worden. Deze ontwikkeling is niet van invloed op het Natura 2000-gebied.
Overige ontwikkelingen
De ontwikkelingen aan de Dorpsstraat 15-17, Dorpsstraat tussen 102-110, Nieuwveenseweg 25b, Zuideinde 123-139, Zuideinde 91-93 worden mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft het omzetten van agrarische bestemmingen en bedrijfsbestemmingen categorie 2 naar de bestemming wonen. Deze plannen zijn op dit moment nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Het mogelijk maken van de ontwikkeling kan plaatsvinden door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid. Ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid zullen nog separate ruimtelijke onderbouwingen worden opgesteld.
Voor alle plant- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora en faunawet (Ffwet). Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Dorpsstraat 63
Er is in mei 2011 door Watersnip advies een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van Dorpsstraat 63, mits de maatregelen die in het onderzoek zijn vermeld uitgevoerd worden.
Nieuwveenseweg 7
Voor de ontwikkeling is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Op grond van het onderzoek en een verkregen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van Nieuwveenseweg 7.
Buytewech-Oost
Voor de ontwikkeling Buytewech-Oost is een flora- en fauna quickscan uitgevoerd in het kader van de ruimtelijke onderbouwing die in 2007 is opgesteld. Op grond van het onderzoek en een verkregen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor Buytewech-Oost.
Overige ontwikkelingen
Bij de ontwikkelingen aan de Nieuwveenseweg 29 en 39a wijzigt alleen het gebruik. Omdat er geen fysieke ingrepen plaatsvinden, zijn effecten op de flora en fauna niet aanwezig.
Bij alle overige ontwikkelingen waarbij in een meer of mindere mate sloop-, rooi-, demp- en bouwactiviteiten plaatsvinden, moet - voor zover er nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden - rekening worden gehouden de verplichtingen uit de Ffwet. Wanneer de onderstaande maatregelen getroffen worden, wordt overtreding van de Ffwet voorkomen.
Werkzaamheden algemeen
Bij de werkzaamheden kunnen broedende algemene vogelsoorten verstoord worden. Als buiten het broedseizoen gewerkt wordt, zijn er voor deze vogelsoorten geen negatieve gevolgen. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode februari tot en met augustus. In gebruik zijnde nesten zijn altijd beschermd, ook buiten deze periode.
Geef amfibieën en grondgebonden zoogdieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, gelegenheid te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
Slopen
Nog niet alle plannen zijn volledig uitgekristalliseerd. Indien blijkt dat er toch sloopwerkzaamheden plaatsvinden, moet vooraf onderzoek gedaan worden door een deskundige naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen.
Rooien
Indien vegetatie verwijderd wordt, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de Ffwet wordt voorkomen. Daarbij is het van belang dat de Ffwet geen standaard periode hanteert voor het broedseizoen. Van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Voor aanvang van werkzaamheden tijdens het broedseizoen dient een terzake kundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van eventuele broedende vogels.
Dempen van water
Demp de slootdelen als de watertemperatuur beneden de 25 graden is, de luchttemperatuur boven het vriespunt is en er geen ijs op het water aanwezig is. Werk naar een open einde toe zodat vissen de gelegenheid hebben te vluchten.
Bouwen
Het is echter mogelijk dat het plangebied bij de graaf- en grondwerkzaamheden wordt gekoloniseerd door de rugstreeppad, omdat kaal terrein, tijdelijke depots en/of ontwateringsgreppels een aantrekkende werking hebben op deze soort. Om te voorkomen dat rugstreeppadden het plangebied koloniseren tijdens de werkzaamheden zijn de onderstaande maatregelen nodig. Hiermee kan overtreding van verbodsbepalingen van de Ffwet worden voorkomen:
Voor het overgrote deel is het bestemmingsplan conserverend van aard. Dit betekent dat voor die gronden die conserverend zijn bestemd er geen ingrepen te verwachten zijn die van invloed zijn op flora en fauna. Ook ten aanzien van de ontwikkelingen Buytewech-Oost en Nieuwveenseweg 7 zijn er geen belemmeringen.
Het Natura 2000-gebied wordt beschermd door daar waar nodig de bestemming 'Water-Plassengebied' te hanteren.