direct naar inhoud van Regels
Plan: Heerlijk Heenvliet
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0568.BNSHNVDRP032013-0900

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Heerlijk Heenvliet van de gemeente Bernisse.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0568.BNSHNVDRP032013- 0900 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0568.BNSHNVDRP032013-0900;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 aaneengebouwd

bebouwing waarbij meer dan drie aaneengebouwde hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

1.10 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 beroepsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een beperkt gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de hoofdbewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo.

1.17 bewoner

een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een woning en op dat adres is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm, ligging en constructie onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 brutovloeroppervlakte

het oppervlak gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen. Dit is met inbegrip van ruimten, zoals keukens, toiletten, bergruimten en dergelijke.

1.27 bungalow

een vrijstaande woning met het volledige woonprogramma op de begane grond.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 druiplijn

de lijn die van onderen het dak begrenst of de onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft.

1.30 erfafscheiding

de afscheiding van een erf.

1.31 erker

een grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van een woning.

1.32 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.33 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geschakeld

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw en/of aan- en uitbouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.

1.36 groenvoorzieningen

parken, plantsoenen en perken.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt kan worden aangemerkt.

1.38 horeca

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt aangeboden.

1.39 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.40 kleinschalig bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wabo geldt.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.

1.43 ondergrondse gebouwen

gebouwen of delen daarvan die zijn gelegen onder peil.

1.44 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal één wand.

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.47 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.48 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.50 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen of aanlokken, dan wel het naar aanleiding daarvan verrichten van seksuele handelingen.

1.51 stedenbouwkundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw.

1.52 speelvoorziening

voorzieningen, waaronder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het spelen;

1.53 supervisieteam

het team welke supervisie voert inzake de totstandkoming van het wijzigingsplan Heerlijk Heenvliet; het team begeleidt de verdere planontwikkeling, bewaakt de kwaliteit van de openbare ruimte en private initiatieven en draagt voorts zorg voor de ruimtelijke samenhang tussen de diverse bouwplannen, waarbij de stedenbouwkundige randvoorwaarden en het wijzigingsplan als toetsingskader en leidraad worden gebruikt

1.54 twee-aaneen

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.55 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.56 voorgevel

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.57 voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.58 voorzieningen voor verkeer en verblijf

wegen, erftoegangswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en trottoirs met het bijbehorende straatmeubilair.

1.59 vrijstaand

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

1.60 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.61 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.62 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.63 wonen

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.64 woning

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.65 Wro

Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bouwperceelgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.3 bebouwde oppervlak

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen tezamen, tenzij in deze regels anders is bepaald.

2.4 bebouwingspercentage

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  • b. overstekende daken tot ten hoogste 1 m;
  • c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt ten opzichte van de bouwgrens of de maximale bouwhoogte.

2.11 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  • c. in andere gevallen én voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en bergbezinkbassins;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' uitsluitend voor een speelvoorziening.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 4 Verkeer-Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair en nutsvoorzieningen;
  • e. afvalverzamelvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 8 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds, bruggen, steigers, duikers, dammen, kade en dijksloten;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. oeverbeschoeiingen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. openbare groenvoorzieningen;
  • d. bermen en beplantingen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor (langzaam) verkeer, paden, wegen, verhardingen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag in totaal niet meer bedragen dan 39;
  • b. gebouwen worden uitsluitend opgericht ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemming en zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en vrijstaande gebouwen;
  • c. de voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de als zodanig aangeduide 'gevellijn' dan wel minimaal 2 meter en maximaal 4 meter daarachter;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat,
  • f. de afstand van hoofdgebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 3,00 m aan één zijde en 1 meter aan de andere zijde;
  • g. de afstand van hoofdgebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde en geschakelde hoofdgebouwen minimaal 3,00 m aan één zijde;
  • h. de afstand van hoofdgebouwen, een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping niet meegerekend, tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ter plaatse van kopgevels van aaneengebouwde hoofdgebouwen minimaal 1 m, indien de kopgevel naar de doorgaande openbare weg is gericht.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend opgericht ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemming;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het achter- en zijerf, minimaal 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw met dien verstande dat een minimale afstand van 3,50 m toelaatbaar is als het hoofdgebouw als bungalow kan worden aangemerkt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 60 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 m respectievelijk maximaal 6,00 m;
  • e. de afstand van aan- en uitbouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 3,00 m aan één zijde;
  • f. de afstand van aan- en uitbouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt bij twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen minimaal 3,00 m aan één zijde indien deze zijde naar de openbare doorgaande weg is gericht;
  • g. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 3,00 m, aan dezelfde zijde als bedoeld in lid 6.2.2, sub e;
  • h. voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. per bouwperceel mag niet meer dan één overkapping worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m²;
    • 3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
    • 4. overkappingen worden minimaal 3,00 m achter de voorgevellijn gebouwd;
    • 5. de afstand van een overkapping tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande hoofdgebouwen minimaal 3,00 m, aan dezelfde zijde als bedoeld in lid 6.2.2, sub e.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde worden uitsluitend opgericht ten dienste van de in lid 6.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde mogen binnen het gehele bouwperceel worden gerealiseerd;
  • c. de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding bedraagt maximaal 2,00 m, met dien verstande dat een afscheiding die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw tot 1,00 m achter de voorgevellijn, maximaal 1,00 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde bedraagt maximaal 3,00 m.
6.3 Afwijking van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingsbevoegdheid aantal woningen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 Wabo afwijken van lid 6.2.1, sub a ten behoeve van het realiseren van meer dan 39 woningen, onder de voorwaarden dat

  • a. er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn;
  • b. de benodigde watercompensatie volledig binnen het plangebied wordt gerealiseerd;
  • c. aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 10.1 wordt voldaan;
  • d. bij het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag advies inwint bij het Supervisieteam omtrent de toelaatbaarheid van de afwijking;
  • e. het plan past binnen de regionale woningmarktafspraken.
6.3.2 Afwijkingsbevoegdheid gevellijn

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 Wabo afwijken van lid 6.2.2, sub b ten behoeve van het realiseren van een bijgebouw of overkapping op een kortere afstand tot (het verlengde van) de voorgevellijn met dien verstande dat het bijgebouw of de overkapping minimaal 1,00 m achter de voorgevellijn wordt gerealiseerd, mits de situering inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

6.3.3 Afwijkingsbevoegdheid zijdelingse perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 Wabo afwijken van lid 6.2.1, sub g ten behoeve van een bouwwerk op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de afstand niet kleiner wordt dan 2,00 m, de beleving van de openbare ruimte hierdoor niet onaanvaardbaar wordt aangetast en voldoende aandacht aan parkeren wordt geschonken.

6.3.4 Afwijkingsbevoegdheid bouwhoogte bijgebouw

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 Wabo afwijken van lid 6.2.2 sub d, ten behoeve van een hogere bouwhoogte. De maximale bouwhoogte bedraagt 7 m.

6.3.5 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1, lid 6.3.2, lid 6.3.3 en lid 6.3.4 wint het bevoegd gezag advies in bij een stedenbouwkundige en/of het Supervisieteam omtrent de toelaatbaarheid van de afwijking.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning, een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw, is bij wijze van medebestemming toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;
  • d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande dat:
    • 1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;
    • 3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
    • 4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
    • 5. er geen sprake is van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wabo.

Artikel 7 Waarde - Archeologie-3

7.1 Bestemmingsomschrijving


De voor Waarde - Archeologie-3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m² hebben;
  • c. het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de hierna onder 7.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

7.3.2 Werken c.q. werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
7.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

7.3.4 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen en afstanden
  • a. In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, horizontale dan wel verticale diepte in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  • b. in die gevallen dat de afstand tot enige grens van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven toegestaan, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan;
  • c. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
9.2 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen mag niet meer dan 3 m onder peil bedragen;
  • c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Parkeren

Elke woning biedt in principe parkeergelegenheid (p.p.) overeenkomstig de volgende minimale norm:

    • 1. woning duur (vrijstaand, geschakeld): 2,3 p.p./woning;
    • 2. woning middelduur (twee-aaneen, drie-aaneen): 2,3 p.p./woning;
    • 3. woning goedkoop (aaneengebouwd): 2,0 p.p./woning;
    • 4. zorgwoning (patio/gestapeld): 1,2 p.p./woning.
10.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het doen of laten gebruiken van gronden, alsmede gebouwen, onderkomens en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van (de exploitatie van) een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw als zelfstandige woonruimte;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte en/of voor bewoning;
  • d. het doen of laten gebruiken van gronden en gebouwen voor het opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • f. het doen of laten gebruiken van gronden als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. het doen of laten gebruiken van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
  • h. het doen of laten van onbebouwde gronden voor het storten c.q. lozen en/of het opslaan van bagger, grondspecie, puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • i. het doen of laten van onbebouwde gronden voor het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, containers, oude en nieuwe bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, machines of onderdelen hiervan, afval, puin, grind en brandstoffen;
  • j. het doen of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
10.3 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer van 30% van de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bebouwing.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingen
11.1.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  • a. overschrijding van de gegeven maten, afmetingen en bebouwingspercentages tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit en/of praktische omstandigheden daartoe aanleiding geeft;
  • c. het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² mag bedragen én de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;
  • e. vergroting van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 40 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 40 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m.
  • f. overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
  • g. indien binnen de planperiode de parkeernorm wordt aangepast, dan dient de gemiddelde norm volgens de CROW, publicatie 317, 2012, of daaropvolgende uitgaven, gehanteerd te worden met dien verstande dat:
    • 1. deze norm inclusief 0,3 p.p. voor bezoekers is;
    • 2. bij de parkeerbalans een onderscheid wordt gemaakt tussen het theoretische (conform het huidige ASVV) en berekeningsaantal (hierna benoemd), waarbij een enkele oprit minimaal 5 meter diep is, een lange oprit minimaal 10 meter diep is en een dubbele oprit minimaal 4,5 meter breed is.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.
12.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 13.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.8 Afwijking

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Heerlijk Heenvliet.