direct naar inhoud van Regels
Plan: Sluispolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.84BPSluispolder-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Sluispolder met identificatienummer NL.IMRO.0556.84BPSluispolder-va01 van de gemeente Maassluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererf(-gebied)

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.11 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.12 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning kan worden verleend.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de ruimte die gebruikt wordt voor de bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 beschermd stads- en dorpsgezicht

het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988, een en ander zoals vervat in het besluit tot aanwijzing van 12 april 1976.

1.22 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale dagelijks functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten.

1.27 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, genoemd onder Artikel 21, lid 4, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat boven 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,4 m aanwezig c.q. mogelijk is. Een onderhuis wordt hieronder niet begrepen.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 brutovloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.37 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.38 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een wellnesscentre, een evenemententerrein of een bowlingbaan en culturele voorzieningen zoals een dansschool, een muziekschool, een filmhuis en een bioscoop, een en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.39 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.40 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.41 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.42 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar.

1.43 detailhandel

Het bedrijfmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop),

verkopen, verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen

of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een

beroeps- of bedrijfsactiviteit en met uitzondering van verbruik ter plaatse.

1.44 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, waarvan de toepasselijke bestemming(en) als opgenomen in dit bestemmingsplan deze die inrichting niet verbieden;

1.46 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.47 evenement

Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen evenementen zoals markten, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, beurzen en festivals.

1.48 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.49 galerie

een tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst, als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze functies.

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.52 geluidszone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.53 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.55 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.56 huishouden

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar

gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik

maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in

één woning (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een

woongroep) die continue een eenheid vormt.

1.57 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.58 kleine eetwaren

Te denken valt aan broodjes, ijs en gebak, in ieder geval niet zijnde warme maaltijden voor lunch of diner.

1.59 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.60 kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoel in artikel 1 lid l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.61 maaltijdafhaal- of bezorgbedrijf

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • het bereiden van voedsel dat vervolgens – zonder tussenkomst van andere bedrijven – door de klant kan worden afgehaald voor directe consumptie elders;
  • het bereiden van voedsel dat vervolgens op een door de klant aangewezen locatie wordt bezorgd, daaronder niet begrepen maaltijdservice bij wijze van maatschappelijke voorziening.
1.62 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.63 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.64 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.65 ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt daaraan strikt functiegebonden ondersteunende horeca mag uitoefenen. De horecaactiviteit is qua

openingstijden vergelijkbaar met de hoofdfunctie en bestaat uit het tegen betaling

verstrekken van kleine eetwaren, koffie, thee en overige niet-alcoholische dranken.

1.66 opgraving

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.67 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.68 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. voor hoofdgebouwen die met de voorgevel onmiddellijk aan de dijk grenzen: de kruin van de dijk;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.69 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.70 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.71 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, waterfonteintjes, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen en abri's.

1.72 volumineuze detailhandel

detailhandel in de volgende de volgende branchegroepen:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.73 voorgevel

De naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, tenzij deze op de verbeelding is aangegeven met een gevellijn.

1.74 waterschap

overheidsorgaan (hieronder wordt mede verstaan: hoogheemraadschap) dat verantwoordelijk is voor de kwaliteit en de hoogte van het oppervlakte- en grondwater in een bepaald gebied.

1.75 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.76 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de

zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.77 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.78 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bebouwingspercentage

het oppervlakte aan gebouwen uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 (gebruiks-)vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de staat van bedrijven als bedoeld in 3.1.2 onder a;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt ten behoeve van lpg;
  • c. groen;
  • d. water;

één en ander met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. geluidswerende voorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen,
  • i. laad- en losvoorzieningen.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1:

a Staat van bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van bedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Straat   Huisnummer  
(sb-1)   specifieke vorm van bedrijf - 1   Verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG en tankshopartikelen   Laan 1940 - 1945   1  
(sb-2)   specifieke vorm van bedrijf - 2   een autohandel, -reparatie en -servicebedrijf tot en met milieucategorie 2 als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten   Vermeerlaan   30  
(sb-3)   specifieke vorm van bedrijf - 3   bedrijven tot en met milieucategorie 2 als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten   Wouwermanstraat   7 en 8  

b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

3.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
3.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, voorzover niet gerelateerd aan het op de bestemming gerichte gebruik;
  • d. het gebruik van gebouwen voor woondoeleinden;
  • e. Wgh-inrichtingen;
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een andere

vorm van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1.2 onder a toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vorm van bedrijfsactiviteiten is naar aard en omvang gelijk te stellen met een milieucategorie 2 als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
    percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
    van de omliggende percelen.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Staat van nutsvoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn, voorzover aanduidingen zijn opgenomen, overeenkomstig deze aanduidingen uitsluitend toegestaan de nutsvoorzieningen genoemd in de navolgende Staat van nutsvoorzieningen:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Straat   Huisnummer  
(sb-4)   specifieke vorm van bedrijf - 4   Een gemaal   Wipperskade   ong.  
b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

c Cultuurhistorische waarde

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden in verband met de ter plaatse aanwezige molen en bijbehorend molenaarshuisje.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

4.2.3 Maatvoeringseisen gebouwen (kleine) nutsvoorzieningen

Voor de nutsvoorzieningen gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' van toepassing is, dan bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
  • c. indien een aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen dan mag deze volledig worden bebouwd;
  • d. de bebouwde oppervlakte bedraagt, indien geen aanduiding 'bouwvlak' van toepassing is, niet meer dan 15 m2;
4.2.4 Maatvoeringseisen gebouwen bij 'specifieke vorm van bedrijf - 4'

In afwijking van het bepaalde in 4.2.3 gelden voor de nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- 4' de volgende maatvoeringseisen voor gebouwen:

  • a. de bestaande bebouwde oppervlakte, goot- en/of bouwhoogte geldt als maximum;
  • b. de bestaande maatvoeringen mogen niet worden gewijzigd en werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd ten behoeve van het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde en/of de cultuurhistorische waarde niet in onevenredige mate wordt aangetast.
4.2.5 Maatvoeringseisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • c. een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • d. een seksinrichting;
  • e. Wgh-inrichtingen;
  • f. een risicovolle inrichting;
  • g. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt. Indien geen aanduiding 'bouwvlak' is opgenomen, dan mag de bestemmingsgrens niet worden overschreden. Dit verbod geldt niet voor bestaande situaties.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. groen;
  • d. water;

een en ander met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

5.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

5.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
5.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik:

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik, en:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • c. volumineuze detailhandel;

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

met bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • c. erven;
  • d. tuinen;
  • e. water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.

en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

6.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

6.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
6.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
6.3 Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;
  • b. detailhandel.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de staat van activiteiten als bedoeld in 7.1.1 onder a;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. groen;
  • f. water;

één en ander met de bij deze bestemming behorende voorzieningen en overeenkomstig de naderedetaillering van de bestemmingsomschrijving, zoals:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
7.1.1 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1:

a Staat van activiteiten

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van bedrijven:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Straat   Huisn umme r   Maximum gebruiksopperv lakte  
(sgd-1)   specifieke vorm van gemengd - 1   detailhandel uitsluitend op de begane grond   Arthur van Schendelstraat   4   n.v.t.  
(sgd-2)   specifieke vorm van gemengd - 2   bedrijven tot en met milieucategorie 2 als bedoeld in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, of naar aard en omvang daarmee vergelijkbaar en uitsluitend op de begane grond   P.C. Hooftlaan   11 (en verder)   n.v.t.  
(sgd-3)   specifieke vorm van gemengd - 3   detailhandel uitsluitend op de begane grond   P.C. Hooftlaan   358 (en verder)   n.v.t.  
(sgd-4)   specifieke vorm van gemengd - 4   detailhandel uitsluitend op de begane grond   Mesdaglaan   1 (en verder)   n.v.t.  
(sgd-5)   specifieke vorm van gemengd - 5   - detailhandel uitsluitend op de begane grond;
- maximaal 2 horecabedrijven behorende tot maximaal categorie 1 van de Bijlage 2 Staat van horecaactiviteiten
- maximaal 1 horecabedrijf behorende tot maximaal categorie 3 van de Bijlage 2 Staat van horecaactiviteiten  
Mesdaglaan   229 (en verder)   Uitsluitend voor:
- horeca categorie 1: totaal 200 m2;
-horeca categorie 3: 50 m2 inpandig en 10 m2 terras;

   
b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning op de begane grond is niet toegestaan.

c Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

7.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
7.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;
  • d. een maaltijdafhaal- of bezorgbedrijf is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 5'..

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, waaronder begrepen parken en plantsoenen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen, in- en uitritten;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. een zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie';
  • h. nutsvoorzieningen.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde overeenkomstig het bepaalde in 8.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende maximale bouwhoogten gelden:

  • a. van erf-en terreinafscheidingen 1 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' een zend- en ontvangstinstallatie van 40 meter;
  • c. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 meter.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecadoeleinden, overeenkomstig de in 9.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving;
  • b. wonen in de vorm van een bedrijfswoning, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. groen;
  • d. water;

één en ander met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen,
  • h. laad- en losvoorzieningen.
  • i. tuinen, erven en verhardingen;
9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:

a Staat van horecafuncties

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de functies genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Adres   Huisnummer   Maximum gebruiksoppervlakte  
(sh-1)   specifieke vorm van horeca - 1   brasserie / restaurant en zalenverhuur uitsluitend op de benedenlokaliteiten   Sportlaan   2   360 m2  

b Bedrijfswoning

Per bestemmingsvlak is een bedrijfswoning toegestaan en maximaal één per bestemmingsvlak.

c Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
d cultuurhistorische waarde

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden in verband met de aanwezige historische bebouwing aldaar.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerk geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

9.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

9.2.3 Gebouwen
  • a. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
  • c. de bestaande maatvoeringen mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' niet worden gewijzigd en werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd ten behoeve van het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde en/of de cultuurhistorische waarde niet in onevenredige mate wordt aangetast.
9.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het bewonen van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. detailhandel.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. groen;
  • d. water;

één en ander met de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
10.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 10.1:

a Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

10.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

10.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
10.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;
  • b. detailhandel.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke functies, zoals opgenomen in de staat van maatschappelijke functies als bedoeld in 11.1.2;
  • b. het verenigingsleven;
  • c. groen;
  • d. water;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen.
11.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in11.1:

a Staat van maatschappelijke functies

Op de gronden met deze bestemming zijn toegestaan de maatschappelijke functies genoemd in de navolgende Staat van maatschappelijke functies:

Afkorting   Aanduiding   Functie   Straat   Huisnumm er  
(sm-1)   specifieke vorm van maatschappelijk - 1   Onderwijsvoorzieningen   Reviusplein   8  
(sm-2)   specifieke vorm van maatschappelijk - 2   Begraafplaats   Reviusplein   7  
(sm-3)   specifieke vorm van maatschappelijk - 3   Multifunctionele maatschappelijke accomodatie   G.A. Brederolaan   37  
(sm-4)   specifieke vorm van maatschappelijk - 4   Onderwijsvoorzieningen, kinderopvang, peuterspeelzalen, sportzaal   Guido Gezellestraat / G.A. Brederolaan   ong.  
(sm-5)   specifieke vorm van maatschappelijk - 5   levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden   G.A. Brederolaan   49  
(sm-6)   specifieke vorm van maatschappelijk - 6   Multifunctionele maatschappelijke accomodatie   Vincent van Goghlaan   2 t/m 6  
(sm-7)   specifieke vorm van maatschappelijk - 7   levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden   Rembrandtlaan   2  
b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning op de begane grond is niet toegestaan.

c Voorwaardelijke verplichting geluid bij 'sm - 4'

Het bouwen en het gebruik van de gronden en aanwezige bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' is alleen toegestaan als geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden, die blijkens akoestisch onderzoek de ingevolge het Activiteitenbesluit of een daarop gebaseerd maatwerkvoorschrift vereiste akoestisch afschermende werking hebben ten behoeve van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonbebouwing in de directe omgeving.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

11.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is
aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de

aanduiding 'bouwvlak'.

11.2.3 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd ten behoeve van gebouwen;
11.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
11.3 Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;
  • b. detailhandel.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. groen;
  • c. water;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Staat van recreatieve voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:

Afkorting   Aanduiding   Activiteiten   Straat   Huisn umme r   (1) Maximum bebouwde oppervlakte en (2) voorwaarden maximaal gebruiksoppervlakte  
(sr-1)   specifieke vorm van recreatie - 1   Dierenweide   Sportlaan   ong.   (1) 30 m2
(2) n.v.t  
(sr-2)   specifieke vorm van recreatie - 2   Zwembad   Sportlaan   8 en 8a   (1)bebouwingspercentage op verbeelding;
(2)toegestaan gebruiks oppervlakte inpandige horeca: 93 m2. Overige functies geen eisen ten aanzien van maximaal gebruiksoppervlakte.  

b Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

c Ondergeschikte detailhandel

Binnen de bestemming is detailhandel toegestaan, uitsluitend in ondergeschikte vorm en dienstbaar aan de ter plaatse toegestane recreatieve voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

12.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
12.2.3 Bebouwde oppervlakte

De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de Staat van recreatieve voorzieningen in 12.1.2 onder a;

12.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van lichtmasten en vlaggenmasten   6 m  
e.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing recreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 12.2.3 opgenomen maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing van recreatiebedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. voor de bebouwde oppervlakte geldt het volgende:
    • 1. de in 12.2.3 opgenomen bebouwde oppervlakte met maximaal 15% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de belangen van de omliggende bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
  • e. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden;
  • b. een risicovolle inrichting;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. groen;
  • c. water;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en overeenkomstig de in 13.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

13.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 13.1.1:

a Staat van sportvoorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van sportvoorzieningen:

Aanduiding   Betekenis   Activiteiten   Straat   Huisn umme r   Maximum gebruiksvloer oppervlakte ondersteunen de horeca  
(ss-1)   specifieke vorm van sport - 1   Veldsport   Wipperspark   1a en 1b   130 m2 inpandig  
(ss-2)   specifieke vorm van sport - 2   Veldsport   Sportlaan   1 en 3   200 m2 inpandig en 150 m2 buitenterras  
(ss-2)   specifieke vorm van sport - 3   Schietvereniging   Sportlaan   12   75 m2 inpandig  
(ss-3)   specifieke vorm van sport - 4   Veldsport   Maria Rutgersstraat   2   80 m2 inpandig en 440 m2 terras  
b Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

c Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de ondersteunende horeca vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een bestaande functie als opgenomen onder a, met uitzondering van statische opslag;
  • 2. het is uitsluitend inpandig toegestaan;
  • 3. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan opgenomen onder a.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

13.2.2 Bebouwingspercentage

Het gezamenlijk oppervlakte aan gebouwen voor de voorzieningen als bedoeld in 13.1.2 onder a bedraagt niet meer dan op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Voor zover op de verbeelding geen bebouwingspercentage is opgenomen geldt de bestaande oppervlakte van gebouwen als maximum.

13.2.3 Gebouwen

De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte.

13.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen   3 m  
b.   van lichtmasten   19 m  
c.   van vlaggemasten   6 m  
d.   geluidswerende voorzieningen   10 m  
e.   van tribunes   10 m  
f.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
g.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning oppervlakte bebouwing sport

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.2 teneinde de opgenomen maximale oppervlakte bebouwing van een sportfunctie te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de in 13.2.2 opgenomen bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% in de planperiode worden vergroot;
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
  • c. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. de belangen van de omliggende bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
    • 2. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
    • 3. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuregelgeving;
    • 4. de uitbreiding is vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
    • 5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • 6. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor woondoeleinden;
  • b. lawaaisporten, met uitzondering van de schietvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2' op de locatie sportlaan 12;
  • c. een risicovolle inrichting;
  • d. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik welke:
    • 1. ter plaatse van onbebouwde gronden een maximale stapelhoogte heeft van 4m;
    • 2. geen opslag van gevaarlijke stoffen betreft, die een 10-6 risicocontour hebben welke de bestemmingsgrens overschrijdt, uitgezonderd bestaande situaties;
    • 3. geen opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk betreft;

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groen;
  • d. water;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. reclame-uitingen;
  • i. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. groen;
  • c. water;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. reclame-uitingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • c. aanlegsteigers en aanlegplaatsen;
  • d. havens;
  • e. verkeer te water.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', tevens gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', tevens zorgwoningen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. groen;
  • g. water;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • h. erven;
  • i. tuinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen.
  • l. paden;
17.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 17.1:

a Voorwaardelijke verplichting geluid bij 'sw-1'

Het bouwen en het gebruik van hoofdgebouwen en erven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is uitsluitend toegestaan, als ter plaatse van de in onderstaande afbeelding opgenomen rode lijn een geluidwerende voorziening met een minimale hoogte van 2 meter wordt gerealiseerd en deze in stand wordt gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.84BPSluispolder-va01_0001.jpg"

b Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast mag als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie worden uitgeoefend, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning, te weten de hoofdbouwmassa met aan- en uitbouwen, tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Een bed&breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

17.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid b en c geldt voor de realisatie van een dakopbouw bij aaneengesloten grondgebonden woningen, dat de dakopbouw moeten worden uitgevoerd in de vorm van:
    • 1. een kap met een dakhelling, indien bij één of meerdere aaneengesloten woningen binnen eenzelfde bouwvlak reeds sprake is van gebouw voorzien van een kap met een dakhelling. De dakhelling van de te realiseren dakopbouw is hierbij gelijk aan de bestaande dakhelling als aanwezig bij de kap van bestaande aaneengesloten woningen. Indien sprake is van verschillende dakhellingen bij kap van bestaande aaneengesloten woningen, dan wordt voor de dakhelling van de dakopbouw aangesloten bij één van de bestaande dakhellingen;
    • 2. een bouwlaag met een platte dakafdekking indien bij één of meerdere aaneengesloten woningen binnen eenzelfde bouwvlak reeds sprake is van een platte dakafdekking van een derde bouwlaag van het gebouw.
17.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden navolgende regels:

  • a. de bebouwing wordt binnen het bouwvlak en/of achtererfgebied gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m².
17.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:

a.   van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied:    
  1. voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   1 m  
  2. achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn   2 m  
b.   van erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar gebied   2 m  
c.   van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd   3 m  
d.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken van voorwaardelijke verplichting onderdeel bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de voorwaardelijke verplichting zoals bedoeld in 17.1.2 onder a en toestaan dat de genoemde geluidwerende voorziening niet wordt gebouwd, dan wel in stand wordt gehouden, mits uit aanvullend akoestisch onderzoek blijkt, dat de geluidbelasting vanwege de maatschappelijke functie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' ter plaatse van de achtertuinen van de woningen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, dan wel een daarop gebaseerd maatwerkvoorschrift.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, anders dan genoemd in 29.2.
17.4.2 Afwijken van voorwaardelijke verplichting onderdeel gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de voorwaardelijke verplichting zoals bedoeld in 17.1.2 onder a en toestaan dat de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' worden gebruikt zonder dat de genoemde geluidwerende voorziening wordt gebouwd, dan wel in stand wordt gehouden, mits uit aanvullend akoestisch onderzoek blijkt, dat de geluidbelasting vanwege de maatschappelijke functie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' ter plaatse van de achtertuinen van de woningen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, dan wel een daarop gebaseerd maatwerkvoorschrift.

Artikel 18 Wonen - Garagebox

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van motorvoertuigen in garageboxen en/of berging.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 18.1 mogen uitsluitend worden gebouwd garages, garageboxen, autoboxen en/of bergingen uitsluitend binnen het bouwvlak.

18.2.2 Garageboxen en/of bergingen

Voor het bouwen van garageboxen en/of bergingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3,5 m bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;
  • b. opslag, anders dan inherent aan de stalling van motorvoertuigen of opslag van huisraad;
  • c. permanente bewoning.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding;

Één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

19.1.1 Verhouding tussen bestemmingen

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

19.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • b. De oppervlakte respectievelijk de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld onder a mogen niet meer dan 10 m² respectievelijk 3,0 m bedragen.
  • c. Het bouwen ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming(en) is niet toegestaan behoudens na verlening van omgevingsvergunning als bedoeld in 19.3.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder a, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voorzover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Veiligheidscontour

Uitsluitend zijn leidingen toegestaan die passen binnen de bestaande plaatsgebonden risicocontour 10-6.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In het belang van het bepaalde in lid 19.1 is het verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.5.1 Uitzonderingsregels

Het verbod als bedoeld in lid 19.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. betrekking hebben op normaal agrarisch gebruik;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 19.1 bedoelde bestemming;
  • f. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
19.5.2 Toetsingscriterium bij omgevingsvergunningverlening

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 19.5 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 20 Leiding - Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een hogedruk watertransportleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

20.1.1 Verhouding tussen bestemmingen

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

20.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
  • b. Het bouwen ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming(en) is niet toegestaan behoudens na verlening van omgevingsvergunning als bedoeld in 20.3.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, met een diepte van meer dan 30 cm;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
20.4.2 Uitzonderingen

Het onder 20.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. welke betreffen het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
20.4.3 Verlening

De in 20.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 20.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 21.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

21.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

21.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 21.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Afwijken van de bouwregels

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
21.4.2 Uitzondering op aanlegverbod

Het verbod van lid 21.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 21.2 of 21.3 in acht is genomen;
  • b. niet dieper dan 40 cm onder maaiveld reiken;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
21.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in lid 21.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 21.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 22.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

22.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

22.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 22.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. een bouwwerk met een grotere oppervlakte dan 50 m², dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
22.3 Afwijken van de bouwregels

 

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
22.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 22.2 of 22.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. met een grotere oppervlakte dan 50 m², welke niet dieper dan 40 cm onder maaiveld reiken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
22.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van 22.2 wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in lid 22.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 22.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zaken deskundige.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 23.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

23.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

23.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 23.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk met een grotere oppervlakte dan 100 m², dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Afwijken van de bouwregels

 

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
23.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 23.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 23.2 of 23.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. met een grotere oppervlakte dan 100 m², welke niet dieper dan 40 cm onder maaiveld reiken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van 22.2 wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in lid 23.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 23.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zaken deskundige.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 24.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

24.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

24.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 24.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • c. een bouwwerk met een grotere oppervlakte dan 200 m², dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Afwijken van de bouwregels

 

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
24.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 24.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 of 24.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • c. met een grotere oppervlakte dan 200 m², welke niet dieper dan 40 cm onder maaiveld reiken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van 22.2 wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in lid 24.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 24.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zaken deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 6

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 25.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

25.2.2 Relatie enkelbestemming

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

25.2.3 Uitzondering op bouwregels

Het bepaalde in lid 25.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • c. een bouwwerk met een grotere oppervlakte dan 200 m², dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
25.3 Afwijken van de bouwregels

 

  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  • c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 6 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het hoogheemraadschap;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
25.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 25.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 of 25.3 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • c. met een grotere oppervlakte dan 200 m², welke niet dieper dan 100 cm onder maaiveld reiken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van 22.2 wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. voor zover de in lid 25.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 25.4.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zaken deskundige.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 26.1 bedoeld, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2, onder b:

  • a. indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een keurvergunning overlegd kan worden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Bestaande maten
  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
28.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwvlakken mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een seksinrichting;
29.2 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
29.3 Parkeernorm

Voor de in dit plan voorkomende bestemmingen zijn de parkeernormen als bedoeld in het geldend gemeentelijk parkeerbeleid van toepassing.

Artikel 30 Algemene aanduidingregels

30.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
30.1.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen teneinde de aangewezen gronden te bestemmen voor:

  • a. grondgebonden woningen:
  • b. gestapelde woningen;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. groen;
  • f. water;
  • g. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • h. erven;
  • i. tuinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen.
30.1.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Aan de wijziging van de bestemmingen als bedoeld in 30.1.1 zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 68;
  • b. grondgebonden woningen zijn toegestaan aan de oost- en zuidzijde van het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • c. gestapelde woningen zijn toegestaan aan de west- en zuidzijde van het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • d. hoofdgebouwen van grondgebonden woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak;
  • e. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt respectievelijk maximaal 7 en 11 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen ter plaatse van ruimtelijke accenten als bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels respectievelijk maximaal 10 en 14 meter;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen van gestapelde woningen bedraagt maximaal 16 meter;
  • h. het aantal parkeerplaatsen binnen de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 dient te worden bepaald aan de hand van de vigerende gemeentelijke beleidsregels parkeren;
  • i. er is ter plaatse van de toe te delen bestemming(en) voor grondgebonden en gestapelde woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • j. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen mogen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
    van de omliggende percelen;
  • l. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
30.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
30.2.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen Bedrijf - Nutsvoorziening, 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen teneinde de aangewezen gronden te bestemmen voor:

  • a. grondgebonden woningen:
  • b. gestapelde woningen;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. groen;
  • f. water;
  • g. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • h. erven;
  • i. tuinen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen.
30.2.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

Aan de wijziging van de bestemmingen als bedoeld in 30.2.1 zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 62;
  • b. grondgebonden woningen zijn toegestaan aan de noord-, oost- en zuidzijde van het gebied met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2';
  • c. gestapelde woningen zijn toegestaan aan de west-, noord- en zuidzijde van het gebied met de aanduiding'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2;
  • d. hoofdgebouwen van grondgebonden woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak;
  • e. de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen bedraagt respectievelijk maximaal 7 en 11 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen ter plaatse van ruimtelijke accenten als bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels respectievelijk maximaal 10 en 14 meter;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen van gestapelde woningen bedraagt maximaal 16 meter;
  • h. het aantal parkeerplaatsen binnen de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 dient te worden bepaald aan de hand van de vigerende gemeentelijke beleidsregels parkeren;
  • i. er is ter plaatse van de toe te delen bestemming(en) voor grondgebonden en gestapelde woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • j. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen mogen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
    van de omliggende percelen;
  • l. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
30.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
30.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' wijzigen teneinde de aangewezen gronden te bestemmen voor:

  • a. grondgebonden woningen:
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. groen;
  • d. water;
  • e. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • f. erven;
  • g. tuinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen.
30.3.2 Voorwaarden wijzigingsgebied

Aan de wijziging van de bestemmingen als bedoeld in 30.3.1 zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 39;
  • b. hoofdgebouwen van woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak;
  • c. de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt respectievelijk maximaal 7 en 11 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen ter plaatse van ruimtelijke accenten als bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels respectievelijk maximaal 10 en 14 meter;
  • e. het aantal parkeerplaatsen binnen de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 dient te worden bepaald aan de hand van de vigerende gemeentelijke beleidsregels parkeren;
  • f. er is ter plaatse van de toe te delen bestemming(en) voor grondgebonden woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • g. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen mogen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
    van de omliggende percelen;
  • i. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
30.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
30.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' wijzigen teneinde de aangewezen gronden te bestemmen voor:

  • a. grondgebonden woningen:
  • b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. groen;
  • d. water;
  • e. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:

  • f. erven;
  • g. tuinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen.
30.4.2 Voorwaarden wijzigingsgebied

Aan de wijziging van de bestemmingen als bedoeld in 30.3.1 zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 64;
  • b. hoofdgebouwen van woningen dienen te worden voorzien van een zadeldak;
  • c. de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt respectievelijk maximaal 7 en 11 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de goot- en bouwhoogte van grondgebonden woningen ter plaatse van ruimtelijke accenten als bedoeld in Bijlage 3 bij deze regels respectievelijk maximaal 10 en 14 meter;
  • e. het aantal parkeerplaatsen binnen de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 dient te worden bepaald aan de hand van de vigerende gemeentelijke beleidsregels parkeren;
  • f. er is ter plaatse van de toe te delen bestemming(en) voor grondgebonden woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • g. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
    van de omliggende percelen;
  • i. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetgeving;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
30.5 Veiligheidszone - lpg
30.5.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' geldt het volgende:

  • a. de bouw van kwetsbare objecten is niet toegestaan;
  • b. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaande beperkt kwetsbare objecten op dezelfde locatie.
30.5.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
  • b. de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wordt verkleind, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden 10-6/jr risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden een kleinere 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour geldt.
30.6 Vrijwaringszone - dijk
30.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering.

30.6.2 Bouwregels

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd.

30.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van 30.6.2 , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende dijk- en waterbeheerder.
30.7 Geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' gelden de volgende regels:

  • a. geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn geluidsgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
30.8 Molenbiotoop
30.8.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' en 'vrijwaringszone- molenbiotoop 400m' de volgende regels:

  • a. binnen de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' wordt geen bebouwing opgericht en beplanting aangebracht welke in volwassen toestand hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m', voorzover deze niet samenvalt met de 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' wordt geen bebouwing opgericht en beplanting aangebracht welke in volwassen toestand met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
30.8.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 30.8.1, indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing.

30.8.3 Afstemmingsregel

indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 30.8.1 en 30.8.2, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

30.8.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor beplanting met een hogere hoogte dan op basis van lid 30.8.1 en 30.8.2 toegestane bouwhoogte. Ten aanzien van beplanting is het bepaalde in lid 30.8.3 niet van toepassing.

30.8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 30.8.4, indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing.

30.9 Overige zone - zoekgebied waterberging
30.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - zoekgebied waterberging' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als zoekgebied voor (de aanleg en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de) waterberging.

Binnen de gronden gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding Overige zone - zoekgebied waterberging dient minimaal 560 m3 aan waterbergingscapaciteit te worden aangelegd.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Omgevingsvergunning 10%

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

32.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

32.2 Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 tot en met - 6 geheel of gedeeltelijk te verwijderen of uit te breiden, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. op grond van nader archeologisch onderzoek de gronden ter plaatse een hogere archeologische verwachting blijken te hebben.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam regels van het bestemmingsplan '' Sluispolder'.