Plan: | Landelijk Gebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1 |
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 t/m 14 Agrarische artikelen
De agrarische bestemmingen zijn ondergebracht in artikel 3 t/m 14. In het plangebied komen 5 verschillende zones en 3 verschillende productietakken voor. Elke combinatie van zone en productietak heeft een unieke bestemming gekregen. Op deze manier worden de mogelijkheden van een bedrijf in 1 oogopslag duidelijk zonder dat er aanvullende of afwijkende regels in bijvoorbeeld gebiedsaanduidingen zijn opgenomen. Op basis van deze systematiek is het dus mogelijk dat voor een enkel bedrijf een apart artikel is opgesteld. Omdat niet alle productietakken in alle zones voorkomen zijn er in dit bestemmingsplan 12 in plaats van 15 agrarische artikelen opgenomen.
Voor alle agrarische bedrijven geldt dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Een uitzondering wordt gemaakt voor erf- en terreinafscheidingen. Voor bollenteeltbedrijven in een bollenzone geldt tevens dat windschermen en rolkassen (met die een basis hebben binnen het bouwvlak) ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.
De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing is geregeld in de bouwregels. Voor bollenteeltbedrijven is hierbij onderscheid gemaakt in ondersteunend glas en bedrijfsgebouwen. De oppervlakte bedrijfsgebouwen is gerelateerd aan de oppervlakte duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden. In de begripsbepaling is omschreven welke gronden hier onder vallen en in bijlage 3 van de regels is ter verduidelijking een figuur opgenomen.
Om verpaarding van het landschap te voorkomen en de bollengrond in stand te houden zijn paardenbakken uitsluitend toegestaan bij grondgebonden veehouderijbedrijven. Ter bescherming van de landschapswaarden zijn paardenbakken uitsluitend binnen de bouwvlakken van deze bedrijven toegestaan.
Omdat in de bestemmingen zoals opgenomen in artikel 10 en 11 (grondgebonden veehouderijen in Bollenzone 1 en 2) geen bouwvlakken aanwezig zijn, zijn in deze artikelen geen bouwregels voor o.a. gebouwen opgenomen. Ook de regelingen voor nevenfuncties en paardenbakken binnen het bouwvlak zijn voor deze bestemmingen niet van toepassing.
Ten behoeve van de flexibiliteit zijn er een aantal afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Een vaak terugkerende voorwaarde is dat de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar moet zijn. In onderstaand tekstblok is aangegeven wat hieronder valt. De afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden zijn voor alle agrarische bestemmingen nagenoeg gelijk. Uitzondering vormen de volgende afwijkingen:
Deze afwijkingen zijn alleen toegestaan indien dit landschappelijk toelaatbaar is vanwege het beschermende karakter (nee-tenzij) niet opgenomen in de zone Bollenzone-1
De afwijking is gezien de productietak alleen opgenomen voor grondgebonden veehouderijbestemmingen.
Voor glastuinbouwbedrijven buiten het glastuinbouwconcentratiegebied zijn geen afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Milieuhygiënische inpasbaarheid
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden: - toetsing aan de eisen uit de Natuurbeschermingswet; - toetsing van de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder); - toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen; - aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden; - beoordeling van de inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid. |
Artikel 15 Bedrijf
Alle niet agrarische bedrijven, uitgezonderd de het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven en handels- en exportbedrijven zijn voorzien van de bestemming Bedrijf. In principe zijn alle bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Indien er op basis van de bestaande rechten bedrijven zijn gevestigd met een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan zijn deze bedrijven voorzien van een specifieke aanduiding. Dit betekent dat naast de bedrijfsactiviteit uit een hogere categorie ook categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven zijn toegestaan. Voor enkele bedrijfsactiviteiten is omschakeling naar alle categorie 1 en 2 bedrijven uit van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet gewenst. In de regels is dit aangegeven door middel van de term uitsluitend. Indien er uitsluitend staat is alleen de genoemde bedrijfsactiviteit toegestaan en is omschakeling naar een categorie 1 en 2 bedrijf uit de van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet mogelijk.
Voor bedrijventerrein zoals opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1981 geldt een afzonderlijke regeling die is afgestemd op de vigerende mogelijkheden. Hier is gewerkt met een bedrijfszonering voor het bedrijventerrein Mallegatspoort. De bepalingen uit artikel 15 lid 15.1 onder b, c, en d gelden voor deze specifieke situatie.
Voor de uitbreiding van de bedrijven is aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Hiertoe zijn door middel van een maatvoeringsaanduiding percentages op de verbeelding aangegeven. Het betreft hier een percentage van het bouwvlak. Voor de goot- en bouwhoogte is aangesloten bij de Kadernota. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Artikel 16 Bedrijf – Agrarisch aanverwant
Voor de aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven is een afzonderlijke bestemming opgenomen. Omdat alle aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven op elk vlak met deze bestemming zijn toegestaan, is niet gewerkt met aanduidingen. Net als bij de bestemming bedrijf is voor de uitbreiding van de bedrijven aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Hiertoe zijn door middel van een maatvoeringsaanduiding percentages op de verbeelding aangegeven. Het betreft hier het percentage van het bouwvlak. Voor de goot- en bouwhoogte is aangesloten bij de Kadernota. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Artikel 17 Bedrijf - Handels-en exportbedrijf
Gezien de relatie met de bollenteelt is voor handels- en exportbedrijven een afzonderlijke bestemming opgenomen. Net als bij de bestemming bedrijf is voor de uitbreiding van de bedrijven aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Hiertoe zijn door middel van een maatvoeringsaanduiding percentages op de verbeelding aangegeven. Het betreft hier het percentage van het bouwvlak. Voor de goot- en bouwhoogte is aangesloten bij de Kadernota. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Artikel 18 Detailhandel – Tuincentrum
Het tuincentrum is bestemd als Detailhandel – Tuincentrum. De begripsomschrijving die in hoofdstuk 1 is opgenomen voor een tuincentrum, maakt ook aanverwante en ondergeschikte overige detailhandel en horeca mogelijk. Door deze constructie mogen deze 'afwijkende' functies alleen worden uitgeoefend als onderdeel van een tuincentrum en niet zelfstandig.
Bij het tuincentrum is één bedrijfswoning toegestaan. Voor de bedrijfswoning en de overige bedrijfsbebouwing zijn specifieke maatvoeringen opgenomen.
Artikel 19 Gemengd
Binnen Gemengd zijn zowel kantoren als maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Of dit zelfstandig, in combinatie of naast elkaar gebeurt is daarbij niet relevant. Ook het uitoefenen van slechts één van beide functies behoort tot de mogelijkheden. Bedrijfswoningen zijn binnen dit artikel uitgesloten.
Artikel 20 Groen
Grote groenelementen en structurerend groen zijn als Groen bestemd. Om de openheid hiervan te waarborgen zijn gebouwen niet toegestaan.
Voor wat betreft het bouwen kent het artikel één uitzondering op bovenstaande. Deze is bedoeld om bij woonschepen een bijgebouw op de waterkant toe te staan.
Artikel 21 Horeca
De bestemming Horeca komt slechts eenmaal voor binnen het plangebied, zodat de mogelijkheden toegesneden zijn op de ter plaatse aanwezige vormen van horeca. Zodoende zijn horecavoorzieningen uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten direct toegestaan. Uit categorie 2 en 3 van deze Staat zijn respectievelijk een hotel en zalenverhuur direct toegestaan. In deze horecavestiging is ook een casino gevestigd. Omdat dit in de APV is vastgelegd is dit niet nogmaals opgenomen in het bestemmingsplan.
Het artikel voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om andere vormen van horeca uit een hogere categorie toe te staan, onder de voorwaarde dat hiervoor is aangetoond dat de effecten op de omgeving vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf zoals hierboven genoemd.
Bedrijfswoningen bij horecavoorzieningen zijn niet toegestaan.
Artikel 22 Kantoor
Zelfstandige kantoren zijn bestemd als Kantoor. Bedrijfswoningen zijn hierbij uitgesloten.
Artikel 23 Maatschappelijk – Begraafplaats
De begraafplaats is bestemd als Maatschappelijk – Begraafplaats. Andere maatschappelijke functies zijn zodoende niet toegestaan. Het gehele bestemmingsvlak is van een bouwvlak voorzien, zodat overal gebouwen geplaatst mogen worden. De maximumomvang van deze gebouwen is beperkt door middel van een bebouwingspercentage. Het betreft hier het percentage van het bouwvlak. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.
Artikel 24 Molen
De twee molens in het gebied zijn bestemd als Molen. De omvang van de bedrijfsgebouwen, waaronder de molen zelf, is in beide gevallen afgestemd op de bestaande situatie.
Een onderscheid is er met betrekking tot de bedrijfswoningen. In het ene geval is geen bedrijfswoning toegestaan, terwijl in het andere geval 1 bedrijfswoning is toegestaan. Dit is doormiddel van een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding aangegeven. Omdat de bedrijfswoning uitsluitend intern (in de molen) is toegestaan, is met bovenstaande regeling van de maatvoering voor de molen ook direct de maximumomvang van de woning bepaald.
Artikel 25 Natuur
Grootschalige en structurerende natuurelementen zijn bestemd als Natuur. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden staan in dit artikel centraal. Om die reden zijn gebouwen niet toegestaan en mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, slechts in de vorm van erfafscheidingen worden gebouwd.
Om de bovengenoemde waarden verder te beschermen is bovendien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) of van werkzaamheden voorgeschreven. Ingrepen die de genoemde waarde mogelijk kunnen aantasten zijn zodoende pas toegestaan nadat is gebleken dat deze waarden hiermee niet onevenredig worden geschaad
Artikel 26 Recreatie
Voor het perceel aan de Westelijke Randweg 4 is de bestemming recreatie opgenomen. Binnen deze bestemming is een recreatieve functie die passend en ondersteunend is aan het recreatieve karakter van de bloemententoonstelling toegestaan. Daarnaast zijn ondergeschikte andere functies mits passend bij de hoofdfunctie ook toegestaan. de oppervlakte aan bebouwing is geregeld door middel van een bebouwingspercentage. Op het perceel is tevens een bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 27 Recreatie – Dagrecreatie
Met uitzondering van de volkstuinen zijn de recreatieve voorzieningen bestemd als Recreatie – Dagrecreatie. Door de afwijkende regeling is voor volkstuinen een afzonderlijke bestemming gemaakt, die hierna toegelicht wordt.
De overige recreatieve voorzieningen zijn zoals gezegd in één artikel vastgelegd, maar zijn wel ieder voor zich van een aanduiding voorzien zodat alleen de ter plaatse aanwezige vorm van recreatie wordt toegestaan. Een manege en een wielercircuit zijn zodoende allebei toegestaan, maar kunnen niet onderling van locatie wisselen. Dit geldt eveneens voor de overige recreatievormen.
Per voorziening is de toegestane mate van bebouwing vastgelegd. Het betreft hier het percentage van het bouwvlak. Voor alle recreatieve voorzieningen geldt dat bedrijfswoningen niet toegestaan zijn.
Artikel 27 Recreatie – Volkstuinen
Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend volkstuinen toegestaan. Bebouwing is in beginsel alleen toegestaan in de vorm van een centraal verenigingsgebouw. Bij volkstuinen groter dan 180 m2 is bovendien één gebouw van ten hoogste 10 m2 toegestaan met dien verstande dat dit geen tuinhuisje mag zijn.
Met deze regeling wordt voorkomen dat ieder (klein) tuintje zijn eigen gebouw heeft, zodat de openheid behouden blijft. Door tuinhuisjes uit te sluiten zijn alleen gebouwen zoals schuurtjes toegestaan. Hiermee wordt verblijf tegengegaan.
Artikel 28 Tuin
De tuinbestemming is opgenomen voor tuinen bij woonhuizen. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om voortuinen en overige delen van tuinen die richting de straat zijn gekeerd. Omdat daar openheid gewenst is, zijn binnen het artikel Tuin geen gebouwen toegestaan.
De delen van tuinen die hier niet onder vallen zijn bestemd als Wonen – Erf. Binnen deze bestemming is erfbebouwing toegestaan. Voor de begrenzing tussen Tuin en Wonen – Erf is het vigerende plan aangehouden. Bij nieuwe situaties die als Wonen met Tuin en Wonen-Erf zijn bestemd is de begrenzing afgestemd op de feitelijke situatie.
Artikel 29 Verkeer
Doorgaande wegen zijn bestemd als Verkeer. In het kader van milieu is in het artikel het aantal rijbanen beperkt tot 2x1. Hiermee wordt voorkomen dat in die gevallen waar de bestemming breed genoeg is, het aantal rijbanen zonder meer vergroot kan worden.
Voor de A44, waarvan een klein dit binnen het plangebied ligt, is een specifieke aanduiding opgenomen om het afwijkende aantal rijbanen vast te leggen.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Artikel 30 Verkeer – Railverkeer
De spoorbaan is bestemd als Verkeer – Railverkeer. Gebouwen zijn daarbij uitsluitend toegestaan voor zover aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 31 Water
Hoofdwatergangen en overige grote wateren zijn bestemd als Water.
Verkeer te water en recreatievaart zijn algemeen toegestaan, terwijl jachthavens en woonschepen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de bijbehorende functieaanduiding.
Voor de woonschepen is bovendien het maximumaantal en de omvang per woonschip vastgelegd.
Artikel 32 Wonen
De bestemming Wonen is opgenomen voor het hoofdgebouw van de woning. Dit houdt niet in dat ter plaatse uitsluitend het hoofdgebouw is toegestaan en dat aan-, uit- en bijgebouwen daarbuiten geplaatst moeten worden. Wat hier wel mee geregeld wordt is dat hoofdgebouwen uitsluitend binnen het toegesneden stukje grond met de bestemming Wonen moet staan.
De maximumomvang van woningen bedraagt 750 m2, waarbij aan- en uitbouwen moeten worden meegerekend. Ook aan- en uitbouwen die op grond staan met de bestemming Wonen – Erf (waarover meer onder artikel 34) worden hierbij meegerekend.
Ook de oppervlakte voor bijgebouwen moet gezien worden in relatie met Wonen – Erf en bedraagt ten hoogste 50 m2.
Een afwijkend wooncomplex, waarin wonen en zorg gecombineerd worden en waarvan ook de bouwvorm zich niet laat vatten in de uniforme bouwregels voor woningen, is geregeld via een specifieke aanduiding.
Onder voorwaarden zijn overigens aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Paardenbakken daarentegen zijn binnen dit artikel in algemene zin verboden.
Artikel 33 Wonen – Detailhandel
Dit artikel staat het wonen toe overeenkomstig artikel 32, met dien verstande dat ook detailhandel is toegestaan. Of deze twee functies gecombineerd of naast elkaar worden uitgeoefend of dat slechts één van de twee functies wordt uitgeoefend is daarbij niet nader bepaald.
Artikel 34 Wonen – Erf
De gronden van het woonperceel die niet als Tuin en niet als Wonen zijn bestemd, zijn bestemd als Wonen – Erf. Waar de tuinbestemming is gericht op openheid en de woonbestemming het hoofdgebouw toestaat, is de bestemming Wonen – Erf gericht op het mogelijk maken van erfbebouwing bij de woning. Het gaat zodoende veelal om zij- en achtertuinen c.q. –erven.
Hoewel hoofdgebouwen op deze gronden niet zijn toegestaan is in het artikel wel de maat van 750m3 aangehaald, aangezien aan- en uitbouwen hier ook in worden meegerekend en deze kunnen evengoed binnen Wonen – Erf zijn opgericht. Voor deze inhoudsmaat moeten de bestemmingen Wonen en Wonen – Erf dus in combinatie met elkaar worden bezien.
Dit zelfde geldt voor de maximum oppervlaktemaat van 50m2 voor bijgebouwen.
In het artikel is een aantal toegesneden regelingen opgenomen voor afwijkende bebouwing. Deze regeling zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan en hebben in twee gevallen betrekking op een paardenstalling en stalruimte die in ruimere mate worden toegestaan dan de uniforme bijgebouwen regeling.
Een derde specifieke regeling is gericht op een specifieke perceel waar de bestaande inhoudsmaat van de woning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) met ten hoogste 50% mag worden uitgebreid.
Binnen de bestemming Wonen-Erf zijn paardenbakken ten behoeve van hobbymatig gebruik toegestaan. Deze paardenbakken dienen op een minimale afstand van woningen van derden gerealiseerd te worden. Gezien het hobbymatige karakter is een afstand van 25 m voldoende.
Artikel 35 Wonen – Kantoor
Dit artikel staat het wonen toe overeenkomstig artikel 32, met dien verstande dat ook kantoren zijn toegestaan. Of deze twee functies gecombineerd of naast elkaar worden uitgeoefend of dat slechts één van de twee functies wordt uitgeoefend is daarbij niet nader bepaald.
Artikel 36 Wonen – Landgoed
De gronden rondom Huys Dever zijn conform het vigerende plan als landgoed bestemd met de bestemming Wonen – Landgoed.
Het artikel is in hoofdzaak gericht op de instandhouding en het beheer van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden bijbehorende gronden.
Om die reden zijn uitsluitend de bestaande gebouwen toegestaan.
Artikel 37 en 38 Leidingen
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 39 Waarde –Archeologie
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden. In het plangebied komen archeologische waarden van verschillende gradaties voor. Elke gradatie is voorzien van een specifieke functieaanduiding en regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende aanduiding.
Artikel 40 Waarde – Ecologie
Ten behoeve van de realisatie van een ecologische verbindingszone langs enkele watergangen is hier een beschermingsregeling opgenomen in de vorm van een dubbelbestemming. Activiteiten op deze gronden zijn in bepaalde gevallen verbonden aan een nader toestemmingsbesluit (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) alvorens tot deze werkzaamheden kan worden overgegaan.
Artikel 41 Waterstaat – Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is een omgevingsvergunning vereist.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Artikel 42 Anti dubbeltelregel
De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Artikel 43 algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts wordt in het tweede lid van dit artikel bepaald dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald – de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente alle legaal gebouwde bouwwerken positief te bestemmen. In het derde lid is een regeling opgenomen voor de herbouw van woningen. Aangezien deze ontwikkeling beperkt voorkomt is besloten geen akoestisch onderzoek uit te voeren. Dit betekent dat de mogelijkheid voor het verplaatsen van woningen onvoldoende is onderzocht. In de algemene afwijkingsregel is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in voorkomende gevallen de woning te verplaatsen mits het akoestisch onderzoek dit toelaat. In het vierde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse bouwwerken opgenomen. Zo is het toegestaan om onder elk hoofdgebouw een kelder tot 3 m diepte te bouwen. Omdat voor (bedrijfs)woningen de inhoudsmaat bepalend is en de gemeente het niet nodig acht ondergrondse bouwwerken hieraan te relateren, is bepaald dat de inhoud van een ondergronds bouwwerk geen invloed heeft op hetgeen bovengronds kan worden gerealiseerd. In het vijfde en zesde lid zijn de regelingen voor steigers en nadere eisen uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Artikel 44 Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Tevens is onder b een regeling opgenomen om kamerbewoning te voorkomen.
Artikel 45 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan genoemd in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Artikel 46 Algemene aanduidingsregels
Ter bescherming van de molens in het plangebied geldt een molenbiotoop. De regels die gelden in deze molenbiotoop zijn opgenomen in een gebiedsaanduiding. Onder sub c is opgenomen dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken. In lid 1.22 is bepaald dat het bevoegd gezag in dit geval Gedeputeerde Staten van Zuid Holland betreft.
In het tweede lid is een verbijzondering van de bouwmogelijkheden bij agrarische bedrijven opgenomen. Ter bescherming van het karakteristieke bollenlandschap en de bijbehorende openheid geldt dat niet op alle gronden teeltondersteunend glas is toegestaan. Door middel van de gebiedsaanduiding 'ondersteunend glas uitgesloten' is ondersteunend glas voor bepaalde gebieden uitgesloten.
Ter plaatse van Huis te Dever is in de verordening van de provincie Zuid-Holland een kasteelbiotoop opgenomen. In de regels en op de verbeelding is dit verankerd door middel van een gebiedsaanduiding (kasteelbiotoop). Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding dienen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop beschermd te worden, en waar mogelijk dienen de ontwikkelingen gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed of het kasteel en hun biotoop.
Artikel 47 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om af te wijken van de regel dat bouwgrenzen niet mogen worden overschreden (voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen). Om deze afwijking mogelijk te maken kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken op basis van dit artikel is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Ten behoeve van het gebruik van bijgebouwen voor het toepassen van mantelzorg, is een algemene afwijkingsregel opgenomen. Het bevoegd gezag kan onder bepaalde voorwaarden toestaan om zelfstandige bijgebouwen voor bewoning in gebruik te laten nemen.
Artikel 48 algemene wijzigingsregels
In dit bestemmingsplan is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplanplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen (maximaal 3 meter).
Tevens is het mogelijk om de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 49 overige regels
In andere artikel wordt verwezen naar bepaalde wettelijke regelingen. Dit artikel regelt de peildatum van deze wetten bij de toepassing van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding komen een aantal relatietekens voor. Indien een relatieteken is opgenomen betekent dit dat beide bouwvlakken in principe als 1 bouwvlak gezien moet worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor regelingen die voortvloeien uit opgenomen aanduidingen.
Voorbeeld:
Indien per bouwvlak ten hoogste 3000 m2 ondersteunend glas is toegestaan geldt op bouwvlakken met een relatieteken dat op beide vlakken samen ten hoogste 3000 m2 is toegestaan.
Voorbeeld:
Per bouwvlak is 1 woning is toegestaan tenzij er een maatvoeringsaanduiding is opgenomen. Is er een relatieteken opgenomen en is op beide bouwvlakken geen maatvoeringsaanduing opgenomen dan betekent dit dat op beide bouwvlakken 1 woning is toegestaan (totaal 2). Beide vlakken worden in dit geval dus niet als 1 bouwvlak aangemerkt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde (artikel 50 en 51).