direct naar inhoud van 3.5 Ecologie
Plan: De Waterkanten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bpdorpwaterkanten-vax1

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

Omgevingsvergunning voor kappen

Voor het kappen van bomen met een diameter > 10 centimeter doorsnee op 1 m stamhoogte is een kapvergunning nodig. Er staan circa 250-300 bomen in het plangebied die aan dat criterium voldoen. Deze kunnen worden ingetekend in een kaartje, voorzien van diameter en soortnaam, ten behoeve van de aanvraag.

Ecologisch onderzoek

In opdracht van ABC Vastgoed is een onderzoek ecologie (quickscan, zie Bijlage 3) uitgevoerd naar beschermde natuurwaarden in het plangebied. Het onderhavig plan kent drie knelpunten met betrekking tot natuurwaarden in het plangebied.

1. Bomen in relatie tot vogels en vleermuizen

In het plangebied zullen grote, oudere bomen (solitaire individuen, boomsingels, en bosschage) worden verwijderd. Daarmee zal tevens de mogelijke functie die deze bomen vervullen voor vogels en vleermuizen verloren gaan. Hoewel de bomen zelf niet beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet, is de door bomen geboden habitatfunctie aan beschermde soorten op haar beurt weer wel beschermd. Het duurt jaren tot decennia voordat nieuwe aanplant van bomen zich tot geschikt habitat weet te vormen, waardoor hier sprake is van habitatverlies, vooral met betrekking tot broedvogels (maar mogelijk ook voor vleermuizen, zij het minder waarschijnlijk).

Daarom zijn de soorten en de aantallen daarbinnen van broedvogels (en vleermuizen) die van de bomen in het plangebied gebruik maken, geïnventariseerd. Dit is gedaan in het aanvullend ecologisch onderzoek (zie onder de kop "Aanvullend ecologisch onderzoek"). De bomen zijn alleenstaand, vormen singels, of vormen het stukje bos van 3.000 m2 op de noordoostpunt van het plangebied. Het habitatverlies dat voor deze soortgroepen na kap optreedt, is moeilijk binnen het plangebied op korte termijn op te vangen.

Compensatie kan deels worden gezocht in de vorm van tijdige inpassing in het bouwplan van nestkasten, neststenen, mussenpannen, vegetatiedaken, vleermuiskasten, gebruik van kalkrijke metselspecie, inpassen vogeldakvoet, en toepassing vogelvriendelijk vogelschroot (vogelvide). Het opnieuw beplanten met bij voorkeur inheemse boomsoorten levert wel in een later stadium (enkele decennia) compensatie op.

2. Watergangen

Bij de ontwikkeling worden enkele watergangen verlegd/gedempt. De watergangen in het plangebied zijn onderzocht.

Het verleggen/dempen van een ecologisch kwalitatief goede watergang noordoost gelegen in het plangebied (parallel aan de ringvaart, ten noorden van het gemaal) zal mogelijk beschermde soorten schaden. In de genoemde watergang komen in de sloten mogelijk Kleine modderkruiper en mogelijk Bittervoorn voor. Beide soorten zijn niet aangetroffen, maar hun aanwezigheid valt niet geheel uit te sluiten. Deze twee soorten staan genoemd in respectievelijk Tabel II en Tabel III uit de bijlage van de Flora- en faunawet.

Echter, slechts een deel (circa 50%) van deze watergang wordt gedempt, het deel langs de school blijft bestaan, de maalkom wordt vergroot en krijgt een andere vorm. Tevens wordt er een verbinding aangebracht tussen het bestaande deel langs het sportveld met de andere watergang. De delen staan dus in open verbinding met andere watergangen. Dit zal in de praktijk betekenen dat het dempen van de sloten op een faunavriendelijke manier, en dus onder begeleiding van een ecoloog, plaats dient te vinden.

In het aanvullend ecologisch onderzoek (zie onder de kop "Aanvullend ecologisch onderzoek") is nader ingegaan op vissen en overige beschermde acquatische soorten.

3. Vleermuizen

In het onderzoek is geconcludeerd dat het plangebied geschikt is voor vleermuizen, aangezien er bomen met holtes en spleten voorkomen en gezien de openingen die in de bebouwing zijn waargenomen. Dit is nader onderzocht in het aanvullend ecologisch onderzoek (zie onder de kop "Aanvullend ecologisch onderzoek").

Aanvullend ecologisch onderzoek

In opdracht van ABC Vastgoed is een aanvullend onderzoek ecologie uitgevoerd naar jaarrond beschermde nesten van vogels, beschermde aquatische soorten en vleermuizen (aanvullend onderzoek, zie Bijlage 4).

1. Jaarrond beschermde nesten van vogels

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied geen functionele jaarrond beschermde nesten van vogels zijn aangetroffen. Uitgesloten kan worden dat vogelsoorten uit categorie 1 tot en met 4 (tabel 1) gebruik maken van het plangebied. Er zijn met betrekking tot deze groep van vogels dan ook geen verdere maatregelen nodig.

Algemene en waarschijnlijk ook enkele minder algemene soorten broedvogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen maken van de bomen (niet van de daken) in het plangebied gebruik. Verwijdering van de vegetatie dient voor begin van de broedperiode plaats te vinden. Voor verstoring van broedvogels tijdens het broedseizoen is geen ontheffing mogelijk.

Er komen geen jaarrond beschermde nesten voor binnen de begrenzing van het plangebied. Het nemen van aanvullende maatregelen is dan ook niet nodig.

2. Vissen en beschermde aquatische soorten

Geconcludeerd wordt dat een aanvraag ontheffing voor aquatische soorten niet nodig is. Demping van de sloot dient te worden voorafgegaan aan het verjagen en het daarna afdammen van de te dempen watergang alvorens het water weg te pompen, ter naleving van de zorgplicht. Dit is met name van belang rondom het gemaal. Achtergebleven vis kan in de ringvaart worden overgezet, aangezien deze in verbinding staat met de sloten via het gemaal.

Met betrekking tot vissen en amfibieën zal het nieuwe plan voor deze soortgroep meer mogelijkheden bieden. De demping van de sloot nabij het Fioretti-gemaal dient onder ecologische begeleiding te worden uitgevoerd, dan wel te worden uitgevoerd op basis van een nog op te stellen ecologisch werkprotocol. Hierin wordt de werkwijze van uitvoer dempen beschreven op praktisch niveau van de aannemer/uitvoerder, opdat onnodige schade aan aquatische soorten wordt voorkomen, zodat wordt voldaan aan de wettelijke zorgplicht.

3. Vleermuizen

Het plangebied vormt essentieel foerageergebied voor de lokale populatie Gewone dwergvleermuis en de Ruige dwergvleermuis.

Het plangebied bevat een kraamkolonie van de Gewone dwergvleermuis.

Over het plangebied zijn migratieroutes gelegen van in ieder geval de Gewone dwergvleermuis, en mogelijk ook van de Ruige dwergvleermuis.

Het plangebied bevat meerdere paarverblijven van zowel de Gewone als de Ruige dwergvleermuis. Mogelijk betreft het plangebied een paargebied voor de Ruige dwergvleermuis, aangezien baltsende mannen verspreid over het plangebied zijn waargenomen.

Een compensatieplan is nodig omdat mitigatie van de negatieve effecten niet goed mogelijk is gezien de schaal van het project en de schaal van het daarmee gepaard gaande habitatverlies.

De aanwezigheid van een kraamverblijf Gewone dwergvleermuis en van migratieroutes, foerageerzones en enkele paarplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuis in het plangebied, maakt dat ontheffing art. 75 van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Gefaseerd verwijderen van niet-essentieel foerageergebied, zoals gelegen aan de zuidrand van het sportveld aan de Sportlaan in de vorm van een houtopstand, kan overigens plaatsvinden zonder ontheffing. Wel dient men rekening te houden met eerder opgehangen vleermuiskasten westelijk in deze zone.

Bij ontheffingverlening voor verstoring van vleermuiswaarden wordt getoetst of de zogeheten "goede staat van instandhouding van de soort" op lokaal/regionaal niveau negatief wordt beïnvloed. Aangezien dat dit hier het geval is, dient voor de ontheffingprocedure de ontheffingaanvraag vergezeld te gaan van een activiteitenplan, waarin beschreven wordt hoe de negatieve effecten gemitigeerd, maar vooral gecompenseerd gaan worden. Compenserende maatregelen kunnen mogelijk een plangebied-overstijgend karakter hebben (realisatie van compensatie buiten de grenzen van plangebied). Dit activiteitenplan vormt een verplicht onderdeel bij de ontheffingaanvraag ten behoeve van de omgevingsvergunning.

In het activiteitenplan komen maatregelen te staan die:

  • tijdig voorafgaand aan de werkzaamheden moeten worden genomen om de vleermuizen een tijdelijke voorziening te bieden voor de duur van de werkzaamheden;
  • die tijdens het slopen moeten worden genomen;
  • die na afloop van de werkzaamheden moeten zijn gerealiseerd als vervangende voorziening.

Ontheffing kan alleen worden verleend op grond van een belang uit de Europese Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling is hierbij een niet-erkend belang. De aanvraag ontheffing dient daarom te worden ingediend op grond van een "dwingende reden van groot openbaar belang". Hiertoe behoren economische belangen (zoals werkgelegenheid), gezondheidsrisico's (zoals vervuilde bodem) en maatschappelijke en sociale belangen (zoals volkshuisvesting en sport). De onderbouwing van dit "groot openbaar belang" dient door de gemeente Lisse te worden opgesteld voorafgaand aan de ontheffingprocedure.

Aanbevelingen

Met betrekking tot broedvogels is het vanuit ecologisch perspectief zeer wenselijk om het verdwijnen van broedvogelhabitat te compenseren door naast nieuwe aanplant van inheemse bomen/bosschages tevens vogelvriendelijke aanpassingen te verwerken in de nieuwbouw. Dit kan het beste in samenwerking met de gemeente Lisse tot stand worden gebracht, aangezien hier een plangebied-overstijgend Natuurplan voor de Gemeente Lisse aan ten grondslag mag liggen. Verder wordt geadviseerd om vogelvriendelijke aanpassingen in het bouwplan op te nemen, zoals vogelvriendelijk vogelschroot (vogelvides), musvriendelijke dakpannen of Gierzwaluwkasten.

Met betrekking tot de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt geadviseerd om het ontwerp daarvan voor te leggen aan een aquatisch ecoloog, en zo nodig het ontwerp hierop aan te passen.

Met betrekking tot vleermuizen wordt geadviseerd om een vooroverleg te organiseren tussen een ecoloog en de Dienst Regelingen van het Ministerie van E,L&I ter voorbereiding op de ontheffingaanvraag, met als doel de inhoud van het nog op te stellen activiteitenplan af te stemmen op de wensen en eisen van deze uitvoerende dienst. Daartoe zijn meer details van de gefaseerde aanpak en planning van het project De Waterkanten benodigd.