direct naar inhoud van Regels
Plan: Schipholweg 66 - 128 te Leiden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00181-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Schipholweg 66 - 128 te Leiden met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00181-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.9 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.10 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.14 bestaande situatie:

bestaande situatie:

  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 bruto vloeroppervlak (bvo):

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 daktuin en/of dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voorzien van een afscheiding;

1.24 deep-tech bedrijven

bedrijven die gericht zijn op het bedenken en commercialiseren van technologische oplossingen voor complexe wetenschappelijke of technische vraagstukken, al dan niet in combinatie met lab.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten;

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel, internetcafé, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gestapelde woning:

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, naast en beneden elkaar zijn gesitueerd;

1.29 groenvoorzieningen:

groenscherm(en) van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;

1.30 high-tech bedrijven

bedrijven die zich bezig houden met de meest moderne techniek op het hoogste innovatieve niveau, gemeten naar de actuele beoordelingscriteria op het moment dat deze techniek wordt ontwikkeld en geïmplementeerd, al dan niet in combinatie met lab. Bijvoorbeeld Artificial Intelligence (AI), Internet of Things (IoT) en data-science.

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

I:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

I*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar
  • ondergeschikt daaraan eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

II:

Horeca inrichting waar:

  • al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee, uitsluitend alcoholvrije, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

III:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

III*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

III**:

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

IV:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of
  • eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

V:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

V*:

Horeca inrichting als bedoeld in categoprie V, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

VI:

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

VII:

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: studentensociëteiten.

1.33 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.34 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.35 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.36 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.37 Life Science & Health:

Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensive sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde;

1.38 Life Science & Health bedrijven:

onder Life Science & Health bedrijven wordt verstaan bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie.

Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie.
Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&D-ruimten, productie- en distributiefaciliteiten.

1.39 Life Science & Health kenniscluster:

een fysieke concentratie en interactie van bedrijven, kantoren en kennisinstellingen met onderzoek, ondersteuning en opleidingen in de Life Science & Health sector of een andere sector die een relatie heeft met de Life Science & Health sector.

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen zoals gezondheidszorg (uitgezonderd een apotheek) waaronder bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, tandartsenpraktijk en consultatiebureau, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, cultuurvoorzieningen (uitgezonderd een museum), sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende horeca en kantoorrruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke bestemming;

1.41 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen. Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.42 NAP:

Normaal Amsterdams Peil;

1.43 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen datacentra, transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.44 ondergronds bouwwerk:

(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld;

1.45 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.48 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.49 parkeergelegenheid:

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.50 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding van de op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan geldende gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste dertig jaar na ingebruikname is verzekerd met dien verstande dat de instandhoudingstermijn voor sociale huurwoningen niet geldt voor toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Woningwet;

1.51 speelvoorziening:

een in de openbare ruimte - buiten - gelegen gelegenheid om te kunnen spelen;

1.52 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken, containers en verkeersborden;

1.53 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.54 voldoende ruimte voor parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;

1.55 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.57 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel vermeerderd met 2 cm;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;
2.6 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, zonnepanelen, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, installaties, gevelreiniginginstallaties, glasbewassingsinstallatie, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogen het dakvlak voor 100% beslaan);
  • b. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen, uitsluitend vanaf de 1e bouwlaag;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • c. kantoren;
  • d. Life Science & Health bedrijven;
  • e. Life Science & Health kenniscluster;
  • f. High-tech en deep-tech bedrijven;
  • g. maatschappelijke voorzieningen;
  • h. horeca t/m categorie III**;
  • i. detailhandel;
  • j. dienstverlening;
  • k. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • l. algemene ruimte(n) behorende bij de woonfunctie zoals een wasserette, gemeenschappelijke huiskamer en/of soortgelijke voorzieningen;
  • m. (dak)terrassen en (dak)tuinen;
  • n. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van deze bestemming, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduidingen 'terras';
  • o. fietsstallingen;
  • p. parkeergelegenheid;
  • q. bergingen ten behoeve van de woningen;
  • r. voorzieningen voor laden en lossen;
  • s. in- en uitritten;
  • t. verhardingen;
  • u. liftinstallaties;
  • v. verblijfsgebied;
  • w. straatmeubilair;
  • x. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor Warme Koude Opslag (WKO);
  • y. groenvoorzieningen;
  • z. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. In afwijking van het gestelde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - colonnade 2' een colonnade als onderdeel van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij de bouwhoogte van een colonnade niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  • d. Gebouwen moeten in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • e. Dakterrassen en/of daktuinen zijn toegestaan op hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen ten behoeve van de onder lid 3.1 onder a t/m j genoemde functies binnen het gehele bouwvlak.
  • f. Van hetgeen bepaald in sub b mag worden afgeweken ten behoeve van het realiseren van balustrades en/of borstweringen van daktuinen en dakterrassen waarbij balustrades en/of borstweringen zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 1,4 meter gemeten vanaf de vloer van het betreffende dakterras waarbij de gevel optisch mag worden doorgetrokken in de balustrade en/of borstwering. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van daktuinen en dakterrassen mag de maximale bouwhoogte worden overschreden tot maximaal 3 meter.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' dient een onderdoorgang te worden gerealiseerd en als zodanig in stand te worden gehouden, waarbij een vrije doorloophoogte van 10 meter vanaf maaiveld geldt met uitzondering van te realiseren constructieve elementen zoals steunpunten en pilaren.
3.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het gestelde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - colonnade 1' een colonnade als onderdeel van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet meer dan 2 meter uit de gevel steken en zijn toegestaan vanaf een hoogte van 3 meter vanaf maaiveld.

3.2.3 Specifieke bouwregel

De functies als bedoeld in lid 3.1 sub d t/m g dienen bouwkundig te worden afgescheiden van woningen als bedoeld in lid 3.1 sub a.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder d voor het bouwen van een voorgevel achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. lid 3.2.1 onder f voor het bouwen van hogere balustrades, borstweringen of schermen bij of op de dakterrassen.
3.3.2 Algemene criteria afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 onder a en b verlenen, mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Invulling functies
  • a. Het maximum aantal woningen bedraagt 580;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn woningen niet toegestaan;
  • c. De functies zoals genoemd in lid 3.1 onder sub c t/m k, mogen gezamenlijk ten hoogste 13.410 m2 b.v.o. bedragen waarvan maximaal:
    • 1. 13.410 m2 bvo kantoren (waarvan maximaal 4% met een baliefunctie) en/of Life Science & Health bedrijven en/of aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerde overige bedrijven, high-tech en deep-tech, (onderwijs-) instellingen en/of kantoren;
    • 2. 2.210 m2 bvo aan maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, horeca en detailhandel waarbij geldt dat:
      • maximaal 2.210 m2 bvo aan dienstverlening en horeca is toegestaan, waarvan maximaal 300 m2 ten behoeve van horeca t/m categorie III** ;
      • maximaal 1.220 m2 bvo aan maatschappelijke voorzieningen is toegestaan;
      • maximaal 200 m2 bvo aan detailhandel is toegestaan;
  • d. Woningen en een kinderopvang zijn niet toegestaan binnen een magneetveldcontour hoger dan 0,4 microTesla.
3.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
  • b. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
  • c. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis verbonden beroep-/bedrijfsactiviteiten.

3.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 onder d voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

3.6 Voorwaardelijke verplichting
3.6.1 Voorwaardelijke verplichting geluid
  • a. Voor de functie wonen geldt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht pas wordt verleend indien vaststaat dat de geluidsbelasting op de gevel(s) van de woningen de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (Hogere waarde) ingevolge een besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit Hogere waarde gestelde voorwaarde(n), niet zal worden overschreden.
  • b. Het in gebruik nemen van woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld in het Besluit hogere waarden Wet geluidhinder dat als bijlage 2 bij de regels is gevoegd, is uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden;
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de in sub a en b bedoelde voorwaarden, indien:
    • 1. de op het moment van aanvragen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van toepassing zijnde wet- en regelgeving daartoe aanleiding biedt en verzekerd is dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de woningen en/of maatregelen van gelijke strekking worden getroffen; en
    • 2. de Omgevingsdienst West-Holland hierover om advies is gevraagd en zij dit akkoord hebben bevonden.
3.6.2 Voorwaardelijke verplichting lozen van hemelwater
  • a. Een omgevingsvergunning voor een gebouw dat wordt gebouwd op basis van artikel 3.2 van dit bestemmingsplan wordt uitsluitend verleend indien dat gebouw hemelwater op eigen terrein verwerkt en dat systeem in stand wordt gehouden. Indiener van de aanvraag om omgevingsvergunning is vrij om te kiezen welke voorzieningen daarvoor gebruikt gaan worden zolang deze voorzieningen maar minimaal 60 liter water per m2 verhard oppervlak kunnen vasthouden of bergen.
  • b. De verplichting zoals hier boven onder a opgenomen geldt niet in de volgende gevallen:
    • 1. wanneer er, als gevolg van extreme neerslag, meer hemelwater verwerkt moet worden dan 60 liter water per m2 verhard oppervlak;
    • 2. wanneer het totaaloppervlak van de nieuwe bebouwing en verharding minder dan 50 m2 bedraagt;
    • 3. wanneer het totaaloppervlak van de nieuwe bebouwing en verharding meer dan 500 m2 bedraagt, mits:
      • de aan te leggen compensatie van verharding in het watersysteem die wordt aangelegd volgens de vereisten van de Keur ook de vereiste hemelwaterberging van 60 mm borgt en;
      • de afstroming naar het bergend oppervlaktewater bij regenval zo wordt ingericht dat er geen wateroverlast ontstaat bij een regenbui van 60 mm.
  • c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gebod onder a indien redelijkerwijs een te grote inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel dat met het verbod wordt gediend en aangetoond wordt dat verwerking van hemelwater niet volledig op eigen terrein gerealiseerd kan worden.
3.6.3 Voorwaardelijke verplichting trillingen

Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd als aan de constructie van deze gebouwen zodanige bouwkundige maatregelen worden getroffen, dat de streefwaarden zoals bedoeld in de Meet- en beoordelingsrichtlijn trillingen van de Stichting Bouwresearch, deel B, Hinder voor personen in gebouwen zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze richtlijn gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging, niet worden overschreden.

3.6.4 Voorwaardelijke verplichting mechanische ventilatie

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een woning, mag pas worden verleend, indien in voldoende mate is aangetoond dat die woning wordt voorzien van een afsluitbare mechanische ventilatie, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen bij calamiteiten.

3.6.5 Voorwaardelijke verplichting sociale huurwoningen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van deze bestemming wordt slechts verleend indien het totaal aantal woningen binnen de gehele bestemming bestaat uit minimaal 35% sociale huurwoningen.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende werken.

4.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen in lid 4.1 is gesteld mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de samenvallende bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. De bouwwerken slechts zijn toegestaan indien en voor zover de belangen van de betrokken kabels en leidingen zulks gedogen;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen van watergangen- en partijen;
    • 3. het wijzigen van maaiveldniveau;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    • 5. het leggen van kabels en leidingen;
    • 6. het indrijven van voorwerpen.
  • b. Een schriftelijke vergunning zal slechts worden verstrekt, indien de belangen van kabels en leidingen en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer, openbaar vervoer, openbaar groen;
  • b. met de daarbij behorende voorzieningen zoals erftoegangswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden, trottoirs, parkeerplaatsen, in - en uitritten ten behoeve van inpandige parkeervoorzieningen, fietsenstallingen en leidingen;
  • c. binnen de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals tunnels, voorzieningen van openbaar vervoer, viaducten, loopbruggen, abri's, fietsenstallingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken voor verkeersgeleiding, straatverlichting en straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van luifels en lichtmasten waarvan de hoogte respectievelijk ten hoogste 6 en 8 meter mag bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor een vaste standplaats ten behoeve van de verkoop van kleine etenswaren, bloemen en daarmee gelijk te stellen goederen mits dit stedenbouwkundig en verkeerstechnisch verantwoord is en mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 6.3 vooraf in acht zijn genomen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 2,1 meter onder NAP:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien en/of schroeven van palen en slaan van damwanden;
6.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
6.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
6.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
6.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 6.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Bij omgevingsvergunning kan - afgezien van de bouwhoogte voor gebouwen zover deze meer dan 30 meter bedraagt - worden afgeweken van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een doelmatige inrichting van de bestemming en deze stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
10.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' geldt dat de gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen(en), tevens zijn bestemd voor het instandhouden van de molenbiotoop.

10.1.2 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).
10.1.3 Uitzondering voor situaties met bestaande beperkingen

Daar waar de maximale hoogte zoals weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan meer bedraagt dan de in het eerste lid onder a en b van dit artikel genoemde maximaal toegestane hoogtes, is de maatvoering zoals weergegeven op de verbeelding maatgevend.

10.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
  • 2. het ophogen van gronden;
  • 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.
10.1.5 Uitzonderingen

Het in artikel 10.1.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.1.6 Toelaatbaarheid

De in artikel 10.1.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

Artikel 11 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schipholweg 66 - 128 te Leiden.