direct naar inhoud van Regels
Plan: Toussaintkade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00140-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Toussaintkade met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00140-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 ambulante detailhandel:

detailhandel die niet plaatsvindt in een detailhandelsvestiging maar op of aan de openbare weg. Onder ambulante detailhandel worden mede verstaan (week)martken en standplaaten buiten de markten;

1.8 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.9 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.10 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.11 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.12 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanweizge archeologische resten;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.15 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van verschillende bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals onder meer ICT-voorzieningen, parkeervoorzieningen, vergaderruimtes, etc., gedeeld worden of kunnen worden en waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van een bedrijf;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.19 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;

1.33 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.34 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.35 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten;

1.37 dienstverlening:

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met ofzonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

Particuliere dienstverlening: een bedrijf of instelling gericht op de consumenten, waaronder kapperszaken en schoonheidssalons, fietsenmakers, wasserettes, stomerijen en schoenenmakers en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

Zakelijke dienstverlening: het verlenen van diensten en het geven van cursussen, workshops en/of vergaderingen in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketingbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

Maatschappelijke dienstverlening: Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele, recreatieve en sportvoorzieningen en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.38 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.39 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidluwe gevel

gevel waar aan de voorkeurswaarde wordt voldaan

1.42 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.43 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één gebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

1.44 haag

een houtachtig gewas dat zich vanaf de grond op een fijnere manier vertakt en in de regel dient als omheining of afscheiding van een perceel en dat al dan niet in een gewenste vorm wordt geknipt of geschoren;

1.45 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.46 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.47 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

I:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

I*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar
  • ondergeschikt daaraan eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

II:

Horeca inrichting waar:

  • al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee, uitsluitend alcoholvrije, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

III:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

III*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

III**:

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

IV:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of
  • eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

V:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie II, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

V*:

Horeca inrichting als bedoeld in categoprie V, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

VI:

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

VII:

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: studentensociëteiten.

1.48 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.49 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.50 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.51 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.52 kleine etenswaren:

bittergarnituur, gebak, ijs, broodjes, salades, soepen en kleine warme gerechten, of vergelijkbare etenswaren;

1.53 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.54 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.55 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.56 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.57 maaltijd:

een warme driecomponentenmaaltijd (bestaande uit vlees, vis of vegetarische component en groente en aardappelen, granen of graanproductien) of een vergelijkbaar geheel aan gerechten uit een regionale, nationale of etnische keuken, waaronder kunnen worden begrepen pizza, tapas en pannenkoek;

1.58 maatschappelijk:

voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende ondersteunende detailhandel, horeca en kantoorrruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke bestemming;

1.59 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)afvalinzameling en apparatuurvoor telecommunicatie;

1.61 ondersteunende detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.62 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.63 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.64 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.65 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.66 pand:

de kleinste bij de totstandkoning functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.67 parkeergelegenheid

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.68 perifere detailhandel:
  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in zeer volumineuze goederen (auto's motoren, caravans en landbouwwerktuigen, inclusief reparatie en onderhoud van deze voer- en werktuigen, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten en grove bouwmaterialen);
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmartken;
  • e. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;

1.69 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.70 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.71 snacks:

gefrituurde of gegrilde etenswaren, of vergelijkbare etenswaren;

1.72 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn, die op het leidingnet van de openbare nutsvoorziening, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;

1.73 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.74 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.75 verkoopvloeroppervlakte:

het oppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, berekend conform NEN 2580, zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.76 voldoende ruimte voor parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;

1.77 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.78 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.79 voorgevelrooilijn:
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’: de ter plaatse aangeduide grens van het bouwvlak;
  • b. overige situaties: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.80 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.82 WKO:

Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;

1.83 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.84 woonschip:

elk vaartuig of drijvende constructie, dat/die naar aard en inrichting uitsluitend wordt gebruikt als woning;

1.85 woonschip - bijbehorende voorziening:

een object in of boven het water dat verband houdt met het wonen op het woonschip, zoals afhouders, meerpalen, loopplanken, plankiers, stiegers, een bijboot en een drijvend terras;

1.86 woonschip - ligplaats:

een gedeelte van het water dat door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen;

1.87 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen aandrijving en een wagen waarvoor bij verplaatsing over de weg geen ontheffing van de Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeerstekens zijn vereist (campers en caravans zijn geen woonwagen).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.4 de breedte van een woonschip:

de breedte van een woonschip op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de diepte van een erker:

tussen de buitenwerkse voorgevel van de erker en de buitenwerkse gevel van het gebouw waaraan het wordt gebouwd;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een woonschip

vanaf de waterlijn tot aan de hoogste punt van de romp of opbouw, waarbij masten, schoorstenen en dergelijke niet worden meegerekend;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de lengte van een woonschip:

de lengte op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen voor zover nodig zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.12 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.13 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;

2.14 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.15 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftschachten, overdekte trapopgangen bedoeld ter ontsluiting van een dakterras, balustrades, zonnepanelen, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogenhet dakvlak voor 100% beslaan);
  • b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd;
  • c. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (openbare) groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen voor langzaam verkeer (fiets- en voetpaden), waaronder in- en uitritten en verblijf;
  • c. water(partijen) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen waaronder een WKO;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. oeververbindingen in de vorm van bruggen, steigers en/of vlonders.
  • h. fietsenstallingen;
  • i. hondenuitlaatplaatsen;
  • j. (bovengrondse en ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen;

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van één trafogebouw zoals bedoeld onder 3.1.onder d, met een maximaal oppervlak van 10 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van binnen de groenbestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. het bouwen van een WKO is uitsluitend toegestaan mits deze voorziening geen onevenredig nadelig effect heeft op:
  • 1. de natuurwaarden
  • 2. de waterhuishouding.

Artikel 4 Verkeer - verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer;
  • b. langzaam verkeer;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen waaronder een WKO;
  • h. in- en uitritten;
  • i. water, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. oeververbindingen in de vorm van bruggen, steigers en/of vlonders;
  • k. voorzieningen voor laden en lossen;
  • l. fietsenstallingen;
  • m. hondenuitlaatplaatsen;
  • n. kunstwerken;
  • o. kunstobjecten;
  • p. straatmeubilair;
  • q. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming;
  • r. (bovengrondse en ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. gebouwde trappartijen en hellingbanen ten behoeve van de toegang tot hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming zijn toegestaan;
  • d. overkappingen en/of carports zijn niet toegestaan.
  • e. het bouwen van een WKO is uitsluitend toegestaan mits deze voorziening geen onevenredig nadelig effect heeft op:
  • 1. de natuurwaarden
  • 2. de waterhuishouding.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. tevens een verkeersvoorziening in de vorm van een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug' ten behoeve van een ontsluitingsweg voor langzaam- en gemotoriseerd verkeer.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het (gedeeltelijk) vergraven dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.

5.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van waterhuishoudkundige aard of de beroeps- of recreatievaart hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

5.3.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en normaal beheer vergen;
  • b. reeds in uitvoering zijn krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • c. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'p';
  • d. in- en uitritten;
  • e. erf;
  • f. tuinen;
  • g. verhardingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'aeg' dienen de woningen aaneengesloten te worden gebouwd;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient per woning tot de minimale goothoogte van 9 meter voor 75% in de rooilijn te worden gebouwd; voor de overige 25% van het geveloppervlak kan de gevel meer naar achteren liggen ( in ieder geval niet uitsteken);
  • d. De rooilijn anders dan bedoeld onder c is vrij. Balkons en erkers zijn aan deze zijde op de verdieping toegestaan tot maximaal 1 meter buiten het bouwvlak over een maximum van 40% van de gevelbreedte. De balkons/erkers dienen minimaal op 1 meter afstand van de bebouwingsgrens met de naastgelegen kavels te liggen.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • f. Een gebouw mag in zijn geheel worden voorzien van een plat dak dan wel worden voorzien van een kap.
  • g. (dak)terrassen zijn toegestaan op alle etages;

6.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'erf' worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van een gebouw binnen 2,5 m van een gebouw binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • c. De bouwhoogte van een gebouw op een afstand van meer dan 2,5 m buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Ter plaatse van de 'speciifieke bouwaanduiding - geluidsisolatie' [sba-gi] dienen de woningen waarbij sprake is van een geluidbelasting van meer dan 53dB te worden uitgevoerd met (extra) geluidsisolatie/geluidwering tussen de woningen van tenminste 5 dB ten opzichte van het Bouwbesluit 2012. Dit dient te worden aangetoond bij de omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en dient binnen 3 jaar te worden gerealiseerd en daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding- geluidluwe gevel' [sba-gg] moet ten minste een van de tot de woning behorende buitenruimten gelegen zijn aan een geluidluwe gevel met een geluidbelasting van maximaal 48dB. Indien de buitenruimte niet tot 48dB kan worden teruggebracht dan moet de buitenruimte afsluitbaar gemaakt worden. Dit dient binnen 3 jaar te worden gerealiseerd en daarna in stand te worden gehouden;

 

6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het stallen van auto's en aanhangers (waaronder caravans);
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'p' dient te worden voorzien in minimaal één parkeerplaats per woning en deze moet in stand gehouden worden;
  • c. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4. sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens bestemd voor dienstverlening zoals bedoeld in artikel 1, uitsluitend op de begane grond met een maximum van 270m2;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. tuinen;
  • e. verhardingen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. nutsvoorzieningen (waaronder wijkvoorzieningen);
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden opgericht;
  • c. Dakterrassen zijn niet toegestaan uitgezonderd ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'dakterras', hier zijn dakterrassen wel toegestaan;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.

7.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden opgericht.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

7.2.3 Balkons

Voor het bouwen van balkons buiten het bouwvlak, aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak, gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van het balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m en de breedte niet meer dan 3,60 m.
  • b. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon.

7.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidsisolatie' [sba-gi] dienen de woningen waarbij sprake is van een geluidbelasting van meer dan 53dB te worden uitgevoerd met (extra) geluidsisolatie/geluidwering tussen de woningen van tenminste 5 dB ten opzichte van het Bouwbesluit 2012. Dit dient te worden aangetoond bij de omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en dient binnen 3 jaar te worden gerealiseerd en daarna in stand te worden gehouden. 

7.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning, voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.3. sub a onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

9.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
10.1.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30e van de afstand tussen bouwwerk en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

10.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.

10.1.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10.1.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

10.2 Vrijwaringszone - straalpad 30m
10.2.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 30m' mag niet meer bedragen dan 30 meter.

10.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

10.3 Vrijwaringszone - straalpad 35m
10.3.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 35m' mag niet meer bedragen dan 35 meter.

10.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 10.3.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

Artikel 11 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het laden en lossen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging.
  • c. In aanvulling op de onder b bedoelde Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden, geldt dat bij het berekenen van de parkeerbehoefte een uitsplitsing mag plaatsvinden tussen het aandeel van vaste gebruikers (bewoners en werknemers) en het bezoekersaandeel op basis van het bezoekersaandeel en de bezettingspercentages uit de CROW-uitgave 317 - en indien deze kencijfers worden gewijzigd - de meest recente CROW-publicatie op het gebied van parkeernormering. Het bezoekersaandeel mag buiten het plangebied van dit bestemmingsplan worden opgelost aan de Toussaintkade en ter plaatse van de extra parkeerplaatsen aan de Ter Haarkade.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Toussaintkade.