direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuidwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00121-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zuidwest met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00121-0301 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van een bed- en breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 ambulante detailhandel:

detailhandel die niet plaatsvindt in een detailhandelsvestiging maar op of aan de openbare weg. Onder ambulante detailhandel worden mede verstaan (week)markten en standplaatsen buiten de markten;

1.8 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.9 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.10 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of diensverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 begane vloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.16 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bijboot

een vaartuig of drijvende constructie, die bij een woonschip hoort, en die naar aard en omvang ondergeschikt is aan het woonschip;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 dakkapel:

een uitspringend gedeelte op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden;

1.31 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.32 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.33 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- /bedrijfsactiviteiten;

1.35 dienstverlening:

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

Persoonlijke dienstverlening: een bedrijf of instelling gericht op de consumenten, waaronder kapperszaken en schoonheidssalons, fietsenmakers, wasserettes, stomerijen en schoenenmakers en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening

Zakelijke dienstverlening: het verlenen van diensten en het geven van cursussen, workshops en/of vergaderingen in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketingbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

maatschappelijke dienstverlening: Het verlenen van diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele, recreatieve en sportvoorzieningen en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.36 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.38 evenementen:

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows onder te verdelen in de volgende categorieën evenementen:

1. Alle evenementen met alleen onversterkte muziek en alle evenementen met een versterkt geluidniveau tot maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtsbijzijnde woning of andere geluidgevoelig object.

2a Evenementen met een geluidsniveau van maximaal 80 dB(A) en 92 dB(C) op de gevels van de dichtstbijzijnde woning of andere geluidgevoelige gebouwen.

2b Evenementen met een geluidniveau van maximaal 85 dB(A) en 97 dB(C) op de gevels van de dichtsbijzijnde woning of andere geluidgevoelige gebouwen, indien het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten. Indien het geluid wordt voortgebracht door geluidsinstallaties ten behoeve van achtergrondmuziek, pauzemuziek, verslaglegging of commentaar tijdens een evenement geldt een norm van maximaal 80 dB(A) en 92 dB(C) op de gevel van de dichtsbijzijnde woning of andere geluidgevoelige gebouwen.

3. Evenementen met een geluidsniveau van maximaal 90 dB(A) en 100 dB(C) op de gevels van de dichtstbijzijnde woning of andere geluidgevoelige gebouwen.

1.39 garagebox

gebouwde ruimte voor het stallen van auto's en/of voertuigen dan wel niet bedrijfsmatige opslag van goederen.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.42 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één gebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

1.43 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.44 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.45 horeca:
  • het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, eventueel in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodaties (niet congres- of vergaderaccommodatie), en/of
  • het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen snacks (gefrituurde, gegrilde of vergelijkbare etenswaren), en/of,
  • het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

horeca categorie 1:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

horeca categorie 1*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar ondergeschikt daaraan eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

horeca categorie 2:

Horeca inrichting waar al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee uitsluitend alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

horeca categorie 3:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

horeca categorie 3*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

horeca categorie 3**:

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren en eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

horeca categorie 4:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

horeca categorie 5:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie 2, waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

horeca categorie 5*:

Horeca inrichting als bedoeld in categorie 5, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

horeca categorie 6:

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

horeca categorie 7:

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: (studenten)sociëteiten.

1.46 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.47 Jongerencentrum

ontmoetingsplek voor jongeren, gericht op recreatie en ontspanning;

1.48 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

1.49 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 30° en ten hoogste 75° ten dienste van de afdekking van een gebouw;

1.50 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.51 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.52 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.53 leisure voorzieningen:

voorzieningen in de vorm van grootschalige bezoekersextensieve vrijetijdsvoorzieningen (zoals kartbanen, minigolfbanen, lasergamehallen, paintballhallen, bowlingbanen, snooker- en poolcentra en binnenspeeltuinen), wellnessvoorzieningen (zoals sauna's, hammams, massagesalons) en kleinschalige, bezoekersintensieve sport- en recreatievoorzieningen (zoals fitnessstudio's, boksscholen, yogastudio's, dansscholen, muziekscholen, klimhallen en squashbanen), allen met bijbehorende ondersteunende horeca.

Niet onder leisurevoorzieningen vallen grootschalige, bezoekersintensieve vrijetijdsvoorzieningen (zoals casino's, megabioscopen, evemenentenhallen), evenals grootschalige, bezoekersintensieve sport- en recreatievoorzieningen (zoals een basketbalstadion, topsporthal of tropisch zwemparadijs) en culturele voorzieningen (zoals theaters, musea, poptempels etc);

1.54 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor jeugd- en kinderopvang, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende ondersteunende detailhandel, horeca en kantoorruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke bestemming;

1.55 nutsbedrijf

bedrijf gericht op het leveren van voorzieningen van openbaar nut, zoals gas, water, elektriciteit en telefoon;

1.56 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.57 ondersteunende detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.58 ondersteunende horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.59 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.60 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.61 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.62 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.63 parkeervoorziening:

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.64 perifere detailhandel
  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaartlijke goederen;
  • b. detailhandel in zeer voluminiueze goederen (auto's, motoren, caravans en landbouwwerktuigen, inclusief reparatie en onderhoud van deze voer- en werktuigen, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten en grove bouwmaterialen);
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten;
  • e. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²;
1.65 productiegebonden detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.66 Programma van Eisen

Een programma van eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag.

1.67 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.68 recreatieve voorzieningen

voorzieningen waarbij bedrijfsmatig uitoefening van diensten plaatsvindt op het gebied van recreatie, sport-, educatie, toerisme of cultuur;

1.69 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.70 sportvoorzieningen

Gebouwde en/of ongebouwde voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

1.71 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.72 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor de directe verkoop van goederen.

1.73 voldoende parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden met inbegrip van de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en – indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd – aan die wijziging.

1.74 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.75 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het gebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.76 voorgevelrooilijn:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn': de ter plaatse aangeduide grens van het bouwvlak;
  • b. overige situaties: de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.77 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.79 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.80 woonschip:

elk vaartuig of drijvende constructie, dat/die naar aard en inrichting uitsluitend wordt gebruikt als woning;

1.81 woonschepenligplaats:

een gedeelte van het water dat door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen;

1.82 woonschip - bijbehorende voorziening:

een object in of boven het water dat verband houdt met het wonen op het woonschip, zoals afhouders, meerpalen, loopplanken, plankiers, steigers, een bijboot en een drijvend terras;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.4 de breedte van een woonschip:

de breedte van een woonschip wordt gemeten op de plaats waar het vaste deel van de romp het breedst is;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de diepte van een erker:

tussen de buitenwerkse voorgevel van de erker en de buitenwerkse gevel van het gebouw waaraan het wordt gebouwd;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een woonschip

vanaf de waterlijn tot aan de hoogste punt van de romp of opbouw, waarbij masten, schoorstenen en dergelijke niet worden meegerekend;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de lengte van een woonschip:

de lengte op de plaats waar het vaste deel van de romp het langst is, ondergeschikte buiten de romp uitstekende delen voor zover nodig zoals rondhouten en roerbladen niet meegerekend;

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.12 het peil:
  • a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm.
2.13 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.14 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten luifels en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak en een luifel niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen;
  • 2. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten;
  • 3. reclame- en uithangborden buiten beschouwing gelaten, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m²;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de:
    • 1. milieucategorie 1 en 2;
    • 2. tevens een houthandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – houthandel;

met uitzondering van:

      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
      • Bevi-inrichtingen;
      • zelfstandige kantoren;
  • b. productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 en 2;
  • d. bedrijfsgebonden, niet zelfstandige kantoorruimte;
  • e. opslag en uitstalling;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • f. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. voorzieningen voor laden en lossen;
  • i. tuinen;
  • j. verhardingen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
3.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van een ondergrondse parkeervoorziening buiten het bouwvlak, mits dit noodzakelijk is in verband met de parkeerdruk op de omgeving en dit akkoord is uit waterhuishoudkundig oogpunt, met dien verstande dat de oppervlakte van de ondergrondse parkeervoorziening buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
3.3.2 Algemene criteria afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals genoemd in lid 3.1 onder b.
  • b. Productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel en/of ondersteunende horeca is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de totale verkoopvloeroppervlakte voor productiegebonden en ondersteunende detailhandel niet meer mag bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak;
    • 2. de oppervlakte aan ondersteunende detailhandel niet meer mag bedragen dan 125 m²;
    • 3. de totale verkoopvloeroppervlakte voor ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  • c. Bedrijfsgebonden niet-zelfstandige kantoorruimte is toegestaan, met dien verstande dat de hiervoor gebruikte oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak tot maximaal 3.000 m².
  • d. Bij een combinatie van productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel en/of ondersteunende horeca en/of bedrijfsgebonden niet zelfstandige kantoorruimte mag de bestaande bebouwing ten behoeve van die functies worden benut tot een maximum van 50% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 3.000 m².
  • e. Opslag en uitstalling zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn van gebouwen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën);
  • b. lid 3.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat voorkomt in Staat van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan is toegestaan op de betreffende gronden, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën).

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een telecommunicatiebedrijf in milieucategorie 2, zoals de functie genoemd is in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten);
  • b. bedrijfsgebonden, niet zelfstandige kantoorruimte;
  • c. opslag en uitstalling;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. voorzieningen voor laden en lossen;
  • h. verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:

1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.

2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.

3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².

4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.

4.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:

1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.

2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.

3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m²

4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.

  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel.
  • b. Bedrijfsgebonden niet-zelfstandige kantoorruimte is toegestaan, met dien verstande dat de hiervoor gebruikte oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m².

Artikel 5 Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • b. ondersteunende detailhandel in andere goederen;
  • c. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 en 2;
  • d. opslag en uitstalling;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • f. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. voorzieningen voor laden en lossen;
  • i. verhardingen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
5.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.3 Luifel

Voor het bouwen van een luifel gelden in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 en lid 5.2.2 de volgende regels:

  • a. Per bouwperceel is één luifel toegestaan.
  • b. De luifel mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • d. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 300 m².

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de:
    • 1. milieucategorie 1 en 2;
    • 2. milieucategorie 1, 2, 3.1 en 3.2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

met uitzondering van:

      • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
      • Bevi-inrichtingen;
      • zelfstandige kantoren;
  • b. tevens een groothandel in groente en fruit, ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
  • c. tevens een seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  • d. tevens zakelijke dienstverlening en kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • e. tevens een centrum voor studiebegeleiding, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – centrum voor studiebegeleiding';
  • f. tevens leisure, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - leisure';
  • g. tevens een laboratorium, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – laboratorium';
  • h. tevens een brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • i. tevens een fabriek inzake zuivelproducten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – zuivelproducten fabriek';
  • j. tevens een autoschade herstelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschade herstelbedrijf';
  • k. tevens horeca uit categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • l. perifere detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • m. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • n. productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • o. ondersteunende horeca in horecacategorie 1, 2 en 4;
  • p. bedrijfsgebonden, niet zelfstandige kantoorruimte;
  • q. opslag en uitstalling;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • r. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • s. in- en uitritten;
  • t. voorzieningen voor laden en lossen;
  • u. tuinen;
  • v. verhardingen;
  • w. nutsvoorzieningen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
6.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.2 onder a voor het bouwen van een ondergrondse parkeervoorziening buiten het bouwvlak, mits dit noodzakelijk is in verband met de parkeerdruk op de omgeving en dit akkoord is uit waterhuishoudkundig oogpunt, met dien verstande dat de oppervlakte van de ondergrondse parkeervoorziening buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
6.3.2 Algemene criteria afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Bedrijven binnen categorie 3.2. zijn slechts toegestaan als de afstand van het bedrijfsperceel tot een perceel waarop een woning aanwezig is dan wel tot de oever van de Trekvliet zijde Zoeterwoudseweg, minimaal 50 meter bedraagt. Dit geldt niet voor bestaande bedrijven binnen de categorie 3.2.
  • b. Onder strijdig gebruik met de bestemming bedrijventerrein wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals genoemd in lid 6.1 onder k en l.
  • c. Productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel en/of ondersteunende horeca is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de totale verkoopvloeroppervlakte voor productiegebonden en ondersteunende detailhandel niet meer mag bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak;
    • 2. de oppervlakte aan ondersteunende detailhandel niet meer mag bedragen dan 125 m²;
    • 3. de totale verkoopvloeroppervlakte voor ondersteunende horeca niet meer mag bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.
  • d. Bedrijfsgebonden niet-zelfstandige kantoorruimte is toegestaan, met dien verstande dat de hiervoor gebruikte oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak tot maximaal 3.000 m².
  • e. Bij een combinatie van productiegebonden en/of ondersteunende detailhandel en/of ondersteunende horeca en/of bedrijfsgebonden niet zelfstandige kantoorruimte mag de bestaande bebouwing ten behoeve van die functies worden benut tot een maximum van 50% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 3.000 m².
  • f. Opslag en uitstalling zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevellijn van gebouwen.
  • g. Op bouwpercelen voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', mag een oppervlakte van maximaal 35 m² van de gronden binnen het bouwvlak zonder de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebruikt ten behoeve van en ondergeschikt aan de woonfunctie.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën);
  • b. lid 6.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf dat voorkomt in Staat van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan is toegestaan op de betreffende gronden, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën).
  • c. lid 6.1 voor het toestaan van zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en leisure voorzieningen, mits ter plaatse voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, de verkeersveiligheid blijft gewaarborgd, de infrastructuur de verkeerstoename kan afwikkelen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten bij een woning;
  • c. detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten', detailhandel niet is toegestaan;
  • d. (zakelijke) dienstverlening;
  • e. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten', maatschappelijke voorzieningen niet zijn toegestaan;
  • f. recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'recreatie uitgesloten', recreatieve voorzieningen niet zijn toegestaan;
  • g. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2;
  • h. horeca 1 en 2;
  • i. tevens horeca uit ten hoogste categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • j. tevens een terras ten behoeve van horeca, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • k. tevens sport- en fitnesscentra of daarmee naar de aard gelijk te stellen activiteiten op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • l. tevens detailhandel in bruidsmode, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – detailhandel bruidsmode';
  • m. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • n. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • o. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 en 2;
  • p. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • q. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • r. in- en uitritten;
  • s. voorzieningen voor laden en lossen;
  • t. tuinen en erven;
  • u. verhardingen;
  • v. speelvoorzieningen;
  • w. nutsvoorzieningen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. water en waterhuishoudkundige voorzieningenen;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • g. Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw, met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat gebruik voor parkeerdoeleinden uitsluitend is toegestaan indien een veilige en verkeerskundig aanvaardbare bereikbaarheid van het openbaar gebied gewaarborgd is.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag uitsluitend worden gebouwd vanaf de tweede bouwlaag middels een overbouwing.
7.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.3 Erkers, balkons, luifels en portalen

Voor het bouwen van erkers, balkons, luifels en portalen buiten het bouwvlak, aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak, gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van een erker, balkon, luifel of portaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. Carports en daarmee gelijk te stellen dakconstructies met maximaal één wand, dienen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst.
  • c. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van een erker en/of portaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • e. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon.
  • f. De breedte van een erker en portaal tezamen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het gebouw binnen het bouwvlak.
7.2.4 Parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage gelden de volgende regels:

  • a. Een parkeergarage (inclusief hellingbaan/inrit) mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
  • b. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mogen volledig worden bebouwd ten behoeve van de parkeergarage.
  • c. De bouwhoogte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 1,5 m boven maaiveld bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a mag buiten de aanduiding 'parkeergarage' een hellingbaan/inrit ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd.
7.2.5 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de beeldbepalende bebouwing.

7.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 7.1 onder a zijn woningen op de begane grond toegestaan voor zover deze bestemming geen betrekking heeft op de aan het winkelcentrum Luifelbaan gelegen gronden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.1 onder j ten behoeve van het op de tweede bouwlaag toestaan van winkels, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en horeca, met een maximum oppervlakte die gelijk is aan de oppervlakte van de op de begane grond gevestigde functie van hetzelfde perceel;
  • b. lid 7.1 onder c ten behoeve van de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven in de onderbouw van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten', mits het bedrijven betreft waarvan de vestiging op een bedrijventerrein ongewenst is en geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de detailhandelsstructuur van de bedrijven aanwezig in het nabij gelegen winkelcentrum De Luifelbaan.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', is op verdiepingen uitsluitend wonen toegestaan;
  • e. tevens een consumenten-vuurwerkopslag tot maximaal 1000 kg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – consumenten vuurwerkopslag';
  • f. tevens horeca uit categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • g. tevens horeca uit categorie 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • h. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 en 2.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • i. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;
  • k. voorzieningen voor laden en lossen;
  • l. tuinen;
  • m. verhardingen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • g. Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw.
8.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.2.3 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen op de verdiepingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen', op de begane grond tevens wonen is toegestaan;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) uit ten hoogste categorie 2;
  • c. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2;
  • d. tevens een magazijn tegelhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - magazijn tegelhandel';
  • e. tevens een wasserij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – wasserij';
  • f. tevens een drukkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – drukkerij';
  • g. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 en 2.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • h. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • i. in- en uitritten;
  • j. voorzieningen voor laden en lossen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. verhardingen;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijde;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningenen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • f. Ieder hoofdgebouw mag worden voorzien van een kelder waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van het bijbehorende hoofdgebouw, met dien verstande dat de diepte van de kelder gemeten vanaf de bestaande voorgevel maximaal 2.50 m meer mag bedragen dan de diepte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat gebruik voor parkeerdoeleinden uitsluitend is toegestaan indien een veilige en verkeerskundig aanvaardbare bereikbaarheid van het openbaar gebied gewaarborgd is.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – overbouwing' mag uitsluitend worden gebouwd vanaf de tweede bouwlaag middels een overbouwing.
9.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 onder c voor het toestaan van een bedrijf dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie(ën);

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (openbare) groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders;
  • h. een trafohuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
  • i. tevens een kleinschalige kinderboerderij met de daarbij behorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. Gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • b. de bouw van één berging/schuur per woonschip, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin'. Bergingen hebben ieder een maximaal bruto vloeroppervlak van 40m² en een maximale hoogte van 3 meter.
  • c. de bouw van een trafohuis met een maximale hoogte van 3 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het bouwen van een berging ten behoeve van een woonschip, met een maximum oppervlakte van 6 m² en in aantal niet meer dan 1 berging per woonschip.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met uitzondering van de locatie met de aanduiding 'tuin' mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1 t/m 9' binnen de aangrenzende bestemming 'Water', de oeverstrook tussen de voor- en de achterzijde van een woonschip gebruikt worden als tuin bij het desbetreffende woonschip, mits aan de wegzijde geen beplantingen en geen erfafscheidingen hoger dan 1 m worden aangebracht.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede voor wonen, al dan niet behorend bij de aanwezige maatschappelijke voorziening;
  • d. tevens kantoor, dienstverlening en recreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  • e. tevens horeca van categorie 3 tot een maximale bruto vloeroppervlakte van 215 m², ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 3’;
  • f. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • g. ondersteunende horeca in horecacategorie 1 t/m 3 en ondersteunende detailhandel;
  • h. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • i. voorzieningen voor laden en lossen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
11.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen gelden de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag uitsluitend worden gebouwd vanaf de tweede bouwlaag middels een overbouwing.
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de beeldbepalende bebouwing.

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Sport- en recreatieve voorzieningen zoals sportvelden, speelterreinen, tennisbanen, atletiekbanen, kunstgrasvelden en sporthallen alsmede sportevenementen;
  • b. tevens een jongerencentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – jongerencentrum';
  • c. tevens een saunacentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sauna';
  • d. tevens wonen op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • e. ondersteunende horeca in horecacategorie 1, 2 en 4;
  • f. ondersteunende horeca 1 t/m 4 op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondersteunende horeca 1 t/m 4;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • g. (ondergrondse)parkeervoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. voorzieningen voor laden en lossen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. verhardingen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Daar waar geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de bouwhoogte van een vlaggenmast niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b en c gelden voor het bouwen van vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen de volgende regels:
    • 1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,50 m.
    • 2. De breedte mag niet meer bedragen dan 0,40 m.
    • 3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,50 m².
    • 4. Het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat bij hoekpercelen aan elke perceelszijde 1 reclamebord c.q. reclamezuil is toegestaan tot een totaal van maximaal 2.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag de maximum bouwhoogte van ballenvangers en soortgelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 10 m en de hoogte van lichtmasten niet meer dan 15 m.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag uitsluitend worden gebouwd vanaf de tweede bouwlaag middels een overbouwing.
  • i. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 5 meter.
12.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de maximum bouwhoogte van ballenvangers en soortgelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 10 m en de hoogte van lichtmasten niet meer dan 15 m.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de hoogte van lichtmasten indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het verminderen van de overlast van lichtinval voor omwonenden.
  • b. De situering en de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het aantal en de situering van parkeerplaatsen en de inrichting van het perceel, indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bezonningssituatie boombeplanting, de ligging van leidingen en dergelijk, dan wel indien dit uit oogpunt van stedenbouwkundige of ruimtelijk/functionele kwaliteit wenselijk is.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer met bijbehorende voorzieningen;
  • b. verblijfsgebied;
  • c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. in- en uitritten;
  • i. hondenuitlaatplaatsen;
  • j. kunstobjecten;
  • k. straatmeubilair;
  • l. (ondergrondse) inzamelpunten voor huishoudelijke afvalstoffen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', uitsluitend evenementen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeervoorzieningen op maaiveld;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - markt', mede voor een weekmarkt;
  • p. terrassen ten behoeve van horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • q. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • r. gebruik van balkons, luifels en andere overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming;
  • s. Hellingen ten behoeve van de ontsluiting van een ondergrondse parkeergarage;
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een parkeergarage en nutsvoorzieningen worden gebouwd.
  • b. Parkeergarages zijn toegestaan met inachtneming van de bouwregels opgenomen in lid 13.2.2.
  • c. Nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een maximum oppervlak van 50 m² en een maximum bouwhoogte van 4 m.
13.2.2 Parkeergarage

Voor het bouwen van parkeergarages gelden de volgende regels:

  • a. Een parkeergarage (inclusief hellingbaan/inrit) mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven.
  • c. Indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven, mag uitsluitend een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a mag buiten de aanduiding 'parkeergarage' een hellingbaan/inrit ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage worden gebouwd.
13.2.3 Balkons, luifels, andere overstekende bouwdelen en overbouwing

Voor het bouwen van balkons, luifels, andere overstekende bouwdelen en een overbouwing behorende bij hoofdgebouwen of op de aangrenzende bestemming gelden de volgende regels:

  • a. de diepte van een balkon, luifel of ander overstekend bouwdeel mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. de bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon.
  • c. de vrije ruimte onder een balkon, luifel of ander overstekend bouwdeel dient minimaal een volledige bouwlaag te bedragen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen mag niet meer bedragen dan 8 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Evenementen

Voor eventementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. Het aantal evenementen uit de categorie 1 met maximaal 5000 gelijktijdig aanwezige bezoekers en een maximale duur van 1 dag is ongelimiteerd.
  • b. In de periode van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar zijn 4 evenementendagen uit de categorie 2a met maximaal 5000 gelijktijdig aanwezige bezoekers toegestaan.
  • c. In de periode van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar zijn 2 evenementendagen uit de categorie 2b met maximaal 5000 gelijktijdig aanwezige bezoekers toegestaan;

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1 t/m 9' binnen de aangrenzende bestemming 'Water', mag de oeverstrook tussen de voor- en de achterzijde van een woonschip gebruikt worden als tuin bij het desbetreffende woonschip, mits aan de wegzijde geen beplantingen en geen erfafscheidingen hoger dan 1 m worden aangebracht.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het gestelde in lid 13.1 voor het toestaan van individuele, al dan niet tijdelijke, standplaatsen voor ambulante detailhandel, niet zijnde standplaatsen als onderdeel van een weekmarkt, mits:

  • a. het stedenbouwkundig verantwoord is;
  • b. er geen sprake is van nadelige effecten voor de verkeersveiligheid.
  • c. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recente gemeentelijke beleidsregels op het gebied van standplaatsen.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen, in vorm en/of omvang wijzigen of toevoegen van de aanduiding 'evenemententerrein', indien het toegestane aantal bezoekers, het maximaal toegestane geluidniveau en/of de categoriale indeling in het gemeentelijke evenementenbeleid wordt gewijzigd.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. tevens een ontsluitingsweg voor langzaam verkeer; ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • f. tevens een openbare verbinding voor voetgangers over een maximaal 1,50 m brede steiger, ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  • g. wonen in woonschepen met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1';
    • 2. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 2';
    • 3. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 3';
    • 4. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 4';
    • 5. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 5';
    • 6. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 6';
    • 7. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 7';
    • 8. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 8';
    • 9. 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 9';
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. vlonders en steigers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1 t/m 9'
  • d. Waar deze bestemming grenst aan de bestemmingen Bedrijf of Bedrijventerrein mogen bouwwerken - geen gebouwen zijnde - worden opgericht zoals aanlegsteigers voor schepen indien dit noodzakelijk is voor de overslag van goederen van en naar bedrijven op het bedrijventerrein, mits de hoogte, gemeten boven het gemiddelde waterpeil niet meer dan 3 meter zal bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder c voor het toestaan van vlonders en steigers op andere locaties dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1 t/m 9', mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de eventuele doorvaart niet wordt belemmerd;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Woonschepenligplaats 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 1' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   18 m    
Breedte   11 m   8,5 m    
Hoogte     6 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     9,5 m    
Diepgang     1,25 m  
14.4.2 Woonschepenligplaats 2

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 2' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   18 m    
Breedte   11 m   8,5 m    
Hoogte     6 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     9,5 m    
Diepgang     1,25 m    
14.4.3 Woonschepenligplaats 3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 3' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   18 m    
Breedte   11 m   8,5 m    
Hoogte     6 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     9,5 m    
Diepgang     1,25 m  
14.4.4 Woonschepenligplaats 4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 4' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   17 m    
Breedte   8 m   7 m    
Hoogte     6 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     10 m    
Diepgang     1,25 m  
14.4.5 Woonschepenligplaats 5

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 5' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.
Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   17 m    
Breedte   8 m   7 m    
Hoogte     6 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     10 m    
Diepgang     1,25 m  
14.4.6 Woonschepenligplaats 6

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 6' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   17 m    
Breedte   8 m   7 m    
Hoogte     3,5 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     8 m    
Diepgang     1,25 m  
14.4.7 Woonschepenligplaats 7

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 7' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   20 m   18 m    
Breedte   7,5 m   6,5 m    
Hoogte     3,5 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     7,5 m    
Diepgang     0,75 m  
14.4.8 Woonschepenligplaats 8

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 8' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   18 m   15 m    
Breedte   6 m   5 m    
Hoogte     4 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     5,5 m    
Diepgang     0,75 m  
14.4.9 Woonschepenligplaats 9

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonschepenligplaats 9' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepen' is aangegeven;
  • b. de onderlinge afstand tussen de woonschepen met bijbehorende voorzieningen mag niet minder bedragen dan 2 m en de afstand tussen de buitenwanden van de opbouwen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • c. de afmetingen mogen niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven.

Maximum afmetingen   Ligplaats   Opbouw   Woonschip  
Lengte   18 m   15 m    
Breedte   6 m   5 m    
Hoogte     4 m    
Maximaal toegestane afstand van de verst verwijderde gevel van de opbouw tot aan de wal     5,5 m    
Diepgang     0,75 m    
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het (gedeeltelijk) vergraven dempen, ondertunnelen of overkluizen van watergangen en waterpartijen.
14.5.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover de belangen van waterhuishoudkundige aard of de beroeps- of recreatievaart hierdoor niet onevenredig worden aangetast;
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
14.5.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 14.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en normaal beheer vergen;
  • b. reeds in uitvoering zijn krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', uitsluitend voor garageboxen ten behoeve van stalling en opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', uitsluitend voor bergingen ten behoeve van de gestapelde woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', mede voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteit) onder de milieucategorie 1;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', mede voor detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', mede voor maatschappelijke voorzieningen waaronder wonen in combinatie met zorg en/of begeleiding;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', mede voor kantoren uitsluitend op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', mede voor horeca uit ten hoogste categorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeervoorzieningen op maaiveld;
  • k. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • l. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • m. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • n. in- en uitritten;
  • o. tuinen en verhardingen;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden opgericht.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan ter plaatse is aangegeven.
  • e. Een gebouw mag in zijn geheel worden voorzien van een plat dak dan wel worden voorzien van een kap.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d en e mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.
15.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen buiten het bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'erf' en 'parkeergarage' worden gebouwd.
  • b. Gebouwen achter en aansluitend op het bouwvlak mogen het bouwvlak met niet meer dan 2,5 m overschrijden.
  • c. De gronden met de aanduiding 'erf' mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 35 m².
  • e. De bouwhoogte van een gebouw binnen 2,5 m van een gebouw binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • f. De bouwhoogte van een gebouw op een afstand van meer dan 2,5 m buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van het gebouw binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • h. De bouwhoogte van een vlaggenmast mag niet meer bedragen dan 6 m, waarbij het aantal vlaggenmasten per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • i. Vrijstaande reclameborden c.q. reclamezuilen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,50 m;
    • 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 0,40 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 0,50 m²;
    • 5. het aantal reclameborden c.q. reclamezuilen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 1.
  • j. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.2.3 Erkers, balkons, luifels en portalen

Voor het bouwen van erkers, balkons, luifels en portalen buiten het bouwvlak, aan een naar de weg gekeerde gevel van een gebouw binnen het bouwvlak, gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van een erker, balkon, luifel of portaal mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van een erker en/of portaal mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum van 4 m.
  • d. De bouwhoogte van een balustrade op een balkon mag niet meer bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het balkon.
  • e. De breedte van een erker en portaal tezamen mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het gebouw binnen het bouwvlak.
  • f. Een erker mag de denkbeeldige lijn, te meten vanaf het punt waar de voorgevel en de zijgevel van het gebouw binnen het bouwvlak samenkomen en met een hoek van 45° ten opzichte van de zijgevel van dat gebouw binnen het bouwvlak, niet overschrijden.
  • g. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien:
    • 1. op twee belendende percelen de erkers aaneen worden gebouwd;
    • 2. op een hoekperceel een erker tegen de zijgevel wordt gebouwd.
15.2.4 Gebouwen buiten het bouwvlak bij gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'

Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak bij gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend gebouwen behorende bij de woningen op de begane grond worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per woning op de begane grond niet meer dan één vrijstaand gebouw mag worden opgericht achter de achtergevel van de betreffende woning;
    • 2. per woning niet meer dan 50% van het bij de woning behorende aanduidingsvlak mag worden bebouwd;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 12 m² per woning.

De bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak mag binnen 2,5 m vanaf het bouwvlak niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw binnen het bouwvlak plus 0,3 m, met een maximum bouwhoogte van 4 m en mag op een afstand van meer dan 2,5 m vanaf het bouwvlak niet meer bedragen dan 3 m.

15.2.5 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bestaande onderdoorgang behouden te blijven.

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de beeldbepalende bebouwing.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 15.2.1 onder c voor het bouwen van een voorgevel achter de gevellijn, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevel en de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. lid 15.2.2 onder a voor het bouwen van een gebouw op gronden zonder de aanduiding 'erf', met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel niet meer dan één gebouw mag worden opgericht;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 4 m²;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
  • c. lid 15.2.2 onder f voor het bouwen van een kapconstructie op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak;
    • 2. de kapconstructie een doorlopend gedeelte betreft van de kap van het gebouw binnen het bouwvlak;
    • 3. de verhoging met een kap niet onevenredig nadelig is voor de lichttoetreding in aangrenzende tuinen;
  • d. lid 15.2.2 onder f voor het bouwen van een dakterras op gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit uitsluitend is toegestaan voor gebouwen aansluitend aan een gebouw binnen een bouwvlak;
    • 2. de bouwhoogte van een balustrade op een dakterras niet meer mag bedragen dan 1,20 m vanaf de bovenkant vloer van het dakterras;
  • e. lid 15.2.3 voor het bouwen van een balkon aan een gevel van een gebouw binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'erf', met dien verstande dat de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
15.4.2 Algemene criteria afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen, mits:

  • a. dit aanvaardbaar is binnen de stedenbouwkundige structuur en karakteristiek van de omgeving;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
15.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van het stallen van auto's en aanhangers (waaronder caravans) op de gronden gelegen recht voor het bouwvlak, met uitzondering van een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.
  • b. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor bewoning.
  • c. De uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
    • 1. De omvang van de activiteiten mag in totaal niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning met inbegrip van de aan-en bijgebouwen op het perceel.
    • 2. De activiteiten mogen alleen in de gebouwen (binnen en buiten het bouwvlak) worden uitgeoefend.
    • 3. Het gebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben.
    • 4. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze is genoemd in bijlage 2 de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.5 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

Artikel 16 Leiding – Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse gasleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding

'hartlijn - leiding gas';

16.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • b. Ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder b voor het bouwen ten behoeve van de overige geldende bestemming met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen, anders dan de in de bestemmingsomschrijving genoemde leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
16.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 16.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
16.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. Het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
  • b. Op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Artikel 17 Leiding – Hoogspanning

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - leiding hoogspanning';
17.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • b. Ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder b voor het bouwen ten behoeve van de overige geldende bestemming met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen, anders dan de in de bestemmingsomschrijving genoemde leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.
17.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 17.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
17.4.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  • b. Het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
  • c. Op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 18.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de regels van artikel 18.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. En op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de regels van lid 18.3 vooraf in acht zijn genomen.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden;
18.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 18.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
18.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 18.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
18.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
18.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 18.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 5

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de regels van lid 19.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. En op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de regels van lid 19.3 vooraf in acht zijn genomen.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
19.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 19.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
19.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 19.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
19.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
19.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 19.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 6

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden

20.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de regels van lid 20.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. En op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de regels van lid 20.3 vooraf in acht zijn genomen.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 75 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
20.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 20.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
20.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
20.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
20.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 20.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 21 Waarde – Archeologie 8

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden

21.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de regels van lid 21.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. En op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de regels van lid 21.3 vooraf in acht zijn genomen.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
21.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 21.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
  • b. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
21.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
21.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • d. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
21.3.5 Programma van Eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 21.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 8' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;

b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

22.3 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.

b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;

c. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.

22.4.2 Toelaatbaarheid

a. De in lid 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

22.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden

die:

a. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;

b. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
24.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
  • b. Direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
24.3 Karakteristieke bebouwing
24.3.1 Bouwregels

In afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming mogen bouwwerken binnen de aanduiding 'karakteristiek' gedeeltelijk worden vernieuwd en/of veranderd mits:

  • a. het uitwendig karakter van het bouwwerk niet wordt veranderd voor wat betreft de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling alsmede de gevelindeling en wijziging van ramen, deuropeningen en erkers en niet zichtbaar is vanaf de openbare weg, openbaar toegankelijk water, park of plantsoen;
  • b. overigens wordt voldaan aan het bepaalde in de bouwregels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming.
24.3.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.3.1 aanhef en onder a, teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of veranderen of gedeeltelijk te slopen, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het pand zelf dan wel van het straatbeeld of de omgeving van het pand.
  • b. Aan de situering en maatvoering van bouwwerken kunnen nadere eisen worden gesteld indien en voor zover dat noodzakelijk is om de karakteristieke waarde van een op hetzelfde bouwterrein gelegen en op de verbeelding van een aanduiding ; karakteristiek' voorzien bouwwerk te beschermen.

24.3.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden een als zodanig op de verbeelding aangegeven karakteristiek pand zonder omgevingsvergunning geheel te slopen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien het belang van het behoud van de karakteristieke waarde van het pand dan wel het belang van het behoud van dezelfde architectuureenheid van de naastgelegen panden zich verzet tegen het verlenen van de vergunning.
  • c. De omgevingsvergunning kan voorts worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen pand een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1      Voorwaardelijke verplichting parkeren en laden/lossen
  • a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's en het laden en lossen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein, of in het omliggende openbare gebied.
  • b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de meest recente gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - industrie
26.1.1 Specifieke bouwregel

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder worden opgericht.

26.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 26.1.1 ten behoeve van de bouw van geluidgevoelige objecten, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

26.2 Milieuzone – geurzone
26.2.1 Specifieke bouwregel

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – geurzone' mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij worden opgericht.

26.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  • a. de gebiedsaanduiding 'milieuzone – geurzone' te verwijderen, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
  • b. de gebiedsaanduiding 'milieuzone – geurzone' te verkleinen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
26.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
26.3.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30e van de afstand tussen bouwwerk en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

26.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.3.1. voor het bouwen van nieuwe bebouwing, indien:

1. een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd, of

2. een ontwikkeling binnen een bijzondere molenbiotoop, waarvan de plaats geometrisch is begrensd en verbeeld op 'Kaart 9 Cultureel erfgoed' van de Verordening Ruimte, mits de molen en de molenbiotoop op een goede manier ruimtelijk worden ingepast.

26.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
    • 2. het ophogen van gronden;
    • 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande begroeiing;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
  • c. de onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
26.4 Vrijwaringszone - straalpad 25m
26.4.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 25m' mag niet meer bedragen dan 25 meter.

26.4.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 26.4.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

26.5 Vrijwaringszone - Straalpad 30m
26.5.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 30m' mag niet meer bedragen dan 30 meter.

26.5.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 26.5.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

26.6 Vrijwaringszone - straalpad 35m
26.6.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 35m' mag niet meer bedragen dan 35 meter.

26.6.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 26.6.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

26.7 Vrijwaringszone - straalpad 40m
26.7.1 Bouwregels

De hoogte van de bebouwing binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad 40m' mag niet meer bedragen dan 40 meter.

26.7.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 26.7.1 teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits het functioneren van het straalpad daardoor niet wordt geschaad. Het bevoegd gezag hoort daartoe de beheerder van het straalpad.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 5% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. deze regels en toestaan dat kleine gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, het openbaar vervoer, de bediening van kunstwerken, telefooncellen, toiletvoorzieningen en naar aard gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 mag bedragen en dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
  • d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de overschrijding van de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zuidwest.