Plan: | Roomburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00088-0301 |
Beleidsvisie Wonen Leidse Regio 2002
De Beleidsvisie Wonen Leidse regio (2002) geeft een beeld van de trends en een kwantitatieve analyse van de Leidse woningmarkt. Enkele genoemde trends zijn: regionalisering van de woningmarkt, stijgende ruimtebehoefte, verschuiving van een aanbod- naar een vraagmarkt, vergrijzing, gewenste aandacht voor duurzaamheid en een grotere keuzevrijheid van woonconsumenten.
De kwantitatieve analyse leert dat er ultimo 2001 bijna 88.700 woningen waren in de Leidse regio, waarvan bijna 58% (51.280) in Leiden (bron: WBO 2002). In de beleidsvisie is geraamd dat de voorraad in de regio in de periode 2000 2010 met 12.000 woningen zou moeten groeien om in de behoefte te voorzien. In de periode 2000-2003 zijn circa 2.200 woningen gerealiseerd.
De actualisering Vinexbouwscenario van 2004 laat zien dat in dit jaar ruim 1.100 woningen zijn geprogrammeerd (inclusief Voorhout), waarvan 89 in Leiden. In de periode 2005-2010 zal dus nog veel moeten worden gebouwd om het geraamde tekort terug te brengen.
Het merendeel (62%) van de uitbreiding zal door verdichting worden gerealiseerd. In 2004 is dat aandeel nog 29%. Verder blijkt dat Leiden relatief veel sociale huurwoningen (45% tegen 37% in de totale regio) en weinig koopwoningen (43% tegen 52%) heeft. In de woonvisie zijn afspraken gemaakt om die verhouding meer in evenwicht te brengen.
De visie concludeert dat een flink deel van de woningen binnenstedelijk gerealiseerd moet worden, bijvoorbeeld door middel van herstructurering en verdichting. De visie concludeert tevens dat de verhouding tussen vraag en aanbod van de woningmarkt uit balans is. Transformatie van bestaande wijken en nieuwbouw moeten deze discrepantie verhelpen.
Woonvisie 2005-2015
De Woonvisie Leiden is op 11 oktober 2005 door de Raad vastgesteld en beloopt de periode van 2005 tot 2015. De Woonvisie bestaat uit een schets van de ontwikkeling van de woningmarkt in het algemeen gedurende de afgelopen decennia, een analyse van de Leidse situatie op dit moment, de visie zelf en het daarop aansluitende actieprogramma voor Leiden.
In het actieprogramma zijn zowel kwantitatieve aspecten (de regionale woningbouwafspraken, hoeveel gaan we bouwen et cetera) als kwalitatieve aspecten van de woningbouwopgave verwerkt (voor wie bouwt Leiden, houden we voldoende rekening met groeiende doelgroepen als ouderen, welk kwaliteitsniveau voor duurzaam bouwen willen we realiseren et cetera).
Leiden wil een stad zijn waar alle inwoners (binnen hun financiële mogelijkheden) vrij kunnen kiezen voor een woning met de door hen gewenste kwaliteit. Om dit te bereiken staan drie doelen centraal:
De taakstelling uit de regionale woonvisie Holland Rijnland 2009-2019 is het netto realiseren van 5.777 woningen in de periode 2000-2020 in Leiden. De kwalitatieve en kwantitatieve spanningen op het gebied van woningbouw zijn groot. Vanuit de Woonvisie wordt getoetst aan een aantal aspecten, namelijk aantal sociale huurwoningen, oppervlakte bij nieuwbouw, levensloopbestendigheid en woonmilieu.
Bij nieuwbouw moet voldaan worden aan de eis dat 20% van de bouw sociale huurwoningen moeten zijn. Dit vloeit voort uit de Regionale Woonvisie Holland-Rijnland 2009-2019. Een ander doel is om de kwaliteit van de woningen te vergroten. Een groot deel van de huidige woningen kent een beperkte woninggrootte. Daarom richt de kwalitatieve aandacht zich op zaken als woninggrootte (de richtlijn is minimaal 100 m2 voor zowel eengezinswoningen als appartementen) en op het maken van bergruimte.
Met de sterke groei van een belangrijke doelgroep als ouderen is het bouwen van levensloopbestendige woningen van groot belang. Levensloopbestendigheid wordt uitgedrukt in een classificatiesysteem van het RAVG (Rijnlands Revalidatie Centrum) dat met sterren werkt. Levensloopbestendige nieuwbouwprojecten dienen te voldoen aan minimaal drie sterren en levensloopbestendige projecten in de bestaande voorraad aan ten minste twee sterren. Duurzaam bouwen (pluspakket) is een ander belangrijk doel. Wat betreft de spreiding van woonservicezones is in een andere nota een aantal belangrijke uitgangspunten te vinden (Nota winkelen, wonen, zorg en welzijn).
Leiden is een stad met veel verschillende woongebieden, met een verschillende uitstraling, woonklimaat en image, ofwel met een verschillend woonmilieu. Voor grotere projecten is in de Woonvisie het gewenste toekomstige woonmilieu vastgelegd. Het bereiken van de beleidsdoelen geformuleerd in de Woonvisie is van groot belang. Medewerking van de gemeente zal steeds (mede) hieraan worden getoetst. Uitwerking van deze woonvisie is vastgelegd in prestatieafspraken met de woningcorporaties.
Het toekomstige woonmilieu van het Roomburg is in de Woonvisie als 'moderne woonwijk met hoogbouw' en 'moderne woonwijk zonder hoogbouw' getypeerd. Eerstgenoemde woonwijk heeft volgens de visie elementen van een parkstad, maar toch minder openbaar groen en alleen maar een heel grofmazige groenstructuur. Andere kenmerken zijn: straten met lange zichtlijnen en gevarieerde architectuur. Een woonwijk met de aanduiding 'modern zonder hoogbouw' heeft een vergelijkbare karakter als modern met hoogbouw maar de variatie in schaal (groot/klein) is niet groot; er is geen hoogbouw. Er is sprake van een matige dichtheid (30 woningen/ha) en daardoor ruimte voor vrij veel grondgebonden woningen met stevige tuinen.
De woonwijk Roomburg is inmiddels gerealiseerd. De opzet van de wijk is in lijn met de visie. Roomburg is een woonwijk met deels hoogbouw deels grondgebonden woningen met tuinen, gevarieerde architectuur en een grofmazige groenstructuur.
Regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland
In de regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland zijn drie strategische doelstellingen geformuleerd waarmee de regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen wordt vormgegeven. Bij elke doelstelling hoort een aantal afspraken en nader uit te werken acties. De drie strategische doelstellingen zijn:
In de bedrijventerreinenstrategie zijn afspraken vastgelegd die de basis vormen voor de gemeenschappelijke strategie. Het doel is te komen tot een gezonde bedrijventerreinenmarkt, met sterke bedrijventerreinen die een drager zijn voor de economie van Holland Rijnland. Dit komt enerzijds neer op het vraaggericht ontwikkelen van voldoende ruimte voor nieuwvestiging, uit-/verplaatsing of uitbreiding van bedrijven. Anderzijds dient het aanbod niet té ruim te zijn, omdat in dat geval de drijfveer voor herstructurering en de prikkel voor zorgvuldig ruimtegebruik ontbreekt. Het profiel en de locatie van de bedrijventerreinen moet daarnaast aansluiten aan de specifieke eisen die het bedrijfsleven aan de terreinen stelt.
Eén van de afspraken is het herstructureren en niet transformeren van bestaande bedrijventerreinen. Er wordt daarmee uitgegaan van het zoveel mogelijk behouden van bestaande bedrijventerreinen en deze zo nodig te verbeteren door het opstellen van herstructureringsplannen. Voor bestaande bedrijventerreinen is onder meer het volgende vastgelegd.
Naast de primaire functie als vestigingsplaats voor bedrijven in de hogere milieucategorieën kunnen op bedrijventerreinen in beperkte mate ook andere functies worden toegelaten, zoals kleine zelfstandige kantoren (maximaal 1.000 m2 bvo), perifere detailhandel en leisure. Als vuistregel wordt aangehouden, dat hiervoor maximaal 15 % van het netto oppervlak van een bedrijventerrein kan worden gebruikt. Eventueel door gemeenten wenselijk geachte afwijkingen worden in het Portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken afgestemd en besproken. Zowel voor interne zonering als voor planontwikkelingen buiten de bedrijventerreinen moet onverkort worden vastgehouden aan de richtlijnen van de VNG-publicatie ´Bedrijven en Milieuzonering´. Voor verdiepingen op bedrijfspanden geldt het beleid, zoals is verwoord in het ´Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie´ van de provincie Zuid-Holland.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande bedrijfslocaties zijn positief bestemd en omdat op het terrein geen zelfstandige kantoren, detailhandel of leisure aanwezig is, worden deze functies ook niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan past derhalve binnen de kaders van de regionale strategie voor bedrijventerreinen.