direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Plan: Morskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00078-0301

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 vrijwaringszone - vaarweg
26.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd voor het voorkomen van verstoring van de zichtlijnen voor de scheepsvaart en van bedienings- en begeleidingsobjecten;

Binnen de aanduiding vrijwaringszone - vaarweg dient een vrije ruimte te worden aangehouden van 2 meter vanaf de oever voor het uitvoeren van beheer en onderhoud en de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal;

26.1.2 Bouwregels

Om de onder 26.1.1. bedoelde kenmerken en waarden van het vaarwegbelang te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het toelaten van nieuwe functies of bebouwing of de uitbreiding van bestaande functies en bebouwing, dat voornoemde uitsluitend is toegestaan voorzover de belangen van het vaarwegbelang zich daartegen niet verzetten.

26.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 26.1.2. voor het toelaten van nieuwe functies of bebouwing of de uitbreiding van bestaande functies en bebouwing indien:

a. het vaarwegbelang niet wordt geschaadt;

b. de provincie akkoord is met het bouwplan.

26.2 vrijwaringszone - Molenbiotoop
26.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen.

26.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden voor het bouwen van bouwwerken de volgende bepalingen:

  • a. Binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

binnen de bebouwingscontouren:

  • b. Binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan 1/30ste van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

buiten de bebouwingscontouren:

  • c. Binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de bouwhoogte van nieuwe bouwwerken niet meer bedragen dan 1/100ste van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
26.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 1.2 voor het oprichten van nieuwe bouwwerken met een hogere bouwhoogte, indien:

  • a. er sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt; of
  • b. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  • c. de provincie akkoord is met het bouwplan.
26.2.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt voor bomen en hoogopgaand struikgewas de volgende bepaling:

  • a. Binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van bomen en hoogopgaand struikgewas niet meer bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
26.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het planten van bomen of hoogopgaand struikgewas, voorzover deze niet voldoet aan de volgende bepalingen:

binnen de bebouwingscontouren:

  • b. binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van nieuwe beplantingniet meer bedragen dan 1/30ste van de afstand tussen de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

buiten de bebouwingscontouren:

  • c. binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de hoogte van nieuwe beplanting niet meer bedragen dan 1/100ste van de afstand tussen de beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. er sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door ebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt; of
    • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
  • e. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
    • 2. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
26.3 vrijwaringszone - landgoedbiotoop
26.3.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor het beschermen en/of versterken van de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop:

  • a. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
  • b. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop of beide;
  • c. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte van de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
  • d. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
  • e. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.
26.3.2 Bouwregels

Om de onder artikel 25 lid 2.1 bedoelde kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop te beschermen geldt, tenzij deze kenmerken en waarden in de bestaande situatie al zijn aangetast, voor het bouwen op gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Vrijwaringszone - landgoedbiotoop' dat bouwwerken uitsluitend mogen worden opgericht indien en voor zover de belangen van het landgoed en/of de landgoedbiotoop zich daartegen niet verzetten.

26.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2.2 voor het oprichten van nieuwe bouwwerken, indien:

  • a. er sprake is van een groot algemeen en/of openbaar belang en er geen andere reĆ«le mogelijkheid is om dat belang te verwezenlijken;
  • b. de provincie akkoord is met het bouwplan.
26.4 milieuzone - geluidszone 50dB(A)
26.4.1 Algemeen

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - geluidszone 50 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.

26.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Geluidszone 50 dB(A) dat een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidgevoelig object, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde .

26.4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

26.5 milieuzone - geluidszone 55dB(A)
26.5.1 Algemeen

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - geluidszone 55 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.

26.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Geluidszone 55 dB(A)' dat een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidgevoelig object, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde .

26.5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

26.6 milieuzone - geluidszone 60dB(A)
26.6.1 Algemeen

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - geluidszone 60 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.

26.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Geluidszone 50 dB(A)' dat een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidgevoelig object, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde .

26.6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.