direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding
Plan: Morskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00078-0301

Artikel 20 Leiding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - leiding hoogspanning';
20.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 20.1. bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • b. Ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2. artikel 20 lid 2 sub b voor het bouwen ten behoeve van de overige geldende bestemmingen met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving genoemde leidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen
20.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 20 lid 4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
20.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 2. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.